Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-04-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:47
Zaaknummer
R.4320/13.227
Inhoudsindicatie
Klacht dat verweerder in de belangenbehartiging is tekortgeschoten bij de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen klager en zijn ex-echtgenote. Verweerder is als opvolgende advocaat bij de zaak betrokken geraakt en uit de omstandigheden van de zaak concludeert de raad dat verweerder op een rijdende trein is gesprongen, die zijn eindbestemming vrijwel bereikt had. De marges om nog wijziging te brengen in de vaststellingsovereenkomst waren gering. De getekende overeenkomst is de resultante van enkele weken intensief overleg, waarbij klager steeds betrokken is geweest. Klacht ongegrond.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 4 september 2013, door de raad ontvangen op 5 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 februari 2014 in aanwezigheid van klager, die werd bijgestaan door mr. J., advocaat te Hoofddorp, alsmede verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure tegen mevrouw L.
2.3 In de periode tot juli 2009 is klager door een of meer andere advocaten bijgestaan.
2.4 Vanaf 23 juli 2009 heeft klager de behartiging van zijn belangen aan verweerder opgedragen.
2.5 Toen verweerder zijn werkzaamheden aanving, was tussen de vorige advocaat en de advocaat van de wederpartij een concept vaststellingsovereenkomst opgesteld, terzake waarvan de wederpartij nakoming vorderde. Daartoe had de wederpartij een kort geding aangespannen.
2.6 Verweerder heeft de belangen van klager in het kort geding, dat werd behandeld ter zitting van 30 juli 2009, behartigd.
2.7 De uitkomst van de zitting was dat de voorzieningenrechter de behandeling heeft aangehouden pro forma tot 26 september 2009 in afwachting van de mogelijke totstandkoming van een minnelijke regeling.
2.8 In de periode na de mondelinge behandeling heeft verweerder namens klager met de wederpartij onderhandeld over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst.
2.9 Bij e-mail van 17 augustus 2009 heeft verweerder het laatste concept voor de vaststellingsovereenkomst aan klager ter beoordeling voorgelegd.
2.10 Bij e-mail van eveneens 17 augustus 2009 heeft klager aan verweerder meegedeeld inhoudelijk geen opmerkingen te hebben, op een aspect na.
2.11 Het convenant is op 21 respectievelijk 24 augustus 2009 door klager en de wederpartij getekend.
2.12 Onderdeel van de getekende vaststellingsovereenkomst is dat de wederpartij de (voormalige) echtelijke woning te Den Haag zou verkopen en overdragen aan een derde. De vaststellingsovereenkomst behelst verder dat de vrouw bedragen die zij ingevolge de overeenkomst aan de man verschuldigd was en zou worden, zou voldoen uit de opbrengst van de woning.
2.13 De bedoelde woning was ten tijde van de indiening door klager van de onderhavige klacht nog niet verkocht.
2.14 Bij brief van 22 maart 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij tekort is geschoten in de behartiging van zijn belangen. De wederpartij van klager heeft nog altijd niet voldaan aan de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen afspraken. Klager acht verweerder hiervoor verantwoordelijk. Hij houdt verweerder aansprakelijk voor schade.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel slechts geïndiceerd kan zijn indien sprake is van enig handelen van de advocaat in strijd met de zorg die hij behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij behartigt of behoort te behartigen. Die zorgplicht brengt onder meer mee dat hij ervoor zorgdraagt dat hij beschikt over voldoende deskundigheid op het rechtsgebied dat hij betreedt en dat hij in de uitvoering van zijn taak de nodige voortvarendheid betracht.
5.2 Voorts geldt dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dat hij, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen.
5.3 Verweerder heeft in zijn verweer – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Verweerder is door klager ingeschakeld als opvolgende advocaat toen er reeds een vaststellingsovereenkomst tussen klager en zijn ex-echtgenote op tafel lag. De ex-echtgenote spande een kort geding aan tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Hoewel klager van mening was dat over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst nog geen definitieve overeenstemming was bereikt, waren zowel de toenmalige advocaat van klager als de advocaat van de wederpartij van mening dat wel volledige overeenstemming was bereikt.
Toen verweerder het eerste gesprek met klager voerde op 23 juli 2009, was klager al gedagvaard in het kort geding, dat zou immers dienen op 30 juli 2009. Verweerder heeft namens klager tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding verweer gevoerd. De zaak is toen met een aanhouding geëindigd, waartoe verweerder verwijst naar het proces-verbaal van 30 juli 2009. In de periode van drie weken daarna heeft intensief overleg plaatsgevonden, in welke periode diverse concepten tussen verweerder en de advocaat van de wederpartij zijn gewisseld, welke concepten verweerder steeds aan klager voorlegde en met hem besprak. Uiteindelijk is er een definitief concept gekomen. Verweerder heeft dat op 17 augustus 2007 om 12:35 uur aan klager voorgelegd met het verzoek dat concept kritisch te lezen. Een uur later liet klager weten dat hij inhoudelijk geen opmerkingen meer had, afgezien van een opmerking over het retourneren van een kast. Dienovereenkomstig heeft verweerder het concept aangepast. Vervolgens is de vaststellingsovereenkomst op 21 augustus 2009 door klager ten kantore van de advocaat van de wederpartij getekend. Verweerder was daarbij aanwezig. De wederpartij heeft de vaststellingsovereenkomst een paar dagen later getekend.
Partijen hebben daarna uitvoering aan de overeenkomst gegeven. In augustus 2009 gingen partijen er vanuit dat de in de vaststellingsovereenkomst vermelde woning binnen een half jaar verkocht zou zijn. Dat de verkoop niet vlotte was aan onvoorziene externe factoren te wijten, zoals de bankencrisis en de daarop volgende eurocrisis. Het vrijwel tot stilstand komen van de huizenmarkt heeft niemand kunnen voorzien.
5.4 Klager heeft blijkens de toelichting op de klacht vooral bezwaar tegen de formulering van de getekende vaststellingsovereenkomst voor zover die inhoudt dat aanspraken van klager op een hoofdsom en rente eerst door de wederpartij worden voldaan na de verkoop van de in de vaststellingsovereenkomst genoemde woning. Volgens klager had verweerder in zijn advisering rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de woning niet binnen de door partijen gedachte periode zou worden verkocht en had verweerder moeten bedingen dat klager, zolang de woning niet zou zijn verkocht, wel de rente over zijn vordering uitgekeerd zou krijgen.
5.5 Klager heeft het verweer niet dan wel onvoldoende weersproken voor zover verweerder daarin heeft aangevoerd dat tussen de behandeling van het kort geding op 30 juli 2009 en de toezending van het eindconcept voor de vaststellingsovereenkomst op 17 augustus 2009 een periode van intensief overleg over de uiteindelijke vaststellingsovereenkomst heeft plaatsgevonden.
5.6 Datzelfde geldt voor het verweer dat de regeling voor de woning, zoals die in de uiteindelijke overeenkomst is opgenomen, al was vervat in de tekst van de vaststellingsovereenkomst die onderwerp vormde van het gevoerde kort geding.
5.7 Naar het oordeel van de raad volgt uit het voorgaande dat verweerder, toen hij door klager als opvolgende advocaat werd ingeschakeld, op een rijdende trein is gesprongen, die zijn eindbestemming vrijwel bereikt had. De marges om nog wijziging te brengen in de bepalingen van de vaststellingsovereenkomst waren kennelijk gering, terwijl de door klager gewraakte bepaling al in de tekst van de vaststellingsovereenkomst stond die inzet van het kort geding vormde. De raad neemt voorts in aanmerking dat de uiteindelijk getekende vaststellingsovereenkomst de resultante is van het intensief gevoerde overleg, waarbij ook klager steeds betrokken is geweest. Niet gebleken is dat klager daarbij vragen heeft gesteld over de praktische aspecten of uitvoerbaarheid van de regeling aangaande de woning. De raad acht aannemelijk dat het voor geen van de betrokkenen twijfelachtig was of de woning op betrekkelijk korte termijn verkocht zou worden.
5.8 Gelet op de voormelde feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerder geen verwijt treft te zijn tekort geschoten in zijn zorgplicht jegens klager.
Hierom zal de klacht ongegrond worden verklaard.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, G.J. Schipper, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl