Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:279

Zaaknummer

ZWB 277 - 2014

Inhoudsindicatie

Advocaat in hoedanigheid van deken niet bewust nagelatenr een vraag van klager specifiek te beantwoorden. Niet tuchtrecehtelijk verwijtbaar. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 5 november 2014

in de zaak ZWB 277-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

verweerder

 

 

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 22 oktober 2014 met kenmerk K14-072 , door de raad ontvangen op 23 oktober 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klager heeft op 29 maart 2013 bij verweerder, in diens hoedanigheid van deken, een klacht tegen mr. X ingediend. Mr. X trad op als advocaat van de wederpartij van klager in een civiele procedure. Verweerder heeft de klacht in behandeling genomen. Verweerder heeft klager bij brief dd. 8 april 2013 voorgehouden dat de advocaat van de wederpartij bij de aanpak van de zaak van zijn client een grote mate van vrijheid toekomt.

1.2         Klager verzocht verweerder bij brief dd. 22 april 2013 het volgende:

              In dit verband verzoek ik u mij, n.a.v. de afhandeling van een eerdere klacht te berichten,of ik e.e.a. zo moet zien dat de advocaat van de wederpartij in tuchtrechtelijke zin ‘elke onwaarheid en/of verzwijging die hem geraden voorkomt is toegestaan?

 

1.3         Verweerder heeft partijen bij brief dd. 2 mei 2013 verzocht verhinderdata met het oog op een te plannen mondelinge behandeling door te geven.

 

1.4         Klager verzocht verweerder bij brief dd. 14 mei 2013 de klacht voor behandeling door te zenden naar de Raad van Discipline. Klager verzocht in deze brief voorts het volgende:

              “ Voorts verzoek ik u alsnog behoorlijk en inhoudelijk te reageren op de door mij in mijn brief van 22 april jongstleden opgeworpen kwestie.”

 

1.5         Verweerder heeft op 11 juni 2013 zijn dekenstandpunt aan partijen kenbaar gemaakt en de klacht aan de Raad van Discipline doorgezonden.

 

1.6         Klager heeft er in zijn brief dd. 8 mei 2014 over geklaagd dat verweerder zijn brief dd. 22 april 2013 niet heeft beantwoord. Verweerder heeft de vraag van klager in het kader van de klachtprocedure alsnog beantwoord.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder de vraag van klager in zijn brief dd. 22 april 2013 niet heeft beantwoord, ook nadat klager verweerder daarop in zijn brief van 14 mei 2014 nog eens had gewezen.

 

3.           VERWEER    

3.1         Verweerder heeft (mede) naar aanleiding van de brief van klager dd. 22 april 2013 partijen bij brief dd. 2 mei 2013 verzocht om verhinderdata door te geven om te komen tot een mondelinge behandeling. Klager verzocht verweerder echter bij brief dd. 14 mei 2013 de klacht voor behandeling door te sturen naar de Raad van Discipline. Verweerder heeft vervolgens bij brief dd. 11 juni 2013 zijn dekenstandpunt gegeven en de klacht doorgezonden naar de Raad van Discipline.

3.2         Verweerder was voornemens de vraag die klager in zijn brief dd. 22 april 2013 had gesteld aan de orde te stellen tijdens de mondelinge behandeling die verweerder in die zaak had voorzien, maar waaraan klager geen behoefte had. Doordat verweerder de zaak op verzoek van klager heeft doorgezonden aan de Raad van Discipline, is beantwoording van de vraag van klager achterwege gebleven.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht voor advocaat heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in de hoedanigheid van deken geldt het advocatentuchtrecht voor hem enkel in die zin dat wanneer hij zich in zijn hoedanigheid van deken zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, in het algemeen sprake zal zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.3         Vast staat dat verweerder in zijn hoedanigheid van deken bij de behandeling van de klacht van klager tegen mr. X, de vraag van klager in zijn brief dd. 22 april 2013, herhaald in zijn brief dd. 14 mei 2013, onbeantwoord heeft gelaten. Verweerder heeft in zijn dekenstandpunt dd. 11 juni 2013 betreffende de vrijheid van de advocaat van de wederpartij wel gerefereerd aan zijn brief dd. 8 april 2013, maar is daarbij niet specifiek ingegaan op de vraag van klager in zijn brief dd. 22 april 2013. Hoewel verweerder klager in zijn brief dd. 8 april 2013 al wel had gewezen op de mate waarin aan de advocaat van de wederpartij vrijheid toekomt, had verweerder er voor alle duidelijkheid goed aan gedaan expliciet op de door klager gestelde vraag in te gaan.

De vraag die thans ter beoordeling voorligt is of verweerder door het nalaten hiervan zich zodanig heeft gedragen dan wel misdragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd. 

4.4         Naar het oordeel van de voorzitter van de raad is hiervan geen sprake. Niet gebleken is dat verweerder bewust heeft nagelaten de vraag van klager specifiek te beantwoorden. Het is niet onbegrijpelijk dat, nu klager om doorzending van de zaak verzocht, verweerder is overgegaan tot formulering van zijn standpunt en doorzending aan de raad van discipline. Klager heeft na de ontvangst van het dekenstandpunt ook niet meer om beantwoording van zijn vraag verzocht en bijna een jaar gewacht met het indienen van zijn klacht.

4.4.        Nu de voorzitter op grond van het bovenstaande van oordeel is dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt, zal de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrere-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 5 november 2014.

 

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op10 november 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-  Brabant.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.