Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-09-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:215
Zaaknummer
L 113 - 2014
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft onvoldoende voortvarend gehandeld. Klachten door verweerder erkend. Verweerder inmiddels geschrapt door Hof van Discipline.
Inhoudsindicatie
Klacht gegrond; onvoorwaardelijke schorsing drie maanden.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 8 september 2014
in de zaak L 113 - 2014
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 23 april 2014 met kenmerk DOK 260, door de raad ontvangen op 24 april 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 juni 2014 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 23 april 2014 met bijlagen en van de nagekomen brief met bijlagen van de gemachtigde van klaagster van 12 juni 2014.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klaagster heeft zich op 5 september 2011 tot verweerder gewend. Klaagster had voor een Duitse rechtbank een procedure gevoerd waarin is bepaald dat haar ex-man alimentatie aan haar moest betalen. Klaagster heeft zich tot verweerder gewend teneinde een exequatur voor de tenuitvoerlegging van die Duitse alimentatiebeschikking te krijgen. Op 6 september 2011 heeft klaagster diverse stukken bij verweerder aangeleverd. Verweerder heeft vervolgens een voorschotnota gestuurd, welke door klaagster is betaald. Op 14 december 2011 is het verzoek om een toevoeging dat door verweerder was ingediend afgewezen. In mei 2012 is door verweerder een verzoek tot het verkrijgen van een exequatur ingediend. Op dat verzoek wordt vermeld dat een toevoeging voor klaagster is aangevraagd. Op 12 september 2012 heeft verweerder klaagster bericht dat er inmiddels titels waren verkregen voor de tenuitvoerlegging. Klaagster heeft vervolgens binnen één week € 400,-- betaald ten behoeve van de kosten voor het inschakelen van een deurwaarder. Bij brief van 25 juni 2013 heeft de gemachtigde van klaagster zich met de onderhavige klacht tot de deken gewend.
3 klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
1. niets of vrijwel niets heeft ondernomen in de zaak van klaagster;
2. klaagster niet heeft geïnformeerd over haar zaak;
3. klaagster in de waan heeft gelaten dat een toevoeging was aangevraagd en voorts, terwijl zij voor een toevoeging in aanmerking kwam, een bedrag van € 595,-- heeft laten betalen;
4. de deurwaarder niet heeft voorzien van de door deze verzochte informatie, waardoor de deurwaarder niet tot executie is overgegaan;
5. klaagster een bedrag van € 400,-- heeft laten betalen met het oog op de executie, maar dit bedrag niet heeft doorbetaald aan de deurwaarder;
6. het dossier ondanks herhaald verzoek daartoe niet overdroeg aan de nieuwe advocaat van klaagster.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de feiten zoals deze door klaagster zijn gesteld juist zijn. Verweerder heeft de klachten van klaagster niet weersproken en heeft aangegeven dat hij inziet dat zijn gedrag niet door de beugel kan. Verweerder had last van diverse fysieke en burn-out klachten, waardoor hij lange tijd niet heeft kunnen werken. Doordat er geen achtervang op zijn kantoor aanwezig was, is de praktijkvoering onvoldoende geweest. Verweerder heeft inmiddels de door klaagster betaalde bedragen terugbetaald en heeft spijt van zijn handelen in deze. Verweerder geeft voorts aan dat hij inmiddels ondersteuning heeft gezocht van een collega-kantoor, dat hem bijstaat met het oppakken van de praktijk.
5 BEOORDELING
5.1 De klachten van klaagster worden door verweerder erkend. Het is de raad ambtshalve bekend dat verweerder reeds vaker tuchtrechtelijk is veroordeeld. In overwegende mate hadden deze klachten betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening, zoals ook in de onderhavige zaak. De betreffende klachten omvatten een tijdsspanne van 2009 tot 2013. Verweerder kan zich niet blijvend verschuilen achter gezondheidsredenen die hem zouden hebben belet zijn praktijk te voeren. Een advocaat die door welke omstandigheid dan ook niet in staat is zijn praktijk voort te zetten, dient te voorzien in adequate opvang en waarneming, zodat de belangen van zijn cliënten gewaarborgd zijn. Daarvan is bij verweerder geen sprake geweest. De raad is dan ook van oordeel dat alle onderdelen van de klacht gegrond zijn.
5.2 Verweerder heeft weliswaar spijt betuigd en aangegeven maatregelen te hebben genomen om herhaling te voorkomen, maar de raad heeft onvoldoende vertrouwen dat verweerder erin zal slagen verbetering te bewerkstelligen. Daar komt bij dat aan de raad ambtshalve is gebleken dat het Hof van Discipline verweerder bij beslissing van 18 juli 2014 inmiddels heeft geschrapt van het tableau.
5.3 Het vorenstaande brengt mede dat naar het oordeel van de raad niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan schorsing in de praktijk voor de duur van 3 maanden.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klachten gegrond en legt aan verweerder op de maatregel van
schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden.
Aldus gewezen door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans , voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 september 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 9 september 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:
- klaagster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl