Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-09-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:209
Zaaknummer
ZWB 100 - 2014
Inhoudsindicatie
Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet naar behoren te reageren op verzoeken van cliënten, de Orde respectievelijk de Deken en advocaten, door bindend advies van de Geschillencommissie niet na te komen en door dossiers en/of toevoegingen niet over te dragen aan opvolgend advocaat.
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar gegrond. Voorwaardelijke schorsing zes maanden
Uitspraak
Beslissing van 1 september 2014
in de zaak ZWB 100-2014
naar aanleiding van het bezwaar van:
deken
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 15 april 2014 met kenmerk K13-142, door de raad ontvangen op 16 april 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant haar bezwaar tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De griffier van de raad heeft verweerder en de deken opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het bezwaar van de deken op 14 juli 2014, waarbij verweerder in de gelegenheid werd gesteld tot uiterlijk 14 dagen voor de zitting nadere stukken te overleggen naar aanleiding van het bezwaar van de deken.
1.3 Het bezwaar van de deken is behandeld ter zitting van de raad van 14 juli 2014 in aanwezigheid van de deken en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde mr. P.. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- De brief van de deken d.d. 15 april 2014 met bijlagen;
- De nagekomen brieven van de deken d.d. 5 en 12 juni 2014 met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder is sinds 1984 advocaat. Na beëindiging van een langdurige samenwerking met zijn voormalige vennoot voert verweerder sinds begin 2013 een eenmanspraktijk.
2.2 Bij e-mailbericht d.d. 14 januari 2013 heeft de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: de Orde) aan verweerder verzocht om de entreetoets in te vullen en te retourneren. Na diverse rappels aan verweerder en diverse toezeggingen van verweerderheeft hij de benodigde stukken eerst op 21 oktober 2013 aan de Orde toegestuurd.
2.3 Op 19 augustus 2013 heeft het Bureau van de Orde van Advocaten Breda Middelburg (hierna: het Bureau) van de Orde het bericht ontvangen dat verweerder een bindend advies van de Geschillencommissie ten gunste van de heer F niet nakwam. In dit bindend advies van 14 mei 2013 heeft de Geschillencommissie bepaald dat verweerder aan de heer F een bedrag van € 4.500,-- dient te vergoeden en tevens het klachtgeld ad € 100,-- aan de heer F dient te betalen. Ondanks verzoeken van de heer F, de Geschillencommissie en het Bureau bleef verweerder nalatig in de nakoming van het bindend advies. Nadat het Bureau met verweerder had afgesproken dat hij aan de heer F een brief zou sturen, heeft verweerder bij brief d.d. 21 oktober 2013 aan de heer F een betalingsregeling voorgesteld die door de heer F is geaccepteerd. De regeling hield in dat verweerder het bedrag in maandelijkse termijnen van € 500,-- zou betalen, ingaande op eind oktober 2013. Op 14 juli 2014 heeft verweerder een eerste betaling gedaan van € 1.000,--.
2.4 Bij brief d.d. 23 oktober 2013 heeft mevrouw H een klacht ingediend tegen verweerder. Mevrouw H was een cliënte van verweerder, maar had sinds januari 2013 niets meer van hem vernomen. Verweerder reageerde niet op het verzoek van haar nieuwe advocaat om het dossier over te dragen. Het Bureau heeft vervolgens diverse malen vergeefs telefonisch en per e-mail contact gezocht met verweerder. Daarna heeft de deken vanaf 10 december 2013 geprobeerd om met verweerder in contact te komen. De deken heeft verweerder veelvuldig geprobeerd telefonisch te bereiken op de bij BAR bekende telefoonnummers, maar ook op een privé telefoonnummer. De deken heeft de voicemail meermaals ingesproken met het verzoek terug te bellen. Op 8 januari 2014 heeft de deken verweerder een sms-bericht gestuurd, waarin zij aangeeft dat zij hem reeds vanaf 10 december 2013 tracht te bereiken en dat hij door niet te reageren een dekenbezwaar tegemoet kan zien. Tevens heeft de deken verweerder verzocht om de volgende dag telefonisch contact op te nemen met het Bureau. Het Bureau heeft echter geen bericht van verweerder ontvangen.
2.5 Op 17 januari 2014 heeft het Bureau een klacht ontvangen van mevrouw M. Mevrouw M klaagde erover dat verweerder onbereikbaar was en niet reageerde op herhaalde verzoeken om contact op te nemen. Ook klaagde mevrouw M erover dat verweerder de toevoeging en het dossier niet overdraagt aan de nieuwe advocaat, zodat de nieuwe advocaat geen werkzaamheden kan verrichten.
2.6 Overeenkomstig de Leidraad dekenale klachtbehandeling is verweerder verzocht om uiterlijk op 31 januari 2014 op de klachten te reageren. Ondanks meerdere rappels die zowel per post als per fax werden verzonden is een reactie van verweerder uitgebleven. De deken heeft op 24 februari 2014 in beide klachtzaken een dekenadvies gegeven, waarbij de beide klachten gegrond werden geacht.
2.7 Op 15 april 2014 heeft de deken een dekenbezwaar ingediend bij de raad.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij:
1. niet bereikbaar is op de bij BAR bekende contactgegevens;
2. niet reageert op verzoeken van cliënten en advocaten om te reageren op brieven en om contact op te nemen in lopende zaken;
3. niet reageert op verzoeken van medewerkers van het Bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland- West-Brabant en van de deken om te reageren op brieven en om contact op te nemen;
4. het bindend advies van de Geschillencommissie Advocatuur inzake de heer F niet nakomt;
5. het dossier, de originele toevoeging en urenspecificatie niet overdraagt aan de opvolgend advocaat van mevrouw H;
6. de toevoeging van mevrouw M niet overdraagt.
4 VERWEER
4.1 Verweerder erkent alle aan het dekenbezwaar ten grondslag liggende feiten. De reden voor de onbereikbaarheid was gelegen in het feit dat verweerder in beslag werd genomen door de behandeling voor een ingrijpende ziekte en perikelen rondom zijn kantoorafsplitsing. Verweerders voormalige vennoot heeft in september 2012 de maatschap opgezegd tegen januari 2013. Pogingen om tot financiële afwikkeling te komen leden schipbreuk. Verweerder raakte verstoken van financiële middelen die nodig waren voor de opstart van zijn eigen praktijk. Ten gevolge van alle stress is verweerder in augustus 2013 overspannen geraakt.
4.2 Verweerder heeft de juistheid van de onderdelen 4, 5 en 6 erkend. Verweerder is het bindend advies van de Geschillencommissie inzake de heer F niet nagekomen omdat dit hem emotioneel en financieel zwaar viel. Met de heer F heeft verweerder in oktober 2013 een betalingsregeling getroffen waarvan hij de eerste termijn op 14 juli 2014 heeft voldaan.
4.3 Verweerder heeft het dossier, de originele toevoeging en urenspecificatie inmiddels overgedragen aan de opvolgend advocaat van mevrouw H. Ook heeft verweerder inmiddels de toevoeging van mevrouw M overgedragen.
4.4 Verweerder heeft een advocaat in de arm genomen die hem niet alleen bijstaat in het geschil met zijn voormalige vennoot maar die hem ook zal begeleiden bij de praktijkvoering in welk verband een plan van aanpak zal worden opgesteld. De deken ondersteunt een dergelijke aanpak.
5 BEOORDELING
5.1 Onderdelen 1 tot en met 3
De onderdelen 1, 2 en 3 zien allen op de onbereikbaarheid van verweerder. Gelet op de samenhang tussen deze onderdelen zal de raad deze onderdelen gezamenlijk behandelen.
5.2 Vast is komen te staan dat verweerder geruime tijd niet goed bereikbaar was en niet naar behoren heeft gereageerd op verzoeken van cliënten, de Orde respectievelijk de Deken en advocaten. Zowel een goede bereikbaarheid als het naar behoren reageren op verzoeken zijn van wezenlijk belang voor het vertrouwen in de advocatuur.
5.3 In de Advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig, terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordeningen zijn opgelegd. Gedragsregel 37 schrijft elke advocaat voor om bij (bijvoorbeeld) een tuchtrechtelijk onderzoek de deken aanstonds alle gevraagde inlichtingen te verstrekken. Door na te laten te reageren op verzoeken van de deken heeft verweerder de deken belemmerd in haar toezichthoudende taak.
5.4 Verweerder heeft naar voren gebracht dat hij in beslag werd genomen door de behandeling voor een ingrijpende ziekte en perikelen rondom zijn kantoorafsplitsing. Deze omstandigheden ontslaan een advocaat echter niet van de verplichting om op verzoeken van cliënten, de Orde respectievelijk de Deken en advocaten te reageren. Het nalaten van verweerder is tuchtrechtelijk laakbaar zodat de onderdelen 1, 2 en 3 van het bezwaar gegrond zijn.
5.5 Onderdelen 4 tot en met 6
De onderdelen 4, 5 en 6 zien op de nakoming door verweerder van op hem jegens (oud-) cliënten rustende verplichtingen. De raad zal deze onderdelen van het bezwaar gezamenlijk behandelen.
5.6 Verweerder heeft de juistheid van de onderdelen 4, 5 en 6 erkend. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder inmiddels een begin heeft gemaakt met de nakoming van de met de heer F getroffen betalingsregeling, dat hij het dossier, de originele toevoeging en urenspecificatie inmiddels heeft overgedragen aan de opvolgend advocaat van mevrouw H en dat hij de toevoeging van mevrouw M heeft overgedragen.
5.7 Aldus heeft verweerder de tekortkomingen in de nakoming van de op hem jegens (oud-) cliënten rustende verplichtingen weliswaar hersteld, maar naar het oordeel van de raad heeft verweerder dit niet zodanig tijdig gedaan dat dit de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van zijn nalaten wegneemt. De raad is dan ook van oordeel dat ook deze onderdelen van het dekenbezwaar gegrond zijn.
5.8 De raad komt tot de slotsom dat het dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond moet worden verklaard.
6 MAATREGEL
6.1 Uit het voorgaande volgt dat het dekenbezwaar geheel gegrond is. Het onderhavige dekenbezwaar staat voorts niet op zich zelf. Er zijn immers ook klachten van andere individuele klagers, welke klachten in de vandaag genomen beslissingen ook allemaal, nagenoeg geheel, gegrond zijn verklaard. De klachtzaken zijn bekend onder de nummers ZWB99-2014, ZWB101-2014 en ZWB162-2014.
6.2 Het voorgaande, gevoegd bij de ernst van het bezwaar, rechtvaardigt op zich zelf een zware maatregel. Echter, gezien het door de deken ter zitting uitgesproken vertrouwen dat verweerder niet in herhaling zal vervallen en gezien het feit dat verweerder, die reeds dertig jaar de advocatuur bedrijft, nog niet eerder tuchtrechtelijk werd veroordeeld, kan naar het oordeel van de raad worden volstaan met de hierna op te leggen maatregel.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het bezwaar in alle onderdelen gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes maanden, met bepaling dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich vóór het einde van de proeftijd, welke de raad stelt op twee jaar, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.
Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken, M.B.Ph. Geeraedts, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 2 september 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl