Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:34

Zaaknummer

R. 4210/13.117

Inhoudsindicatie

De stelling dat klager van de beklaagde advocaat de opdrachtbevestigingen niet heeft ontvangen is op basis van de stukken niet aannemelijk geworden. Evenmin is in de gegeven omstandigheden tuchtrechtelijk verwijtbaar dat voor een betreffende zaak in hoger beroep niet opnieuw een opdrachtbevestiging is gestuurd. Voor de beklaagde advocaat waren geen gronden aanwezig om aan te nemen dat klager in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand. Klager had in de gegeven omstandigheden een eigen verantwoordelijkheid om de beklaagde advocaat naar behoren te informeren omtrent zijn financiële situatie. Het verwijt omtrent de wijze van declareren is ongegrond. De declaraties voldoen aan de daaraan krachtens de gedragsregels in redelijkheid te stellen eisen en klager heeft tegen deze wijze van declareren nimmer bezwaar gemaakt. Klacht is ongegrond.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 30 mei 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk K014 2013, door de raad ontvangen op 3 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 4 november 2013 van de raad in aanwezigheid van klager en verweerder. Klager werd ter zitting bijgestaan door mr. N., advocaat te Den Haag. Verweerder werd ter zitting bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. S., advocaat te Den Haag. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klager in de periode februari 2007 tot het najaar 2012 bijgestaan in diverse zaken.

2.3 Vanaf 2010 zijn betalingsachterstanden ontstaan. Hierover zijn bij herhaling afspraken gemaakt.

2.4 Bij brief van 27 juni 2011 heeft verweerder klager in de gelegenheid gesteld over te stappen naar een andere advocaat.

2.5 In overleg met klager en na consultatie van de deken heeft klager zekerheid gesteld voor de openstaande nota’s door middel van het vestigen van een pandrecht op een auto.

2.6 Op 31 oktober 2012 heeft klager twee e-mailberichten gezonden aan de advocaat die belast is met de incasso van de declaraties. Daarin heeft klager onder meer aangegeven:

“toen ik het begin van het jaar jullie een pandrecht gaf op de auto,  deze al had verkocht.”

en

“..Dat is de ware reden dat toen J. steeds grotere druk begon uit te oefenen de auto te verkopen, ik wel afscheid moest nemen van jullie.”.

2.7 Aan verweerder heeft klager op die dag een kort e-mailbericht gezonden, onder meer inhoudende:

“..Ik heb A zojuist twee mails gestuurd. Tegenover jou wil ik slechts mijn diepe, diepe, excuses maken”.

2.8 Bij brief van 9 januari 2013 heeft de advocaat van klager een klacht tegen verweerder ingediend.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a. niet en/of onvolledig en/of te laat de tussen hem en klager gemaakte afspraken schriftelijk heeft vastgelegd, daaronder begrepen de met klager gemaakte honorariumafspraken (gedragsregel 8 en 26);

b. heeft verzuimd schriftelijk vast te leggen dat klager afstand zou hebben gedaan van zijn recht op gefinancierde rechtsbijstand (gedragsregel 24, lid 3);

c. niet en/of te laat heeft onderzocht of klager in aanmerking zou komen voor gefinancierde rechtshulp (gedragsregel 24, lid 1);

d. zonder overleg met klager tussentijds een toevoeging heeft doen beëindigen (gedragsregel 24, lid 1);

e. verzuimd heeft aan klager per afzonderlijke zaak en/of instantie een einddeclaratie met een bijbehorende urenspecificatie te zenden, zulks ondanks herhaalde verzoeken daartoe (gedragsregel 25, lid 4 en 27 lid 5)

f. excessief heeft gedeclareerd (gedragsregel 25, lid 1)

g. in de strafzaak in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam aan klager een onvolledig dossier ter hand heeft gesteld

h. onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld door ondanks diens ernstige psychische klachten, waarvan verweerder op de hoogte was, van klager te verlangen dat hij een pandakte zou ondertekenen ter zekerheid van betaling van nog openstaande declaraties.

 

De klachtonderdelen b, d, f en g zijn ter zitting door de gemachtigde van klager ingetrokken, zodat in het verweer en de beoordeling alleen de klachtonderdelen a, c, e en h zijn betrokken.

