Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:120

Zaaknummer

ZWB 269 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft bij brief in duidelijke bewoordingen aan klager te kennen gegeven dat zij optrad voor de ex-echtgenote van klager. Deze brief was in heldere bewoordingen opgesteld en gaf geen aanleiding tot enig misverstand daarover. Het was de keuze van klager om zich niet tot een eigen advocaat te wenden en in te stemmen met het door verweerster opgestelde echtscheidingsconvenant.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 19 mei 2014

in de zaak ZWB 269-2013

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

gemachtigde :

 

tegen:

 

 

 

                                        verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

 

1.1      Bij brief aan de raad van 9 september 2013 met kenmerk K13-027, door de raad ontvangen op 10 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 maart 2014 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken d.d. 9 september 2013, met bijlagen.

 

 

2          FEITEN

 

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

 

2.1      Op 27 januari 2011 heeft de ex-echtgenote van klager zich tot verweerster gewend met het verzoek een echtscheidingsprocedure op te starten. Op 7 februari 2011 heeft een gesprek tussen de ex-echtgenote van klager, klager en verweerster plaatsgevonden. Verweerster heeft bij brief d.d. 16 februari 2011 aan klager onder meer het volgende geschreven : “Wij kwamen dan ook overeen dat ik (…..de ex-echtgenote van klager) als advocaat zal vertegenwoordigen, doch dat wanneer (…..klager) kan instemmen met de inhoud van alle stukken hij op deze wijze geen advocaat hoeft in te schakelen om hem te vertegenwoordigen. Wel wil ik (……klager) erop wijzen dat het hem te allen tijde vrij staat om juridisch advies in te winnen omtrent de door mij op te stellen stukken, te weten het ouderschapsplan en het convenant. Wanneer de echtscheiding in onderling overleg kan plaatsvinden heeft (klager) wel aangegeven voor de helft te willen bijdragen in de kosten van de procedure te weten de helft van de kosten van de eigen bijdrage ter zake de toevoeging en de helft van de kosten ter zake de griffierechten.”

 

2.2      De advocaat van klager heeft zich bij brief d.d. 9 mei 2012 gewend tot de ex-echtgenote van klager in verband met een door klager gewenste wijziging van het ouderschapsplan en de kinderalimentatie.

 

2.3      Verweerster heeft bij brief dd. 6 juli 2012 aan de advocaat van klager bericht de ex-echtgenote van klager in de alimentatiekwestie te zullen bijstaan. Zij berichtte de ex-echtgenote van klager ook in de echtscheidingsprocedure te hebben bijgestaan en het convenant tussen partijen te hebben opgesteld.

 

2.4      Klager heeft bij brief van 15 augustus 2012 verzocht om de omgang met de minderjarige zoon van partijen in de herfstvakantie vast te leggen. Verweerster heeft klager bij brief van 27 augustus 2012 bericht deze kwestie zo spoedig mogelijk aan haar cliënte voor te leggen en daarop terug te zullen komen.

 

2.5      Verweerster berichtte bij brief d.d. 20 december 2012 aan de advocaat van klager dat haar cliënte akkoord ging met een door klager gewenste (en van de tussen partijen getroffen omgangsregeling afwijkende) omgang in de periode 27 december 2012 – 6 januari 2013, op voorwaarde dat klager een kopie van zijn jaaropgave 2010 en 2011 met bijbehorende salarisstroken over zou leggen.

 

 

3          klacht

 

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

1.    verweerster in een procedure betreffende de wijziging van alimentatie en het ouderschapsplan namens de ex-echtgenote van klager optrad tegen klager, terwijl zij in 2011 bij de opstelling van het convenant, het ouderschapsplan, de berekening van de behoefte van het kind en de draagkracht van klager en het vaststellen van een omgangsregeling voor klager en zijn ex-echtgenote gezamenlijk had opgetreden; verweerster heeft aldus gehandeld in strijd met gedragsregel 7;

2.    verweerster de voortgang van de zaak heeft gehinderd door een brief van 15 augustus 2011 over de omgangsregeling met de kinderen in de herfstvakantie op 27 augustus 2011 nog niet te hebben doorgezonden aan haar cliënte.

