Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:320

Zaaknummer

128/13

Inhoudsindicatie

Een advocaat mag zich niet rechtstreeks tot de wederpartij wenden als hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat. Dat mag alleen als het een gaat om en aanzegging met rechtsgevolg. Daarvan was in casu geen sprake. Klacht gegrond; enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 24 oktober 2014

in de zaak 128/13

naar aanleiding van de klacht van:

 

mevrouw [    ]

klaagster

gemachtigde: mr. [    ]

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 5 november 2013 met kenmerk 44/13/27, door de raad ontvangen op 6 november 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 augustus 2014 in aanwezigheid van klaagster vergezeld van haar gemachtigde, alsmede verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    brief van klaagster van 6 augustus 2014 met bijlage.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster is verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure met haar toenmalige echtgenoot. Verweerder trad op als advocaat van haar ex-echtgenoot. Mr. Z. was advocaat van klaagster. Sedertdien wordt onderhandeld over onder meer de boedelscheiding. Deze onderhandelingen zijn langdurig en vinden plaats met grote tussenpozen.

2.3    In mei 2012 leek overeenstemming te zijn bereikt. Mr. Z. heeft op 16 juli 2012 een concept convenant aan verweerder gestuurd, waarop verweerder heeft gereageerd bij brief van 31 oktober 2012. Vervolgens heeft mr. S. verweerder weer geschreven en wel op 18 januari 2013. Verweerder heeft vervolgens op 11 februari 2013 met zijn cliënt het door mr. Z. gestuurde concept besproken. Er was echter nog geen algehele overeenstemming over de inhoud van het convenant, want de cliënt van verweerder wenste een wijziging, waarop klaagster haar advocaat heeft laten weten dat zij wenste voort te procederen.

2.4    Mr. Z. heeft dit op 15 februari 2013 aan verweerder telefonisch meegedeeld. Tevens heeft hij laten weten dat hij die middag en de week erna niet bereikbaar was wegens vakantie. Aan de rechtbank is bericht dat er verder zal worden geprocedeerd.

2.5    Op 18 februari 2013 heeft verweerder zich per brief rechtstreeks tot klaagster gewend, met een kopie aan mr. Z., onder meer met de sommatie dat zij dient over te gaan tot ondertekening van het convenant en met de aanzegging dat bij gebreke daarvan zijn cliënt aanspraak maakt op schadevergoeding etc.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder zich rechtstreeks tot klaagster heeft gewend, terwijl hij wist dat klaagster door een advocaat werd bijgestaan en haar advocaat daarvoor geen toestemming had gegeven. Het ging niet om een aanzegging met rechtsgevolg, die niet anders zou kunnen worden gedaan dan rechtstreeks aan klaagster.

Door deze brief voelde klaagster zich belaagd, bedreigd en geïntimideerd, alsmede gechanteerd, te meer daar verweerder wist dat de advocaat van klaagster ten tijde van de ontvangst van de brief door klaagster op vakantie was, zodat klaagster geen contact kon opnemen met haar advocaat.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft aangevoerd dat hij zich rechtstreeks tot klaagster mocht wenden, omdat mr. Z. op vakantie was en verweerder hem geen toestemming kon vragen. Het betrof een aanzegging waarbij hij klaagster aansprakelijk stelde voor de door zijn cliënt te leiden schade wegens het afbreken van onderhandelingen. Voorts heeft hij klaagster rechtstreeks aangeschreven omdat hij in het kader van de procedure die brief aan de rechtbank kon overleggen zodat ter zitting kon worden gesproken over de onderhandelingen en over de vraag of er sprake was van het onrechtmatig afbreken van die onderhandelingen. Verweerder heeft een kopie van de desbetreffende brief per gelijke datum per post aan mr. Z. gestuurd. Verweerder heeft geenszins de bedoeling gehad klaagster te belagen, te bedreigen of te intimideren dan wel te chanteren.

4.2    Verweerder heeft voorts aangevoerd dat mr. Z. hem reeds op16 mei 2012 per e-mail had bericht dat er volledige overeenstemming was bereikt en dat hij een concept convenant zou opstellen. Dit concept is bij brief van 16 juli 2012 aan verweerder gestuurd. Daarop is met tussenpozen nog gecorrespondeerd. Uiteindelijk heeft mr. Z. bij brief van 18 januari 2013 aan verweerder het laatste concept gestuurd. Op één uitzondering na was de cliënt van verweerder daarmee akkoord. Klaagster kon zich daarin niet vinden en heeft laten weten dat er maar voortgeprocedeerd moest worden. Verweerder leidt uit diverse uitspraken van raden van discipline, als genoemd in zijn brief van 12 maart 2013 aan de deken, af dat rechtstreeks contact met de wederpartij op grond van de litigieuze gedragsregel niet is toegestaan tenzij sprake is van de in lid 2 van Gedragsregel 18 genoemde uitzondering. Daarvan was, volgens verweerder, sprake.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van mening dat de litigieuze brief van verweerder aan klaagster van 18 februari 2013 geen aanzegging met rechtsgevolg betreft. Verweerder gaat uitvoerig op de onderlinge geschilpunten in en schetst het verloop van de zaak. Ook geeft hij uitvoerig aan op welke punten overeenstemming zou zijn bereikt, terwijl klaagster van mening is dat mr. Z. nu juist kenbaar heeft gemaakt dat dat niet geval was. Voorts citeert verweerder uitvoerig een arrest van de Hoge Raad op grond waarvan hij meent dat klaagster met het convenant moest instemmen.

5.2    Voor zover de litigieuze brief al gericht is op enig rechtsgevolg is niet gebleken van enige noodzaak om de aanzegging rechtstreeks aan de wederpartij te doen. Ook van een andere rechtens aanvaardbare reden om de aanzeggingen niet aan de advocaat van klaagster te doen is niet gebleken. Ten aanzien van de door verweerder aangehaalde uitspraken van andere raden van discipline geeft verweerder niet aan wat de betekenis van deze uitspraken is in verband met de onderhavige klachtzaak. De klacht is, naar het oordeel van de raad, gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende komt de raad tot onderstaande maatregel.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. M.I. van Horssen-Bok, G.J. van der Veer, P.H.F. Yspeert, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 oktober 2014.

 

griffier                                                          voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl