Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-07-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:225
Zaaknummer
13-316
Inhoudsindicatie
Verzetszaak. Klacht tegen advocaat wederpartij in een echtscheidingsprocedure, waarbij verweerster op basis van een toevoeging werkzaam was. Klager meent dat zijn ex-echtgenote niet in aanmerking komt voor een toevoeging en dat verweerster zich onvoldoende heeft ingespannen voor het bereiken van een minnelijke regeling. De raad oordeelt dat klager geen eigen belang heeft met betrekking tot de verleende toevoeging. Inhoudelijk heeft verweerster gehandeld binnen de vrijheid die zij heeft om de belangen van haar cliënte te behartigen. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 21 juli 2014
in de zaak 13-316
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 20 januari 2014 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van de raad van 23 december 2013 met kenmerk 13/157, door de raad ontvangen op 23 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 20 januari 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 januari 2014 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 31 januari 2014 door de raad ontvangen op 4 februari 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2014 in aanwezigheid van zowel klager als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 31 januari 2014.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.2 Klager is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Verweerster is de advocaat van de (ex-)echtgenote van klager. Verweerster heeft voor haar cliënte een toevoeging aangevraagd.
2.3 Bij brief met bijlagen van 31 januari 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) namens haar cliënte een beroep te doen op en gebruik te maken van, door de overheid gefinancierde rechtsbijstand in de wetenschap dat haar cliënte daar niet voor in aanmerking komt omdat zij beschikt over meer inkomsten, financiële middelen en vermogen dan volgens de norm toegelaten, waarmee verweerster de belangen van klager bewust heeft geschaad;
b) onder meer uit het oogpunt van eigen belang haar cliënte onvoldoende voor te lichten over de mogelijkheden van mediation, door zich onvoldoende in te spannen ten behoeve van het bereiken van een regeling in der minne (waarbij ook het feit dat haar cliënte gebruik maakte van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand een rol speelde) en door de voorkeur te geven aan gerechtelijke procedure alvorens andere mogelijkheden te beproeven. Zo heeft verweerster zonder dat daar behoefte aan was namens haar cliënte een procedure voorlopige voorzieningen aanhangig gemaakt.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
- Klager meent dat hij wel degelijk een eigen belang heeft, omdat zijn (ex-) echtgenote vanwege de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand geen drijfveer heeft om de zaak in der minne te schikken, waardoor de belangen van klager zijn geschaad. Klager meent dat de voorzitter ten onrechte geen aandacht aan dit punt schenkt. Voorts meent klager dat de voorzitter voorbij gaat aan gedragsregel 30 van de Gedragsregels voor Advocaten, welke inhoudt dat de advocaat zich dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn.
4 BEOORDELING
4.1 Klager onderbouwt zijn verzet met betrekking tot klachtonderdeel a) met de opmerking dat hij een eigen belang had bij zijn klacht, omdat de procedure tegen zijn ex-echtgenote mogelijk anders zou zijn gelopen als zij geen door de overheid gefinancierde rechtsbijstand had verkregen. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat hiermee geen eigen belang van klager bestaat tot het klagen over een aan zijn ex-echtgenote verleende toevoeging, althans van een eigen belang niet is gebleken nu in zijn algemeenheid geen oorzakelijk verband kan worden aangenomen tussen een verkregen toevoeging en de proceshouding ten gunste van wie de toevoeging strekt. Ook degene die op basis van toegevoegde rechtsbijstand procedeert zal immers in zijn algemeenheid belang hebben bij een regeling in der minne, voor het bereiken waarvan overigens ook een toevoeging kan worden afgegeven Daarmee steunt de raad het oordeel van de voorzitter dat dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk is. De door klager aangevoerde omstandigheden veranderen dit oordeel niet. Overigens is tijdens de behandeling ter zitting gebleken dat de Raad voor Rechtsbijstand ondertussen onderzoek heeft gedaan en dat er geen aanleiding is om de aan de ex-echtgenote van klager verstrekte toevoeging in te trekken. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en wordt het verzet ten aanzien van klachtonderdeel a) ongegrond verklaard.
4.2 Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel heeft klager geen zelfstandige verzetsgrond aangevoerd. De raad acht het oordeel van de voorzitter, dat er op neerkomt dat het handelen van verweerster blijft binnen de vrijheid die zij heeft om de belangen van haar cliënte te behartigen op de wijze die haar goeddunkt, niet onbegrijpelijk, en verklaart ook het verzet met betrekking tot het tweede klachtonderdeel ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door: mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, F.A.M. Knüppe, R.J.A. Dil, H. Dulack, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juli 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
en per gewone post aan:
- de deken van de Orde van Advocaten Gelderland;
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.