3.    verweerster het minderjarige kind van partijen heeft ingezet als chantagemiddel, door slechts met omgang van klager met het kind in de kerstvakantie in te stemmen indien klager financiële bescheiden over zou leggen in verband met de berekening van de alimentatie.

 

 

4          VERWEER

 

4.1      De ex-echtgenote van klager heeft zich op 27 januari 2011 tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in een echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft met klaagster gesproken over de gevolgen van de echtscheiding. Vervolgens heeft op 7 februari 2011 een tweede gesprek plaatsgevonden waarbij ook klager aanwezig was. Verweerster is niet opgetreden als mediator, maar uitdrukkelijk als advocaat van de echtgenote van klager. Verweerster heeft dit aan klager voorgehouden en tevens dat hij de vrijheid hield zich tot een eigen advocaat te wenden. Klager heeft hiervan afgezien en zelf aangeboden de helft van de kosten te willen betalen. Verweerster heeft bovenstaande bij brief d.d. 16 februari 2011 bevestigd.

 

4.2      Verweerster heeft op 27 augustus 2012 aan de advocaat van klager bericht dat de in de fax van 15 augustus 2012 gestelde reactietermijn voor haar niet haalbaar was. Verweerster heeft op 9 september 2012 uitsluitsel gegeven over de door klager gewenste omgang in de herfstvakantie, welke omgang ook heeft plaatsgevonden.

 

4.3      Klager wenste een van de gemaakte afspraken afwijkende omgang voor de kerstvakantie. Daarvoor had hij instemming van zijn ex-echtgenote nodig. Zij wenste te beschikken over de jaaropgaven van klager en heeft geprobeerd dit tegen elkaar uit te ruilen. Klager weigerde zijn medewerking, waarna zijn ex-echtgenote vasthield aan het geldende ouderschapsplan. Zij stond hiermee in haar recht. Verweerster heeft enkel het standpunt van haar cliënte aan klager medegedeeld.

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      Klager beklaagt zich erover dat verweerster eerst is opgetreden als gezamenlijk advocaat van klager en zijn ex-echtgenote en later namens zijn ex-echtgenote tegen hem. De raad onderschrijft de stelling van klager dat verweerster in 2011 als gezamenlijk advocate van klager en zijn echtgenote heeft opgetreden niet. Verweerster heeft bij brief d.d. 16 februari 2011 in duidelijke bewoordingen aan klager te kennen gegeven dat zij optrad voor de echtgenote van klager en dat hij zich desgewenst ook tot een advocaat kon wenden. Deze brief was in heldere bewoordingen opgesteld en kon objectief beschouwd geen aanleiding geven tot misverstand. Het was de keuze van klager om zich niet tot een eigen advocaat te wenden en om in te stemmen met het door verweerster opgestelde echtscheidingsconvenant.

 

5.2      Dat verweerster - zoals van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht - in overleg met haar cliënte bij het opstellen van het convenant rekening heeft gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klager, betekent niet dat zij als gezamenlijk advocaat van beide partijen optrad. Het moge zo zijn dat klager, zoals namens hem ter zitting is gesteld, het zelf zo heeft ervaren dat verweerster als gezamenlijk advocaat optrad, maar dat werd er niet door veroorzaakt dat verweerster heeft zich als zodanig presenteerde of opstelde. De raad zal het eerste klachtonderdeel ongegrond verklaren.

 

5.3      Nu namens klager ter zitting is verklaard dat klager het standpunt van de deken ten aanzien van de klachtonderdelen 2 en 3 accepteert en deze onderdelen niet langer handhaaft, behoeft op de klachtonderdelen 2 en 3 door de raad niet meer te worden beslist.

 

 

 

BESLISSING

 

 

De raad van discipline:

 

 

verklaart onderdeel 1 van de klacht ongegrond;

 

stelt vast dat door de raad op de klachtonderdelen 2 en 3 niet behoeft te worden beslist.

 

 

 

 Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen , voorzitter, mrs. S.A.R. Lely,

A.L.W.G. Houtakkers, L.W.M. Caudri en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 mei 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 mei 2014

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

       Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager

-        de deken van de orde van advocaten te    

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda  

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl