Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-06-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:171
Zaaknummer
ZWB 21 - 2014
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft klager niet geïnformeerd over de door hem gevoerde procedure, heeft klager geen afschriften van de processtukken gestuurd, is geen schadestaatprocedure gestart, heeft klager aan zijn lot overgelaten bij het verkrijgen van medisch advies en heeft de vergoeding van de verzekeraar van klager ontvangen, zonder daarvoor de overeengekomen werkzaamheden te verrichten.
Inhoudsindicatie
Klacht gegrond. Schorsing één jaar onvoorwaardelijk. Tevens verzoek ex art 48 lid 7 Advocatenwet toegewezen
Uitspraak
Beslissing van 30 juni 2014
in de zaak ZWB 21 – 2014
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 29 januari 2014 met kenmerk K13-067 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2014 in aanwezigheid van klager. Verweerder is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 29 januari 2014 met de daarbij behorende bijlagen en van de nagekomen brief van klager van 7 april 2014.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 In 2008 heeft klager een bedrijfsongeval gehad waarbij zijn bovenbeenpees is gescheurd. Klager had derhalve letselschade na een arbeidsongeval. De Arbeidsinspectie heeft de zaak beoordeeld, maar een slecht advies uitgebracht. Omdat klager was verzekerd bij X heeft klager zich tot X gewend en is rechtsbijstand verleend door X. Omdat klager niet tevreden was over de advocate van X heeft klager een externe advocaat gezocht. Zo is klager medio 2009 bij verweerder terechtgekomen. Klager heeft de zaak aan verweerder voorgelegd en verweerder zou de zaak voor klager gaan behandelen. Verweerder heeft klager bijgestaan van medio 2009 tot medio 2013.
2.2 Op 14 december 2011 heeft de kantonrechter in Tilburg een vonnis gewezen. In het vonnis heeft de rechter klager voor de vaststelling van de begroting van de schade verwezen naar de schadestaatprocedure. Verweerder heeft die procedure echter nimmer opgestart.
2.3 Vanwege de slechte communicatie heeft klager in mei 2013 de samenwerking met verweerder opgezegd en zich gewend tot een andere advocaat, die voor hem de schadstaatprocedure zal starten.
2.4 Bij brief van 6 mei 2013 heeft klager zich met de onderhavige klacht tot de deken gewend. Bij brief van 7 augustus 2013 heeft klager zijn klacht nog aangevuld met een brief van zijn huidige advocaat, waaruit blijkt dat door verweerder niet wordt meegewerkt aan overdracht van het dossier, ondanks diverse en herhaalde verzoeken van de huidige advocaat van klager daartoe.
3 klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
3.1 klager van verweerder weinig informatie heeft ontvangen en nauwelijks op de hoogte is gehouden over de door verweerder gevoerde procedure;’
3.2 klager nimmer een afschrift heeft ontvangen van de inleidende dagvaarding en van het tussenvonnis van 5 oktober 2011;
3.3 verweerder de schadestaatprocedure niet is gestart;
3.4 verweerder klager aan zijn lot heeft overgelaten bij het verkrijgen van medisch advies;
3.5 verweerder de vergoeding van de verzekeraar van klager voor de door hem te verrichten werkzaamheden heeft ontvangen, zonder dat hij daarvoor de overeengekomen werkzaamheden heeft verricht;
3.6 verweerder niet meewerkt aan verzoeken tot overdracht van het dossier aan de nieuwe advocaat van klager.
4 VERWEER
4.1 Verweerder stelt voor wat betreft het eerste klachtonderdeel dat hij duidelijk met klager heeft afgesproken dat er niet steeds teruggekoppeld zou worden. Deze afspraak is volgens verweerder mondeling gemaakt. Verweerder geeft daarnaast aan dat hij klager zeer uitgebreid heeft geadviseerd over de procedure.
4.2 Voor wat betreft het tweede klachtonderdeel stelt verweerder dat de inleidende dagvaarding uitvoerig met klager is besproken. Datzelfde geldt voor het tussenvonnis. Verweerder heeft klager uitgelegd dat de werkgever van klager een bewijsopdracht had gekregen. Dit gesprek is bevestigd in een brief van 14 november 2011.
4.3 Voor wat betreft het derde en vierde klachtonderdeel stelt verweerder dat hij klager heeft verwezen naar X teneinde een rapportage te laten opstellen. Conclusie was dat er meer medische informatie nodig was om de schade te kunnen vaststellen. Deze medische gegevens heeft verweerder echter niet van klager ontvangen, zodat verweerder geen medisch adviseur kon inschakelen om de schade te berekenen. De schadestaatprocedure kon daardoor nog niet worden gestart.
4.4 Ten aanzien van het vijfde klachtonderdeel stelt verweerder zich op het standpunt dat hij met de verzekeraar van klager een vaste prijs is overeengekomen. Verweerder heeft diverse werkzaamheden verricht, maar geeft wel aan dat een deel van de door de verzekeraar aan hem betaalde vergoeding gecrediteerd moet worden nu klager een andere advocaat heeft ingeschakeld.