 

4 VERWEER

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1 Verweerder heeft drie opdrachtbevestigingen overgelegd in drie zaken ter onderbouwing van de stelling dat de opdrachtbevestigingen aan klager zijn gezonden.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.2 Verweerder heeft gesteld dat hij goede grond had om aan te nemen dat klager niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam. Eerst in oktober 2011 bleek dat er sprake was van een structureel betalingsprobleem en ook overigens ontstond toen pas de indruk dat het vermogen van klager verdampt was. Verweerder heeft toen de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp aan de orde gesteld. Tot die tijd bestond de indruk dat het ging om tijdelijke problemen betreffende de nakoming van financiële verplichtingen.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

4.3 Verweerder heeft een afschrift gestuurd van de declaraties in de betreffende zaak met bijbehorende specificaties. Daarnaast heeft verweerder gesteld dat in het kader van het overleg over openstaande nota’s en de in dat kader gemaakte afspraken overzichten aan klager ter beschikking zijn gesteld. Verweerder heeft ten slotte aangegeven dat gedurende de vijf jaar van rechtsbijstand en ook nadien, klager geen klachten heeft geuit over de (hoogte van de) declaraties.

Ten aanzien van klachtonderdeel h

4.4 Verweerder heeft gesteld dat de psychische problemen van klager volgens zijn beoordeling niet van dien aard waren dat hij de gevolgen van zijn handelen niet kon overzien. Volgens verweerder was van handelingsonbekwaamheid aan de zijde van klager geen sprake.

 

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Klager heeft onweersproken gesteld dat de opdrachtbevestigingen niet voor akkoord aan verweerder zijn geretourneerd. Verweerder heeft klagers stelling betwist dat bedoelde brieven niet zijn gezonden c.q. niet door klager zouden zijn ontvangen. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat klager het bij brief van 1 februari 2007 gevraagde voorschot van € 5.000,-- op 20 februari 2007 heeft betaald. Voor zover klager aangeeft de opdrachtbevestigingen niet te hebben ontvangen, acht de raad dit onaannemelijk nu klager andere correspondentie afkomstig van verweerder wel heeft ontvangen en overigens niet heeft geageerd tegen de hoogte van het uurtarief en/of de frequentie van het declareren door verweerder op het moment dat hij de declaraties van verweerder ontving.

5.2 Wel kan worden vastgesteld dat uit een aantal e-mailberichten vanaf mei 2010 volgt dat klager problemen had met het betalen van de declaraties van verweerder. Klager heeft in die periode echter regelmatig aan verweerder bericht dat hij wel over zou gaan tot betaling. Klager heeft verweerder niet bericht dat hij de openstaande declaraties in de toekomst niet zou kunnen betalen. De inhoud van de opdrachtbrieven voldoet aan de vereisten zoals neergelegd in de gedragsregels 8 en 26. Dat deze brieven geen schriftelijke bevestiging bevatten van de inschatting van de kansen van klager in de procedure, het te voeren verweer en de te verwachten kosten ter zake maakt dit niet anders.

5.3 De raad is van oordeel dat het tuchtrechtelijk niet verwijtbaar is dat voor de betreffende zaak in hoger beroep niet opnieuw een opdrachtbevestiging is gestuurd. Dit zou anders zijn als er in hoger beroep andere financiële betalingsafspraken zouden gelden. Dit laatste is niet gebleken.

5.4 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.5 Voor verweerder waren er geen gronden aanwezig om aan te nemen dat klager in aanmerking kwam voor de door de overheid gefinancierde rechtshulp. Uit e-mailberichten van klager blijkt weliswaar dat klager de declaraties van verweerder niet of laat betaalde, maar tegelijkertijd dat diverse toezeggingen werden gedaan dat betalingen later zouden volgen. Uit geen van de betreffende e-mailberichten kan de raad afleiden dat klager verweerder heeft bericht dat hij hem niet alleen nu, maar ook in de toekomst, niet zou kunnen betalen, omdat hem de financiële middelen daarvoor structureel ontbraken.

5.6 Voorop gesteld zij dat een advocaat alert dient te zijn op de financiële (on)mogelijkheden van zijn cliënt. In dat licht bezien had het de voorkeur verdiend als verweerder eerder met klager overleg had gevoerd over de wenselijkheid of noodzaak van een toevoeging. Hoewel de gemachtigde van klager meent dat verweerder ter zake een onderzoekplicht had, is de raad van oordeel dat klager een eigen verantwoordelijkheid had om verweerder over zijn financiële situatie naar behoren te informeren. Niet is gesteld of is gebleken dat klager dit voldoende concreet heeft gedaan. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 Ten aanzien van klachtonderdeel e

5.7 Uit de overgelegde declaraties leidt de raad af dat deze voldoen aan de daaraan krachtens de gedragsregels in redelijkheid te stellen eisen. Klager heeft niet gesteld noch is uit de stukken gebleken dat hij gedurende de rechtsbijstand door verweerder tegen de wijze van declareren bezwaar heeft gemaakt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel h

5.8 De tuchtrechter is niet bevoegd een oordeel te geven of verweerder misbruik van omstandigheden heeft gemaakt. De bevoegdheid daartoe is voorbehouden aan de civiele rechter. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.9 Gelet op het vorenstaande zijn de klachtonderdelen a, c, e en h ongegrond.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a, c, e en h ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 januari 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl