Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:42

Zaaknummer

L 42 - 2014

Inhoudsindicatie

Geen concrete feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat klaagster niet eerder dan pas na 4 1/2 jaar jaar klacht heeft kunnen indienen.

Inhoudsindicatie

Kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

Beslissing van 5 maart 2014

in de zaak L 42-2014

naar aanleiding van de klacht van:

 

A.        

 

 

klaagster

 

 

tegen:

 

 

B.

 

verweerster

 

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement van 18 februari 2014 met kenmerk DOK 212 , door de raad ontvangen op 19 februari 2014 , en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerster heeft klaagster in een huurgeschil bijgestaan in de periode juli – oktober 2008. De verhuurster had in rechte ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd.

1.2         Verweerster heeft bij brief dd. 22 september 2008 aan klaagster bevestigd dat zij tijdens de telefonische bespreking van de door verweerster opgestelde conclusie van antwoord tot de conclusie was gekomen, dat klaagster onvoldoende vertrouwen in haar had. Verweerster heeft gelet op deze vertrouwensbreuk haar werkzaamheden voor klaagster neergelegd en klaagster bij voormelde brief gewezen op de termijn waarop de conclusie van antwoord genomen diende te zijn. Zij adviseerde klaagster zich zo snel mogelijk tot een andere advocaat te wenden.

1.2         Op 25 september 2008 heeft een gesprek tussen klaagster, verweerster en een kantoorgenoot van verweerster plaatsgevonden. Verweerster heeft dit gesprek op dezelfde dag schriftelijk bevestigd. Zij zegde toe het dossier aan de inmiddels door klaagster aangezochte opvolgende advocaat te zullen toesturen.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.        tijdens de behandeling van het dossier van klaagster door verweerster brieven in het ongerede zijn geraakt

2.        verweerster, nadat klaagster haar verzocht getuigen op te roepen, de opdracht van klaagster zonder grondige reden heeft neergelegd. Als zij dit niet had gedaan, had de zaak misschien al eerder een andere wending gekregen.

3.         verweerster bewust brieven van klaagster heeft achtergehouden ten gunste van de wederpartij van klaagster. Verweerster kende de vriendin van de buurman van klaagster en heeft zich daardoor schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling.

4.         klaagster niet naar behoren is vertegenwoordigd en daarvan nog altijd de gevolgen ervaart. De huidige situatie waarin klaagster verkeert is daarvan een direct gevolg.

 

 

3.           VERWEER    

3.1         Verweerster heeft in oktober 2008 haar werkzaamheden voor klaagster beëindigd. Klaagster is op 13 april 2013, derhalve bijna vijf jaar later, overgegaan tot indiening van een klacht. Klaagster heeft niet binnen een redelijke termijn geklaagd en dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.2         Tussen klaagster en verweerster bestond een onoplosbaar verschil van mening over de wijze waarop de zaak van klaagster diende te worden behandeld. Ingevolge gedragsregel 9 lid 2 diende verweerster zich daarom als advocaat terug te trekken.

3.3         Klaagster heeft een kopie van het complete dossier ontvangen. Verweerster heeft in oktober 2008 het dossier desgevraagd aan de opvolgende advocaat toegezonden. Klaagster heeft nimmer gemeld dat er stukken ontbraken.

3.4         Het is juist dat verweerster een van de buren van klaagster kende. Zij heeft dit met klaagster besproken en zij vond dit geen probleem. Verweerster heeft klaagster overigens niet bijgestaan in een procedure tegen de buren, maar tegen de verhuurster. Niet valt in te zien waaruit de belangenverstrengeling zou hebben bestaan.

 

4.           ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Verweerster heeft in de periode juli- oktober 2008 werkzaamheden voor klaagster verricht. Klaagster heeft zich in april 2013, derhalve vier en een half jaar later, bij de deken beklaagd over het optreden van verweerder.

4.3         Hoewel in het tuchtrecht voor advocaten geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht bestaan brengt de rechtszekerheid voor een advocaat met zich mee dat door hem  verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld. De rechtszekerheid voor de advocaat dient te worden afgewogen tegenover het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd. De voorzitter zal de ontvankelijkheid van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.

 

4.4         Verweerster heeft haar werkzaamheden voor klaagster eind september 2008 beëindigd. Klaagster heeft vervolgens vier en half jaar gewacht met het indienen van een klacht tegen verweerster. Nu klaagster geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat zij zich niet eerder met een klacht tot de deken heeft kunnen wenden, noch daarvan bewijs overlegt, dient de rechtszekerheid voor verweerster, dat zij erop mag vertouwen dat haar optreden na een zo lange periode niet meer ter discussie wordt gesteld,te prevaleren. De stelling van klaagster dat zij zich reeds in 2012 tot de deken van het voormalige arrondissement Roermond heeft gewend, maakt dit niet anders, aangezien ook indien die datum als de datum van indiening klacht zou worden beschouwd geen sprake is van een redelijke termijn waarbinnen de klacht is ingediend.

 

4.5         De voorzitter zal de klacht op grond van het bovenstaande als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 5 maart 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 maart 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.