Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:8

Zaaknummer

ZWB 388 - 2013

Inhoudsindicatie

Juiste waardering van de proceskansen in appel gemaakt. Dit blijkt uit het met succes voeren van een strafmaatverweer. Klacht kennelijk ongegond.

Uitspraak

 

Beslissing van 16 januari 2014

in de zaak ZWB 388-2013

naar aanleiding van de klacht van:

A.

klager

 

tegen:

 

B.

verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant van 18 december 2013 met kenmerk K 13-052b , door de raad ontvangen op 23 december 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.1         FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klaagster is bij verstekvonnis van de politierechter dd. 12 augustus 2008 veroordeeld tot 60 uren taakstraf, wegens het opzettelijk niet verstrekken van informatie aan haar uitkeringsverstrekker, terwijl deze informatie van belang was voor haar uitkering. Op 31 augustus 2008 is voormeld vonnis aan klaagster betekend. De appeltermijn verstreek op 15 september 2008. Klaagster heeft per e-mail aan de rechtbank hoger beroep ingesteld, maar het beroepschrift/ de email heeft het Openbaar Ministerie niet bereikt.

1.2         Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat voormeld vonnis op 15 september 2008 onherroepelijk is geworden. De door klaagster niet verrichte werkstraf werd omgezet in vervangende hechtenis. Het Openbaar Ministerie is in maart 2012 overgegaan tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. De ouders van klaagster hebben zich toen tot het kantoor van verweerder gewend met het verzoek de invrijheidsstelling van klaagster te bewerkstelligen. De ouders van klaagster hebben aan het kantoor van verweerder een voorschot ad €1.487, - betaald.

1.3         Een kantoorgenoot van verweerder, verder te noemen mr. X, heeft vervolgens namens klaagster drie verzoeken tot invrijheidsstelling bij het Openbaar Ministerie ingediend. Mr. X beriep zich namens klaagster op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding door klaagster bij het instellen van het appel. De behandeling van (de ontvankelijkheid van) het appel stond in april 2012 op de rol van het gerechtshof. Toen de ouders van klaagster op 14 maart 2012 een e-mail overlegde waaruit bleek dat klaagster had bedoeld tijdig appel in te stellen, is klaagster onmiddellijk in vrijheid gesteld.

1.4         Het door klaagster ingestelde hoger beroep is door het gerechtshof alsnog in behandeling genomen. In de appelprocedure is klaagster door verweerder bijgestaan.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.        verweerder klaagster in de appelprocedure niet tot de volle letter van de wet heeft verdedigd, aangezien klaagster is veroordeeld voor iets wat zij niet heeft gedaan;

2.        klaagster beroep in cassatie heeft moeten instellen, wat niet nodig was geweest als verweerder zijn werk goed had gedaan.

 

3.                VERWEER

3.1            Uit het dossier bleek dat de werkbriefjes, waarop geen melding was gemaakt van de betaalde baan van klaagster, waren voorzien van de handtekening van klaagster. Het handschrift op de werkbriefjes kwam overeen met het handschrift van klaagster in de rest van het dossier. Er waren geen argumenten aanwezig voor een vrijspraakverweer. Verweerder heeft zich daarom moeten beperken tot een strafmaatverweer. Verweerder heeft dit met klaagster besproken. Hij heeft met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van klaagster diverse deskundigen geraadpleegd.

3.2            De advocaat -generaal heeft gerekwireerd tot een schuldigverklaring zonder strafoplegging, wat door het gerechtshof vervolgens is uitgesproken.

3.3            Dat klaagster niet is vrijgesproken ligt aan de feiten in het dossier, ter zake valt verweerder niets te verwijten.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd. Klaagster stelt weliswaar dat de werkbriefjes niet door haar zijn ingevuld, maar zij levert geen bewijs van deze stelling. Verweerder kon daarom niet anders dan uit gaan van hetgeen hij in het dossier aantrof: werkbriefjes door klaagster ondertekend. Dat verweerder daarentegen een juiste waardering van de proceskansen van klaagster heeft gemaakt blijkt uit het met succes voeren van een strafmaatverweer. Ter zake valt verweerder dan ook geen enkel tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.2         Nu niet is komen vast te staan dat verweerder de belangen van klaagster in de appelprocedure onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd, kan ook het tweede onderdeel van de klacht niet tot gegrondheid leiden. 

4.3         De voorzitter zal de klacht op grond van het bovenstaande in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

BESLISSING

 

De voorzitter :

 

wijst de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 16 januari 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 januari 2014

 

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klaagster

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

 Brabant.

 

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.