Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:61

Zaaknummer

L 341 - 2013

Inhoudsindicatie

Verzet niet binnen 14 dagen na verzending voorzittersbeslissing ingediend. Verzet niet ontvankelijk

Uitspraak

 

Beslissing van 31 maart 2014

in de zaak L 341 - 2013

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 3 december 2013 op de klacht van:

 

                  

 

 

klaagster

 

tegen:

                  

 

 

                                        verweerster

 

 

1       Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van november 2013 met kenmerk DOK 256, door de raad ontvangen op 8 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 3 december 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 december 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3      Bij brief van 20 december 2013, door de raad ontvangen op 24 december 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 27 januari 2014. Zowel klaagster als verweerster hebben de raad schriftelijk bericht dat zij niet ter zitting zullen verschijnen. Van de behandeling is derhalve geen proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-     de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en van het verzetschrift van klaagster van 20 december 2013, met bijlagen;

-     daarnaast heeft de raad kennisgenomen van de nagekomen brief van verweerster van 7 januari 2014 en van de nagekomen brief van klaagster van 10 januari 2014.

 

 

2       FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet kan, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan:

2.1      Verweerster heeft klaagster in 2008 bijgestaan in een geschil met de verhuurder van de woning van klaagster, verder te noemen X. X vorderde in kort geding ontruiming van de woning door klaagster. Het kort geding is twee maal ter zitting aangehouden. Klaagster heeft uiteindelijk een andere door X aangeboden woning geaccepteerd, waarna de vordering in kort geding is ingetrokken.

2.2      Verweerster heeft klaagster in 2008 tevens bijgestaan in een procedure tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap.

2.3      Verweerster is op 10 september 2012 op eigen verzoek geschrapt van het tableau voor advocaten.

2.4      Klaagster heeft zich bij brief van 3 juni 2013 beklaagd over het optreden van verweerster.

 

3       klacht EN VERZET

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1)    verweerster vals en partijdig was, niet eerlijk en open in haar advies en herhaaldelijk beloftes niet is nagekomen;

2)    verweerster buiten klaagster om een regeling met de wederpartij heeft getroffen;

3)    verweerster heeft toegelaten dat klaagster tijdens de zitting in kort geding werd gediscrimineerd, vernederd en bedreigd;

4)    verweerster niets heeft gedaan inzake de afwikkeling van de boedelscheiding tussen klaagster en haar ex-partner.

 

4.      DE GRONDEN VAN HET VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de klacht van klaagster niet alleen betrekking heeft op gedragingen van verweerster in 2008, maar vanaf 2008. Als gevolg van het handelen van verweerster heeft klaagster in de periode 2009 tot en met heden nog schade geleden. Klaagster heeft nog altijd een geschil met X. Klaagster geeft daarnaast aan dat zij vanwege haar ernstig toenemende gezondheidsklachten niet eerder in staat was om bij de deken te klagen over het handelen van verweerster.

 

5.      VERWEER

5.1      In kort geding hebben twee behandelingen plaatsgevonden. De voorzieningenrechter heeft tijdens een tweede mondelinge behandeling op ongewoon duidelijke wijze laten doorschemeren dat hij de eis tot ontruiming zou toewijzen indien klaagster een aanbod tot vervangende woonruimte zou blijven weigeren.

5.2      De voorzieningenrechter heeft de ex van klaagster als informant gehoord. Deze gaf een voor klaagster negatieve verklaring. Verweerster kon dit niet voorkomen.

5.3      Klaagster verzocht verweerster vervolgens haar bij te staan terzake van een geschil over de servicekosten betreffende haar nieuwe woning. Verweerster heeft deze zaak niet aanvaard aangezien in deze kwestie geen toevoeging werd verstrekt en de kosten van rechtsbijstand een veelvoud zouden bedragen van het bij de zaak gemoeide financiële belang.

5.4      Toen klaagster wenste dat de zaak betreffende de afwikkeling van de verdeling van de boedelgemeenschap tussen klaagster en haar ex-partner werd opgepakt, was verweerster doende haar praktijk aan haar kantoorgenoot over te dragen. Verweerster heeft klaagster hiervoor derhalve naar haar kantoorgenoot doorverwezen.

 

6.      BEOORDELING VAN HET VERZET

6.1     Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kon klaagster binnen 14 dagen na verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing schriftelijk verzet instellen bij de raad. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de 14e dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.

6.2     In het onderhavige geval is de voorzittersbeslissing aan klaagster in afschrift verzonden op 9 december 2013. Dit betekent dat de termijn van 14 dagen gaat lopen op 10 december 2013 en derhalve verstrijkt op 23 december 2013. Het verzetschrift van klaagster is ontvangen op 24 december 2013 en is derhalve te laat ontvangen.

6.3     Klaagster heeft aangegeven dat zij niet binnen de termijn van 14 dagen verzet kon instellen omdat haar gezondheid het niet toeliet dat zij in de drukte voor de feestdagen naar het postkantoor zou gaan om aldaar in de rij te staan om het verzetschrift aangetekend te kunnen versturen. De raad is van mening dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Klaagster geeft namelijk niet aan waarom zij tot de laatste dag van de termijn heeft gewacht met het versturen van het verzet. Klaagster had het verzet al eerder kunnen indienen.

6.4     Nu klaagster het verzet niet tijdig heeft ingediend, is klaagster niet ontvankelijk.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet niet ontvankelijk.

 

 

 

Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, J.F.E. Kikken, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 maart 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 1 april 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        klaagster

-        verweerster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.