Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:244

Zaaknummer

14-101A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder staat zichzelf en zijn echtgenote bij in een procedure die hij voert jegens klagers. Verweerder heeft zich onnodig grievend uitgelaten door klagers ter zitting "kinderhaters" te noemen, terwijl hij wist dat klagers geen kinderen hebben kunnen krijgen en hij dat ook ter zitting heeft benoemd. Klacht gegrond, enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 15 september 2014

in de zaak 14-101A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klagers

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 15 april 2014 met kenmerk PvRA/YH 4014-0132, door de raad ontvangen op 17 april 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 juli 2014 in aanwezigheid van partijen. Ter zitting werden klagers bijgestaan door de heer N. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in § 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 8.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klagers en verweerder (in privé) en zijn echtgenote zijn buren. Zij zijn verwikkeld in een geschil over de schutting die klagers enkele jaren geleden in hun voortuin hebben geplaatst. Verweerder en zijn echtgenote hebben in een procedure gevorderd klagers te veroordelen tot verwijderen van de schutting. Verweerder vertegenwoordigde in die procedure zichzelf en zijn vrouw.

2.3 Op 22 januari 2014 heeft in de procedure een comparitie van partijen plaatsgevonden. Tijdens de comparitie heeft verweerder vermeld dat klagers geen kinderen hebben kunnen krijgen. Tevens heeft hij klagers 'kinderhaters' genoemd. Verweerder heeft gedurende de comparitie en per brief van 24 januari 2014 zijn excuses aangeboden voor voormelde uitlating.

2.4 Aan het einde van de comparitie hebben partijen afspraken gemaakt over een mogelijke oplossing in dezen, welke afspraken in een proces-verbaal zijn opgenomen. De afspraken hielden onder meer in dat klagers op twee schuttingpanelen na, de omheining zouden verlagen tot één meter hoogte en dat de zaak vervolgens werd verwezen naar de parkeerrol van 1 oktober 2014 zodat beide partijen konden beoordelen of de daarmee ontstane situatie voor hen acceptabel was. Bij e-mail van 6 februari 2014 heeft verweerder een ander schikkingsvoorstel aan klagers gedaan, inhoudende dat klagers alle schuttingspanelen zouden verlagen.

2.5 Bij brief van 12 februari 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij zich tijdens de comparitie van partijen onnodig grievend heeft uitgelaten, door de opmerking te maken "dat [klagers] kinderhaters zijn omdat zij geen kinderen hebben kunnen krijgen";

b) hij klagers onder druk heeft gezet door terug te komen op hetgeen tijdens de comparitie van partijen is overeengekomen. Klagers hebben zich hierdoor geïntimideerd gevoeld.

4 BEOORDELING

4.1 Nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a

4.2 In reactie op klachtonderdeel a heeft verweerder gesteld dat hij tijdens de comparitie van partijen, in het belang van de zaak, een andere oorzaak voor de door klagers ervaren onmin over het voetlicht heeft proberen te brengen. Hij heeft enkel gezegd dat de vorige eigenaar van het huis van verweerder en zijn vrouw kinderen hadden en dat klagers kennelijk kinderhaters waren, aangezien zij zich ergerden aan de aanwezigheid van kinderen. Het mededelen van het vaststaande feit dat klagers geen kinderen hebben kunnen krijgen, is als juridisch argument gebezigd en was helemaal niet bedoeld om te grieven. Die opmerking diende een processueel belang, aldus verweerder.

4.3 De raad is van oordeel dat verweerder zich niet als een behoorlijk advocaat heeft gedragen door klagers kinderhaters te noemen. De raad wordt in dit oordeel gesterkt door het gegeven dat verweerder wist dat klagers geen kinderen hebben kunnen krijgen en hij dat ook ter zitting heeft benoemd. Juist tegen die achtergrond is het gebruik door verweerder van het woord 'kinderhaters' onnodig grievend in tuchtrechtelijke zin. Bovendien is duidelijk – nu verweerder zichzelf vertegenwoordigde – dat deze uitlating zijn eigen visie was. Het is de keuze van verweerder geweest zichzelf te vertegenwoordigen en het komt dan ook voor zijn eigen rekening en risico als hij wellicht werd meegesleept door emoties.

4.4 De door verweerder naar voren gebrachte redenen voor de door hem gebruikte bewoordingen – wat daar verder ook van zij – doen aan dit oordeel niet af. Van verweerder als advocaat mag worden verwacht dat hij zich niet op deze manier uitlaat over zijn wederpartij. Verweerder heeft de grenzen van zijn vrijheid om te bepalen hoe hij de belangen van hemzelf en zijn echtgenote meende te moeten behartigen overschreden. Klachtonderdeel a is gegrond.

 Ad klachtonderdeel b

4.5 Uit het proces-verbaal van de comparitie van 22 januari 2014 is op te maken dat verweerder en zijn echtgenote "voorlopig" de bestaande situatie ten aanzien van de eerste twee schuttingpanelen zouden accepteren en dat de zaak werd verwezen naar de parkeerrol van 1 oktober 2014 opdat partijen in de tussentijd konden beoordelen of de hiermee ontstane situatie voor hen acceptabel was.

4.6 In het licht van het voorgaande stond het verweerder vrij namens hem en zijn echtgenote een – van voormelde voorlopige afspraken – afwijkend voorstel te formuleren dat betrekking had op alle schuttingpanelen. De raad ziet niet in welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder op dit punt valt te maken. Ook anderszins is de raad niet van oordeel dat de e-mail van verweerder van 6 februari 2014 intimiderend van toon is. Klachtonderdeel b is dan ook ongegrond.

5 MAATREGEL

5.1 Verweerder heeft met zijn uitlating over/jegens klagers het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Door de onnodig grievende uitlating van verweerder lijkt de kans op ernstige verstoring van de relatie tussen verweerder en zijn echtgenote enerzijds en klagers anderzijds groter geworden. Op geen enkele manier is gebleken dat verweerder daarmee rekening heeft gehouden. Met inachtneming van alle omstandigheden van het geval – waaronder het gegeven dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld en zijn excuses heeft aangeboden – acht de raad het opleggen van de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. P. van Lingen, G.J.W. Pulles, M. Middeldorp, M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 september 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 september 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Ten aanzien van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl