Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2014:3

Zaaknummer

13-163

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder dat hij geluidsbanden betreffende zijn repatriëring door een reisorganisatie naar Nederland niet heeft opgevraagd en geen getuigen heeft doen horen in hoger beroep. Niet is vast komen te staan dat klager verweerder heeft verzocht de geluidsbanden op te vragen. Gezien de ingenomen stellingen lag het opvragen van de banden niet voor de hand. Verweerder heeft in hoger beroep getuigenbewijs aangeboden. Beide onderdelen van de klacht zijn ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 20 januari 2014

in de zaak 13-163

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

advocaat te [X]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 3 juli 2013, door de raad ontvangen op 5 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland, de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 november 2013 in aanwezigheid van mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. E. Bige, J.R.O. Dantuma, I.P.A. van Heijst en G.R.M. van den Assum, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de in punt 1.1 genoemde brief van de deken en van de stukken die zijn gevoegd bij deze brief alsmede van de memorie van grieven d.d. 14 september 2006, die verweerder op verzoek van de voorzitter van de raad van discipline heeft overgelegd.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Op 3 augustus 2001 heeft klager een internationale reis- en kredietbrief bij de ANWB gekocht in verband met zijn vakantie naar Kroatië.

2.3    Op 7 augustus 2001 heeft klager een ernstig ongeluk gekregen waarbij zijn rug is gebroken waarna hij in een ziekenhuis in Kroatië is opgenomen.

2.4    Na de ziekenhuisopname van klager is contact opgenomen met de alarmcentrale van de ANWB. Er hebben telefonische contacten plaatsgevonden tussen onder meer de reisgenoot van klager, klager zelf en de vriendin van klager vanuit Nederland en de ANWB.

2.5    Op 11 augustus 2001 is klager per Deutsche Flug Ambulanz teruggevlogen naar Nederland. Dit heeft de ANWB geregeld. Op basis van de internationale reis- en kredietbrief heeft de ANWB de kosten van het terugvliegen van klager voorgeschoten. Aanvankelijk heeft de ANWB de kosten van de repatriëring aan een reisverzekeraar in rekening gebracht. Nadat bleek dat klager geen reiskostenverzekering had afgesloten, heeft de ANWB op 17 juli 2003 € 4.397,09 aan klager in rekening gebracht. Klager heeft zich vervolgens tot zijn ziektekostenverzekeraar gewend met het verzoek de kosten, die de ANWB aan hem in rekening bracht, aan hem te vergoeden. De ziektekostenverzekeraar heeft dit geweigerd omdat er geen medische noodzaak was voor de repatriëring van klager per vliegtuig.

2.6    In september 2004 heeft klager zich tot verweerder gewend in verband met zijn geschil met de ANWB.

2.7    Op 22 april 2005 heeft de ANWB klager gedagvaard bij de rechtbank Amsterdam, sector kanton.

2.8    Bij vonnis van 7 maart 2006 oordeelt de kantonrechter dat de eventuele bij klager bestaande onduidelijkheid over de betaling van de kosten van repatriëring en/of dat het feit dat klager in de veronderstelling verkeerde dat hij verzekerd was voor de kosten van de repatriëring voor zijn risico komt en is de vordering van de ANWB toegewezen. Daarbij overweegt de kantonrechter dat klager slechts in algemene bewoordingen de telefoonnotities van de ANWB heeft weersproken maar heeft verzuimd aan te geven op welke specifieke punten deze weergave van de feiten niet juist is, terwijl klager daartegenover op sommige punten deze verklaringen weer als juist aanvaardt.

2.9    Verweerder heeft namens klager hoger beroep aangetekend tegen het vonnis van de kantonrechter. In de memorie van grieven van 14 september 2006 heeft verweerder gesteld dat klager uitgaat van de juistheid van de telefoonnotities, die door de ANWB in het geding zijn gebracht. Vervolgens is verweerder uitvoerig ingegaan op de telefoonnotities waaruit blijkt dat onder meer gesteld is dat de arts van de ANWB beslist wanneer en hoe klager wordt vervoerd en dat  als klager zelf besluit te vertrekken, terwijl de arts van de ANWB dat niet verantwoord acht, klager zelf de kosten van het transport zal moeten betalen. Voorts is aangeboden de volgende stellingen van klager te bewijzen door middel van het horen van getuigen:

dat de ANWB zelfstandig heeft besloten om tot repatriëring van klager per vliegtuig over te gaan,

dat klager verzocht om hulp bij overplaatsing naar een ander ziekenhuis,

dat klager alternatieven heeft aangedragen voor repatriëring naar Nederland op andere wijze dan per vliegtuig.

2.10    Bij eindarrest van 29 november 2007 is het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof overweegt dat de juistheid van de door de ANWB tijdens de procedure bij de rechtbank overgelegde telefoonnotities tussen partijen niet, althans niet voldoende concreet gemotiveerd, wordt betwist. Het hof oordeelt dat het op de weg van klager had gelegen dat hij in de door de ANWB met hem gevoerde telefoongesprekken tijdig tot uitdrukking had gebracht dat hij niet instemde met de repatriëring door de ANWB, indien daarvan sprake was, en er vanuit moet worden gegaan dat klager dat niet heeft gedaan terwijl hij daartoe wel in staat was. Omdat het horen van getuigen de gesignaleerde leemte niet kan vullen, gaat het hof voorbij aan het aanbod van klager om zijn stellingen door het horen van getuigen te bewijzen. Voorts oordeelt het hof dat uit de telefoonnotities niets valt af te leiden over enig geldbedrag dat voor de repatriëring bij klager in rekening zal worden gebracht en dat evenmin blijkt dat voorafgaand aan het transport door de ANWB is geïnformeerd naar een eventueel door klager afgesloten verzekering, terwijl dat wel voor de hand had gelegen, maar dat anderzijds ervan mag worden uitgegaan dat het klager bekend was dat repatriëring kosten met zich brengt, die in beginsel voor rekening van de gerepatrieerde komen. Dat de ANWB veronderstelde dat klager verzekerd was voor de kosten van zijn repatriëring, ontsloeg klager niet van zijn verplichting om zelfstandig na te gaan of en zo ja in hoeverre, hij verzekerd was voor de kosten van zijn repatriëring.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich onvoldoende heeft ingespannen ten behoeve van de behartiging van klagers belangen, in het bijzonder door zich onvoldoende in te spannen voor de bewijsvoering doordat hij:

a)    geen gehoor heeft gegeven aan klagers verzoek om te bewerkstelligen dat de geluidsbanden, die de ANWB heeft gemaakt betreffende zijn repatriëring, werden overgelegd in de procedures die hij voor hem heeft gevoerd tegen de ANWB

b)    geen getuigen heeft doen horen in hoger beroep ondanks het feit dat klager daar expliciet om heeft gevraagd.

Stellingen van klager ter onderbouwing van zijn klacht, voor zover niet al onder de feiten opgenomen:

3.2    Na zijn ongeval is contact opgenomen met de ANWB-alarmcentrale en is de betreffende medewerker zijn repatriëring tegen zijn wil gaan regelen zonder te controleren of hij daarvoor verzekerd was. Bijna 2 jaar na het ongeval komt de fout van de betreffende medewerker aan het licht en probeert hij of zij de verantwoordelijkheid voor deze fout op klager af te wentelen.

3.3    In de procedure, die de ANWB tegen hem aanhangig heeft gemaakt bij de rechtbank, heeft de ANWB verslagen overgelegd van hetgeen volgens de ANWB telefonisch met hem is besproken. De verslagen zijn niet correct.

3.4    Uit het feit dat de ANWB na 2½ jaar na het ongeval verslagen kan overleggen van de gevoerde telefoongesprekken leidt klager af dat de gesprekken op band moeten zijn opgenomen. Dit was voor hem een extra reden om in hoger beroep te gaan tegen het vonnis van de rechtbank.

3.5    Klager heeft verweerder tijdens de procedure in hoger beroep opgedragen deze bandopnamen op te vragen. Dit heeft verweerder niet gedaan.

3.6    Hij heeft een brief geschreven aan het gerechtshof waarin hij heeft verzocht de banden af te luisteren. Deze brief heeft hij tijdens een gesprek bij verweerder op kantoor aan hem laten lezen.

3.7    Uit de bandopnamen blijkt dat de medewerker van de ANWB hem heeft bevestigd dat hij volledig verzekerd was als de ANWB hem zou terugvliegen en dat hij niet verzekerd was als hij zelf zijn terugreis zou regelen. Hij had de zaak nooit kunnen verliezen als de bandopnamen waren opgevraagd.

4    VERWEER

4.1    Hij betwist dat hij jegens klager is tekort geschoten doordat hij de geluidsbanden niet heeft opgevraagd. Klager heeft hier nimmer om verzocht, ook niet nadat door de ANWB telefoonnotities zijn overgelegd. Een bespreking waarbij klager zijn brief aan het gerechtshof aan hem heeft laten lezen, kan hij zich niet herinneren. Klager heeft deze brief niet aan hem voorgehouden.

4.2    Klager veronderstelt dat er geluidsopnamen zijn gemaakt van de gevoerde telefoongesprekken en dat deze, toen hij door de ANWB werd aangesproken tot betaling en hij zich tot verweerder wendde, nog bestonden. De ANWB stelt zich op het standpunt dat de banden zijn vernietigd. Niet bekend is wanneer deze zijn vernietigd. Het is zeer aannemelijk dat deze geluidsbanden reeds waren vernietigd toen klager zich – 3 jaar na zijn repatriëring – in september 2004 tot hem wendde.

4.3    Namens klager is de verklaring van zijn reisgenoot overgelegd, die een getuige uit de eerste hand was omdat hij telefoongesprekken met de ANWB heeft gevoerd over de repatriëring van klager, en is bewijs door middel van het doen horen van deze reisgenoot en een aantal andere getuigen aangeboden. Omdat klager beschikt over de getuigenverklaring van zijn reisgenoot, lag het niet voor de hand om de geluidsbanden op te vragen. Immers hij beschikte reeds over bewijs van hetgeen telefonisch was besproken. Daarom is hij van mening dat hij niet jegens klager is tekort geschoten door niet uit eigen beweging de geluidsbanden op te vragen.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Klager heeft aangevoerd dat hij verweerder heeft verzocht de geluidsbanden op te vragen van de met de ANWB gevoerde telefoongesprekken, die hebben plaatsgevonden toen hij in een ziekenhuis in Kroatië lag omdat zijn rug was gebroken ten gevolge van een ongeval. Klager heeft ter ondersteuning van zijn stelling aangevoerd dat hij een brief aan het gerechtshof heeft geschreven waarin hij het hof heeft gevraagd de banden af te luisteren en dat hij deze brief aan verweerder heeft laten lezen toen hij bij verweerder op kantoor was.

5.2    Verweerder stelt dat klager hem nimmer heeft verzocht de geluidsbanden op te vragen en dat het zeer aannemelijk is dat de geluidsbanden, toen klager zich drie jaar na het ongeval tot hem wendde, reeds vernietigd waren en dat het niet voor de hand lag om de banden op te vragen omdat klager beschikte over een getuige uit de eerste hand.

5.3    De raad is van oordeel dat verweerder gemotiveerd heeft betwist dat klager hem heeft verzocht de geluidsbanden op te vragen en dat daarom niet is vast komen te staan dat klager dit heeft verzocht.

5.4    Verweerder heeft gezien de getuigenverklaring van de reisgenoot van klager en gezien het feit dat hij blijkens de memorie van grieven uitging van de juistheid van de door de ANWB overgelegde telefoonnotities, niet uit eigen beweging de geluidsbanden hoeven op te vragen. Dat klager bezwaar heeft gemaakt tegen hetgeen verweerder heeft gesteld in de memorie van grieven ten aanzien van de door de ANWB overgelegde telefoonnotities is gesteld noch gebleken. Klachtonderdeel a is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5    Verweerder heeft in de door hem opgestelde memorie van grieven getuigenbewijs aangeboden van de in punt 2.9 van deze beslissingen genoemde stellingen. Meer of anders om te bevorderen dat de door klager gewenste getuigen zouden worden gehoord, heeft verweerder niet kunnen doen.

5.6    Dat het hof voorbij is gegaan aan het aanbod van de zijde van klager getuigen te laten horen omdat het hof van oordeel is dat klager niet zal kunnen bewijzen dat hij niet akkoord is gegaan met zijn repatriëring door de ANWB, valt verweerder niet te verwijten. Daarom is ook klachtonderdeel b ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Beide onderdelen van de klacht zijn ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. E. Bige, J.R.O. Dantuma, I.P.A. van Heijst en G.R.M. van den Assum, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 januari 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.