Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:276

Zaaknummer

14-74

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij.

Inhoudsindicatie

De raad acht de uitlatingen die verweerder heeft gedaan –mede gelet op de context waarin deze zijn geplaatst- ongepast en onnodig polariserend. Het moge zo zijn dat verweerder in het belang van zijn cliënt klaagster wilde wijzen op de mogelijkheid dat eventuele beslagen geen doel zouden treffen, maar dan nog mag van een advocaat worden verwacht dat hij zich zou distantiëren van ongepaste opmerkingen en zich tot zakelijke opmerkingen zou hebben beperkt. Klacht gedeeltelijk gegrond.

Uitspraak

Beslissing van 6 oktober 2014

in de zaak 2014/74

naar aanleiding van de klacht van:

S. B.V.

adres

klaagster

tegen:

mr. X

advocaat te E.

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 14 mei 2014 met kenmerk K13/92, door de raad ontvangen op 16 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 juli 2014 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster. Verweerder heeft op voorhand kenbaar gemaakt de zitting niet bij te wonen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder is opgetreden als advocaat van A. Beheer B.V. bij de verkoop van de aandelen van A. Services B.V. aan klaagster. In 2012 heeft de Beheer B.V. klaagster gedagvaard in kort geding. Deze procedure heeft er uiteindelijk toe geleid dat er alsnog tussen partijen een koopovereenkomst is gesloten.

2.3    Omdat klaagster van mening was dat een aantal bepalingen uit de koopovereenkomst met betrekking tot de overdracht van A. Services niet was nagekomen door A. Beheer, heeft klaagster A. Beheer gedagvaard.

2.4    Een van de bepalingen die A. Beheer niet zou zijn nagekomen betrof de afspraak dat A. Beheer de juridische kosten die zij heeft gemaakt in het kader van de overdracht van A. Services niet mocht onttrekken aan de kas van laatstgenoemde.

2.5    Op de comparitiezitting zou verweerder hebben ontkend dat de kosten die gefactureerd waren betrekking hadden op het traject voorafgaand aan de overname. A. Beheer had dit echter weersproken en erkend dat deze kosten betrekking hadden op de overname.

2.6    Bij brief van 6 mei 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a. tijdens de comparitie van partijen te liegen over de juridische kosten gemaakt in het kader van de overdracht van de verkoop en door te weigeren afschrift te verstrekken van zijn declaraties voor de kosten;

b. tijdens de onderhandelingen (in aanwezigheid van de advocaat van klaagster) te stellen dat hij in opdracht van zijn cliënte via een stroman het vermogen van zijn cliënte ‘wegsluisde’ zodat zijn cliënte geen verhaal zou bieden in het geval de procedure door klaagster gewonnen zou worden. Zodoende heeft hij ook onder valse voorwendselen getracht klaagster tot een schikking te bewegen;

c. terwijl hij op de hoogte was van de inhoud van de koopovereenkomst (die onder meer inhoudt dat de kosten van juridische bijstand niet ten laste van A. Services mogen worden gebracht), betaling van zijn declaraties door A. Services B.V. te aanvaarden.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Kort weergegeven luidt dit verweer:

1. Ik laat mij niet graag uitmaken voor leugenaar.

2. Als advocaat van klaagster heb ik mij niet (ongepast) uitgelaten over ‘wegsluizen’ van vermogen van mijn cliënte of over een stroman, maar heb ik op goede gronden en in het belang van mijn cliënte gemeend te moeten stellen dat beslagen geen doel zouden treffen.

3. Ik heb mijn cliënte passend geadviseerd voor het geval de wederpartij beslag zou willen leggen en ik heb er niet voor gezorgd dat geld ‘weggesluisd’ werd.

4. Nota’s voor juridische bijstand zijn door mij correct te naam gesteld en ik heb de rechtbank correct geïnformeerd over het feit dat een deel van de nota’s zien op algemene advieswerkzaamheden voor A. Services B.V.

5. Ik heb als advocaat van de wederpartij niet de verplichting om afschriften van mijn nota’s te verschaffen aan de gemachtigde van klaagster, temeer niet omdat het gaat om stukken die de gemachtigde wil gebruiken als bewijs in de procedure tegen mijn cliënte.

5    BEOORDELING

5.1    Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt in de wijze waarop de belangenbehartiging plaatsvindt. Het tuchtrecht dient niet ter beknotting van die vrijheid. Die vrijheid is echter niet absoluut, doch vindt onder meer beperking hierin, dat de advocaat zich in of buiten rechte niet, hetzij schriftelijk hetzij mondeling, onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij of zijn cliënt. Deze beperking van de vrijheid van de advocaat dient niet alleen ter bescherming van de wederpartij die zich gegriefd zou kunnen voelen door bepaalde uitlatingen, maar is in onze democratische samenleving dringend noodzakelijk in het belang van een behoorlijke rechtsbedeling, waarin de advocaat binnen en buiten het hem toegekende procesmonopolie een wezenlijke rol vervult. Dat belang is er bij gebaat dat ook in conflicten waarbij de emoties hoog oplopen op waardige wijze en op zakelijk toon wordt gedebatteerd. Een advocaat dient zich van ernstige beschuldigingen te onthouden, indien hij zich niet over de gegrondheid daarvan kan uitlaten. Hij dient zich dan te bedienen van een andere en minder incriminerende stellingname om het beoogde doel te bereiken.

5.2    De raad beoordeelt de drie klachtonderdelen met inachtneming van het hiervoor genoemde uitgangspunt.

5.3    Ten aanzien van klachtonderdeel a en c.

Deze klachtonderdelen lenen zich naar het oordeel van de raad voor gezamenlijke behandeling.

Verweerder betwist dat hij de nota’s op de verkeerde naam zou hebben gesteld. Uit hetgeen ter zitting en uit het dossier is gebleken is evenmin komen vast te staan dat verweerder onwaarheden zou hebben geuit, laat staan dat hij zou hebben gelogen -zoals klager stelt - over de facturatie van de juridische kosten. Het is de raad ook niet gebleken dat de tenaamstelling van de declaraties niet correct zou zijn geweest. Dat deze declaraties vanuit een andere B.V. zijn voldaan dan de B.V. op wiens naam de facturen zijn gesteld, kan verweerder niet worden verweten.

Op deze punten kan verweerder dan ook geen verwijt worden gemaakt.

5.4    Verweerder was overigens ook niet verplicht om afschrift te verstrekken van zijn declaraties. Het gaat hier immers om documenten van zijn cliënt, waarover verweerder niet vrijelijk mocht beschikken.

5.5    De raad acht deze klachtonderdelen dan ook ongegrond.

5.6    Ten aanzien van klachtonderdeel b.

Verweerder heeft betwist dat hij gezegd zou hebben dat hij in opdracht van zijn cliënt via een stroman het vermogen van zijn cliënt weg zou laten sluizen. Door de advocaat van klaagster is evenwel schriftelijk – in zijn e-mailbericht van 13 november 2013- verklaard dat verweerder tijdens het overleg op de gang heeft gezegd dat ‘klaagster er rekening mee moest houden dat, als er al een vonnis kwam, het geld niet zou kunnen worden verhaald, omdat hij ervoor gezorgd had dat het geld op de een of andere manier was weggesluisd’. Klager heeft in het geheel niet op deze beschuldiging gereageerd. Door niet te reageren en ook niet op de zitting van de raad te verschijnen voor het geven van een nadere toelichting, heeft verweerder de aantijging onvoldoende weersproken.

De raad acht hierdoor voldoende aannemelijk dat verweerder zich –al staat niet vast dat hij het woord ‘stroman’ heeft gebruikt- in bewoordingen heeft uitgelaten als door klaagster is betoogd.

5.7    De raad acht de uitlatingen die verweerder heeft gedaan –mede gelet op de context waarin deze zijn geplaatst- ongepast en onnodig polariserend. Het moge zo zijn dat verweerder in het belang van zijn cliënt klaagster wilde wijzen op de mogelijkheid dat eventuele beslagen geen doel zouden treffen, maar dan nog mag van een advocaat worden verwacht dat hij zich zou distantiëren van ongepaste opmerkingen en zich tot zakelijke opmerkingen zou hebben beperkt. Verweerder heeft geen enkele maal verduidelijkt dat zijn cliënt het zo ziet en zichzelf onnodig en in zijn bewoordingen een rol toegedicht bij het laten verdwijnen van de verhaalsmogelijkheden.

Met name dit laatste acht de raad een advocaat onwaardig.

De klacht is derhalve op dit onderdeel gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op de aard en omvang van het aan verweerder te maken tuchtrechtelijk verwijt, volstaat de raad met oplegging van de na te noemen maatregelen.

BESLISSING

De raad van discipline:

Klachtonderdeel b is gegrond, de overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Verweerder wordt terzake het gegrond bevonden onderdeel de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders, F.A.M. Knüppe, E.A.T.M. Steverink en E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 oktober 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 oktober 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.