Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:298
Zaaknummer
L 37 - 2014
Inhoudsindicatie
Klacht zes jaar nadat verweerder zijn werkzaamheden voor klager heeft beëindigd niet binnen een redelijke termijn geklaagd ingediend. Dat klager zich pas in 2011 tot het kantoor van zijn huidige gemachtigde heeft gewend, maakt dit niet anders, zeker niet nu het ook toen nog tot oktober 2013 heeft geduurd voordat de klacht tegen verweerder is ingediend.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 1 december 2014
in de zaak L 37-2014
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 februari 2014 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 13 februari 2014 met kenmerk DOK 350 , door de raad ontvangen op 14 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 26 februari 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 4 maart 2014 is verzonden aan klager.
1.3 Per telefax dd. 14 maart 2014 heeft de gemachtigde van klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 oktober 2014 in aanwezigheid van klager, de gemachtigde van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d.14 maart 2014 .
2 FEITEN en klacht
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
2.2 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder heeft verzuimd een deugdelijke urenspecificatie ter zake diens werkzaamheden te verstrekken;
2. verweerder klager gelden heeft laten voldoen zonder hem een factuur of kwitantie te verstrekken;
3. verweerder griffierecht in rekening heeft gebracht, zonder dat de dagvaarding is aangebracht;
4. verweerder heeft verzuimd voorafgaand aan de dagvaarding klager deugdelijk en schriftelijk op de proceskansen en -risico’s te wijzen;
5. verweerder niet heeft gewezen op lopende verjarings- en vervaltermijnen inzake de verzekeraar;
6. verweerder heeft verzuimd te wijzen op de procesrisico’s;
7. verweerder heeft verzuimd klager te wijzen op een mogelijke aansprakelijkstelling van de assurantietussenpersoon en dit op schrift te stellen;
8. verweerder niet heeft gewezen op lopende verjarings- en vervaltermijnen met betrekking tot de verhaalsmogelijkheid op de tussenpersoon;
9. verweerder heeft verzuimd klager op de hoogte te stellen van het sluiten van het dossier;
10. verweerder klager niet deugdelijk op de hoogte heeft gebracht van het de voortgang van de zaak;
11. verweerder nimmer afschriften van belangwekkende correspondentie aan klager heeft toegezonden;
12. verweerder griffierecht met zijn honorarium heeft verrekend zonder dat klager hiervan in kennis is gesteld en hiermee heeft ingestemd.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat;
het maatschappelijke belang bij toetsing in samenhang met het persoonlijk belang van klager tot ontvankelijkheid van de klacht had moeten leiden.
3.2 De gemachtigde van klager heeft ter toelichting op het verzet het volgende naar voren gebracht:
Klager heeft zich pas medio 2011 tot zijn gemachtigde gewend. Omdat niet duidelijk was welke werkzaamheden verweerder voor klager had verricht en wat door hem voor welke werkzaamheden in rekening was gebracht is een getuigenverhoor gestart. Uit het verhoor van verweerder bleek, dat hij geen administratie van zijn werkzaamheden had bijgehouden. Tijdens het verhoor werd niet duidelijk welke facturen verweerder had gezonden en waarom destijds van verdere actie werd afgezien. Op dat moment is besloten om een klacht in te dienen tegen verweerder.
4 BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.
4.3 De raad is van oordeel dat de voorzitter op juiste gronden heeft overwogen dat niet valt in te zien waarom klager zo lang heeft gewacht met het indienen van zijn klacht. Verweerder heeft het dossier in 2007 gesloten, waarna klager het dossier op het kantoor van verweerder heeft opgehaald en naar een andere advocaat is gegaan. Verweerder heeft vanaf 2007 geen enkele bemoeienis meer gehad met de zaak betreffende de brandschade. Klager heeft vervolgens zelf geen stappen meer ondernomen en zich pas in 2011 tot het kantoor van zijn gemachtigde in de onderhavige klachtprocedure gewend. Voor zover juist is dat de advocaat tot wie klager zich in 2007 heeft gewend niets voor hem heeft kunnen doen, omdat aan klager niet het gehele dossier was meegegeven, had het op de weg van klager gelegen zich binnen een redelijke termijn te beklagen over de gedragingen van verweerder. Nu klager zich pas zes jaar nadat verweerder zijn werkzaamheden voor klager heeft beëindigd met een klacht tot de deken heeft gewend, heeft klager zich naar het oordeel van de raad niet binnen een redelijke termijn geklaagd over het optreden van verweerder. Dat klager zich pas in 2011 tot het kantoor van zijn huidige gemachtigde heeft gewend, maakt dit niet anders, zeker niet nu het ook toen nog tot oktober 2013 heeft geduurd voordat de klacht tegen verweerder is ingediend.
4.4 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager in verzet aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.
4.5 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door , voorzitter mr. G.J.E. Poerink, mrs. W. H.N.C. van Beek, Th. Kremers, A.A. Freriks en R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2014 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 2 december 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
en per e-mail aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.