Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-05-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:136
Zaaknummer
14-114NH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klachten over advocaat wederpartij zien op door verweerster ingenomen standpunten in de echtscheidingsprocedure. Oordeel daarover voorbehouden aan de civiele rechter. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 27 mei 2014
in de zaak 14-114NH
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 1 mei 2014 met kenmerk 13-351, door de raad ontvangen op 2 mei 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klager en zijn (ex-)echtgenote zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure, waarin voorlopige voorzieningen zijn bepaald en drie zittingen betreffende de financiële verdeling hebben plaatsgevonden. Verweerster staat de (ex-)echtgenote van klager bij.
1.3 Na ontvangst van de beschikking voorlopige voorzieningen van 11 april 2012 had klager tijdelijk geen advocaat. Klager heeft verweerster in die periode verzocht met hem te overleggen hoe hij de beschikking diende na te komen.
1.4 In de draagkrachtberekening die verweerster in de procedure heeft gebracht, is de aanspraak van haar cliënte op een eindejaarsuitkering op grond van de toepasselijke CAO niet opgenomen. Verweerster heeft in de procedure voorts onder meer aangevoerd dat de tussen klager en haar cliënte vastgestelde omgangsregeling niet werd nagekomen door klager.
1.5 Bij brief van 23 september 2013 heeft klager zich over verweerster beklaagd bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:
a) op het moment dat klager geen advocaat had, heeft geweigerd met hem te overleggen over hoe de beschikking voorlopige voorzieningen diende te worden nagekomen;
b) de rechtbank in strijd met gedragsregel 30 opzettelijk onjuist heeft geïnformeerd met betrekking tot het inkomen van haar cliënte door in de draagkrachtberekening de aanspraak op een eindejaarsuitkering niet te vermelden en daarnaast ten onrechte heeft gesteld dat de kinderen gemiddeld slechts één dag in de week bij klager zijn in plaats van de vastgestelde twee dagen.
3 BEOORDELING
3.1 De voorzitter stelt voorop dat nu de klachten zijn gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klager heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter overweegt hierbij dat de advocaat in familierechtelijke zaken extra moet waken tegen onnodige escalatie en bijzondere prudentie moet betrachten in zaken waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
3.2 In verband met klachtonderdeel a) overweegt de voorzitter allereerst dat klager lijkt te miskennen dat verweerster optreedt voor zijn wederpartij en per definitie gehouden is zich partijdig op te stellen. Verweerster is ook gehouden zich te laten leiden door de naar haar oordeel gerechtvaardigde wensen van haar cliënte, klagers wederpartij. Nog daargelaten dat verweerster heeft betwist dat zij geen enkel overleg met klager heeft gevoerd naar aanleiding van de beschikking voorlopige voorzieningen in de korte periode dat klager niet werd bijgestaan door een advocaat, niet vastgesteld kan worden dat verweerster de hiervoor in alinea 3.1 vermelde vrijheid die haar daarbij toekomt, heeft overschreden. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
3.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de voorzitter dat verweerster heeft betwist dat zij gegevens heeft aangedragen die feitelijk onjuist zijn. Verweerster heeft aangevoerd dat zij mocht afgaan op de door haar cliënte verstrekte informatie. Ter zake het door klager als frauduleus betitelde achterwege laten van de aanspraak op een eindejaarsuitkering in de draagkrachtberekening heeft verweerster er op gewezen dat zij ook niet heeft ontkend dat er aanspraak bestaat op een eindejaarsuitkering op grond van de CAO.
3.4 Tegenover deze betwisting heeft klager geen concrete feiten en omstandigheden gesteld die - gemeten naar de hiervoor genoemde maatstaf - kunnen leiden tot het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
3.5 In dit kader is voorts van belang dat de verwijten aan verweerster de inhoud van het civielrechtelijk geschil betreffen dat klager en zijn wederpartij verdeeld houdt. Het is niet aan de tuchtrechter daarover te oordelen, maar aan de civiele rechter. De advocaat van klager dient de standpunten van klager met betrekking tot de draagkrachtberekening en de omgangsregeling in de echtscheidingsprocedure naar voren brengen, waarna de rechter hierover een oordeel zal moeten vellen.
3.6 Gelet op het voorgaande is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo griffier op 27 mei 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 27 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.