Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:58

Zaaknummer

14-031A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 10 maart 2014

in de zaak 14-031A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mevr. mr.

advocaat te

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 4 februari 2014 met kenmerk 4013-1173, door de raad ontvangen op 6 februari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft een geschil met de (voormalige) cliënten van verweerster. Verweerster heeft inmiddels de behandeling van de kwestie overgedragen aan een andere advocaat.

1.3 Verweerster heeft, namens een van haar cliënten, klager gesommeerd om te stoppen met het stalken van deze cliënte. Dit met de mededeling dat als klager geen gevolg geeft aan de sommatie, hij zal worden gedagvaard. De sommatie is niet gevolgd door een door verweerster uitgebrachte dagvaarding.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij heeft getracht klagers vrijheid te beperken door te dreigen met het uitbrengen van dagvaardingen ten behoeve van een straatverbod en contactverbod voor klager;

b) zij klager heeft gedwongen om tijd, moeite en geld te spenderen ten behoeve van zijn verdediging naar aanleiding van de door verweerster verzonden sommatie;

c) zij klager in het ongewisse heeft gelaten, nu klager niet weet of hij al dan niet wordt gedagvaard;

d) zij onzorgvuldig heeft gehandeld door geen kopieën van aangiften bij haar cliënten op te vragen, waardoor haar dreigementen "op bluf" zijn gebaseerd.

2.2 Op 28 oktober 2013 heeft klager zijn klacht ter kennis van de deken gebracht.

3 BEOORDELING

3.1 Nu de klacht is gericht tegen verweerster als advocaat van klagers wederpartijen stelt de voorzitter bij de beoordeling van de klacht voorop dat een advocaat, volgens vaste rechtspraak van het hof van discipline, een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem goeddunkt, zulks in overleg met zijn cliënt. Deze vrijheid is niet absoluut. Deze wordt onder meer beperkt doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal wat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) constateert de voorzitter dat verweerster namens en in opdracht van haar cliënte klager heeft gesommeerd te stoppen met het stalken van deze cliënte. Deze handelwijze van verweerster valt binnen de hiervoor genoemde volgens vaste rechtspraak bestaande vrijheid van een advocaat. Het sommeren van een wederpartij zoals verweerster heeft gedaan betreft geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen; verweerster heeft immers slechts het standpunt van haar cliente aan klager overgebracht.

3.3 Zodoende verklaart de voorzitter klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond.

3.4 Ook voor klachtonderdeel b), inhoudend dat verweerster met haar sommatie klager heeft gedwongen om zijn verdediging ter hand te nemen, geldt dat deze handelswijze valt binnen de advocatuurlijke vrijheid van verweerster. Het stond verweerster, als gezegd, vrij om namens haar cliënte een sommatie te verzenden. Dat klager naar aanleiding van die sommatie bepaalde handelingen (in het kader van zijn verweer) heeft verricht maakt dat niet anders. Daarbij geldt dat het aan klager was om te bepalen welke handelingen hij daartoe verrichtte en of hij daar kosten voor moest maken.

3.5 Klachtonderdeel b) is derhalve ook kennelijk ongegrond.

3.6 Tegenover het verwijt in klachtonderdeel c), dat verweerster klager in het ongewisse heeft gelaten over het al dan niet dagvaarden van klager, heeft verweerster gesteld dat klager haar, tijdens de behandeling van het dossier door haar, nooit heeft gevraagd of en zo ja op welke termijn hij zou worden gedagvaard. De voorzitter acht deze stelling van verweerster valide. Het was aan klager om destijds te proberen om op dit punt duidelijkheid te trachten te verkrijgen. Vervolgens zou het aan de cliënte van verweerster zijn geweest om verweerster al dan niet te instrueren daarop een concreet antwoord te geven.

3.7 Op grond van het voorgaande is ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond.

3.8 Tegenover klachtonderdeel d), inhoudend dat de stellingname van verweerster namens haar cliënten "op bluf" is gebaseerd, heeft verweerster gemotiveerd betwist dat zij feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of redelijkerwijs kan weten dat die in strijd met de waarheid zijn. Zoals hiervoor onder 3.1 al is overwogen ten aanzien van de beleidsvrijheid van elke advocaat valt deze handelwijze van verweerster onder de aldaar beschreven vrijheid. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster met haar handelen de grenzen van deze vrijheid heeft overschreden.

3.9 Aldus moet ook klachtonderdeel d) kennelijk ongegrond worden verklaard.

3.10 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, in zijn geheel kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 10 maart 2014.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 maart 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.