4.5 Op het laatste klachtonderdeel heeft verweerder in het geheel niet gereageerd.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel 1
5.1 Klager verwijt verweerder dat verweerder hem te weinig informatie heeft gegeven en hem nauwelijks op de hoogte heeft gehouden over de door verweerder voor klager gevoerde procedure. Klager heeft verweerder op 7 april 2010 voor het eerst gesproken. Verweerder heeft in dat gesprek aangegeven een brief te zullen sturen aan de werkgever van klager. Die brief is ook verstuurd, maar klager heeft daarvan geen afschrift ontvangen. Uit de e-mailwisseling die zich in het dossier bevindt blijkt dat daar wel meermalen door klager om is gevraagd. Verweerder reageerde echter niet op de verzoeken per e-mail en evenmin op telefoontjes van klager. Op 16 mei 2010 heeft klager daarover een boze mail aan verweerder gestuurd. De raad kan niet vaststellen uit de daarna volgende mailwisseling of alsnog een afschrift van de brief aan klager is verstrekt. Wel blijkt dat ook in de maanden nadien klager herhaaldelijk de aandacht van verweerder heeft proberen te krijgen voor zijn zaak. In het dossier bevinden zich diverse e-mails van klager waarin hij verweerder dringend verzoekt om te reageren. De raad verwijst in dit verband naar de e-mails van 21 februari 2011, 12 juli 2011 en 21 augustus 2011.
5.2 Uit de hiervoor aangehaalde voorbeelden en de overige zich in het dossier bevindende vergelijkbare mails blijkt dat klager verweerder bij herhaling heeft gevraagd om hem te informeren over de voortgang van de door verweerder gevoerde procedure. Uit de door klager overgelegde stukken blijkt duidelijk dat klager zeer ontevreden was over de wijze waarop verweerder met hem communiceerde. Verweerder heeft enkel aangegeven dat hij met klager zou hebben afgesproken dat slechts mondeling zou worden teruggekoppeld. Het bestaan van deze afspraak wordt door klager betwist en blijkt bovendien niet uit het dossier. Van een advocaat mag, mede op grond van gedragsregel 8, verwacht mag worden dat hij een goed contact houdt met zijn cliënt, reageert op redelijke verzoeken om informatie, zijn cliënt informeert over de voortgang van de zaak en belangrijke afspraken schriftelijk bevestigt. De raad is van oordeel dat verweerder is tekort geschoten in deze informatieverplichting jegens klager. Het eerste klachtonderdeel is derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel 2
5.3 Ook het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op de gebrekkige communicatie tussen klager en verweerder. Klager verwijt verweerder dat hij nimmer een afschrift heeft ontvangen van de inleidende dagvaarding en van het tussenvonnis van 5 oktober 2011.
5.4 Gedragsregel 8 schrijft voor dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte moet brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil dient de advocaat belangrijke informatie en afspraken bovendien schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Door verweerder wordt niet gesteld dat de inleidende dagvaarding en het tussenvonnis van 5 oktober 2011 aan klager zijn toegezonden. Verweerder geeft enkel aan dat hij deze stukken mondeling met klager heeft doorgenomen.
5.5 Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dat de advocaat verplicht is om zijn cliënt op correcte wijze omtrent de voortgang van de door hem gevoerde procedures op de hoogte te houden en daartoe is het toezenden van afschriften van de processtukken wel het minste dat de client mag eisen. Verweerder heeft hieraan niet voldaan. Klager heeft immers nimmer afschriften van de processtukken ontvangen. Ook het tweede klachtonderdeel is derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel 3 en 4
5.6 Het derde en vierde klachtonderdeel hangen dusdanig nauw met elkaar samen dat de raad deze gezamenlijk zal behandelen. Klager verwijt verweerder dat hij de schadestaatprocedure nimmer is gestart en klager aan zijn lot heeft overgelaten bij het verkrijgen van medisch advies. Door verweerder is in eerste instantie een procedure bij de kantonrechter gestart waarin de aansprakelijkheid van de werkgever van klager is vastgesteld. Nadat in die procedure een eindvonnis was gewezen, diende de schadestaatprocedure te worden gevoerd. Verweerder had derhalve moeten werken aan het verzamelen van de bewijzen die nodig waren voor het vaststellen van de hoogte van de door klager geleden schade. Verweerder kan niet van klager verwachten dat klager dat zelfstandig doet. Verweerder dient klager daarin te begeleiden en klager te verwijzen naar de juiste instanties. In zijn opdrachtbevestiging geeft verweerder bovendien aan dat hij klager zal verwijzen naar zijn medisch adviseur. Uit het dossier is echter niet gebleken dat verweerder dit heeft gedaan. Uit het dossier blijkt enkel dat verweerder klager heeft verzocht om loonstroken over te leggen maar niets wijst erop dat verweerder klager heeft verwezen naar een verzekeringsgeneeskundige, arbeidsdeskundige of ander medisch specialist die klager kon helpen bij de schadevaststelling. De raad is derhalve van oordeel dat verweerder onvoldoende actief aan de slag is gegaan met het voorbereiden en opstarten van de schadestaatprocedure, en bovendien is tekort geschoten in de begeleiding van klager bij het vinden van een medisch adviseur. Klager mocht ook op dit vlak meer van verweerder verwachten. Ook de klachtonderdelen 3 en 4 zijn derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel 5
5.7 Het vijfde klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerder de vergoeding van de verzekeraar van klager voor de door hem te verrichten werkzaamheden heeft ontvangen, zonder dat hij daarvoor die werkzaamheden heeft verricht. Uit de opdrachtbevestiging van verweerder blijkt dat de verzekeraar van klager en verweerder een vast honorarium zijn overeengekomen, welk honorarium door de verzekeraar van klager ook daadwerkelijk aan verweerder is betaald. Verweerder zou voor dit honorarium de schadestaatprocedure voeren en daarnaast ook de procedure in hoger beroep. Vast staat dat in elk geval de schadestaatprocedure niet is gevoerd. De procedure in hoger beroep is wel gevoerd, maar zonder medeweten van klager en bovendien tegen de kennelijke wil van klager.
5.8 Daarnaast valt over de kwaliteit van de door verweerder verrichte werkzaamheden te twisten. Nu de schadestaatprocedure in ieder geval niet is gevoerd, terwijl die wel onderdeel uitmaakte van de door verweerder met de verzekeraar van klager gemaakte prijsafspraak, staat vast dat verweerder inderdaad een bedrag van de verzekeraar van klager heeft ontvangen zonder dat hij de daarvoor overeengekomen werkzaamheden heeft verricht. Verweerder heeft in zijn reactie aangegeven dat dit juist is en dat er dus een gedeelte van het door hem ontvangen honorarium aan klager moet worden gerestitueerd. Dit is echter niet gebeurd, terwijl het op de weg van (uitsluitend) verweerder lag. Klachtonderdeel 5 is derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel 6
5.9 Het laatste klachtonderdeel heeft betrekking op de overdracht van het dossier door verweerder aan de nieuwe advocaat van klager. De nieuwe advocaat van klager heeft verweerder op 17 mei 2013 verzocht om overdracht van het dossier. Uiteindelijk heeft het tot medio augustus 2013 geduurd voordat het dossier daadwerkelijk is overgedragen. Verzoeken om overdracht werden door verweerder niet beantwoord en terugbelverzoeken werden genegeerd. Er is niet gebleken van een reden waarom het dossier niet direct kon worden overgedragen. Verweerder heeft niet op dit klachtonderdeel gereageerd. Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat ook dit laatste klachtonderdeel gegrond is.
Verzoek ex art 48 lid 7 Advocatenwet
5.10 Klager heeft de raad verzocht om uit te spreken dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. Nu uit de gegrondverklaring van de klachten blijkt dat verweerder inderdaad niet de vereiste zorgvuldigheid jegens klager in acht heeft genomen, zal de raad het verzoek van klager op grond van artikel 48 lid 7 van de Advocatenwet toewijzen.
6. MAATREGEL
6.1 De ernst van het verweerder tuchtrechtelijk verweten handelen, gevoegd bij de grote omvang van de voor klager hieraan verbonden nadelige gevolgen, rechtvaardigt op zichzelf een zware maatregel.
6.2 De onderhavige klacht staat bovendien niet op zichzelf. Er zijn nog andere klachten van een individuele klager (bij de raad geregistreerd onder nrs. ZWB 384-2013 en ZWB 10-2014), welke klachten in de vandaag genomen beslissingen tot gegrond zijn verklaard en waarin de ernst van het verweerder tuchtrechtelijk verweten handelen, gevoegd bij de grote omvang van de voor die klagers daaraan verbonden nadelige gevolgen, eveneens een zware maatregel rechtvaardigt.
6.3 Verweerder heeft het vertrouwen van zijn cliënten in zijn eigen beroepsuitoefening en in de advocatuur in het algemeen in ernstige mate beschadigd. Verweerder is voorts ernstig tekort geschoten in de zorg die hij zijn cliënten verschuldigd was. Verweerder heeft geen inzicht getoond in de door hem gemaakte misslagen, heeft niet van eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen geleerd en heeft niet aangetoond dat enige verbetering is te verwachten.
6.4 Op grond van de ernst van de in voormelde drie zaken in zijn totaliteit aan verweerder verweten gedragingen, komt de raad tot de conclusie dat het niet verantwoord is dat verweerder zijn praktijk als advocaat nog langer uitoefent. De raad zal aan verweerder de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één jaar opleggen. Gelet op het feit dat verweerder bij beslissing van 25 november 2013 is geschrapt van het tableau, welke beslissing inmiddels door het Hof van Discipline is bekrachtigd, zal deze schorsing pas ten uitvoer worden gelegd op het moment dat verweerder wederom als advocaat wordt ingeschreven.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond en legt terzake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één jaar;
- bepaalt dat de opgelegde schorsing in gaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit andere hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend hieraan;
- draagt de deken op om deze beslissing openbaar te maken op de in het arrondissement Zeeland-West-Brabant gebruikelijke wijze;
- spreekt uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulp betaamt.
Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 1 juli 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:
- klager
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl