Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-11-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:272
Zaaknummer
ZWB 19 - 2014
Inhoudsindicatie
Een advocaat is tuchtrechtelijk enkel verantwoordelijk voor zijn eigen gedragingen, niet voor die van een kantoorgenoot.
Inhoudsindicatie
Advocaat heeft in het belang van zijn cliënt gemotiveerd aan de rechtbank uiteengezet waarom hij zich niet aan de indruk kon onttrekken dat een brief van klager geantedateerd was en hiermee zijn argumenten waarom hij van mening was dat het verzoek van de wederpartij om aanhouding diende te worden afgewezen, kracht willen bijzetten. Woordkeuze niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Inhoudsindicatie
Of de wederpartij al dan in aanmerking dient te komen voor een toevoeging is ter beoordeling van de Raad voor Rechtsbijstand; hoe de toegevoegde advocaat zijn taak invult is aan hem. Geen klachtrecht ter zake.
Inhoudsindicatie
Klacht gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 10 november 2014
in de zaak ZWB 19-2014
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 28 januari 2014 met kenmerk K 13-118, door de raad ontvangen op 29 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 september 2014 in aanwezigheid van klager . Verweerder heeft de raad bij brief d.d. 25 augustus 2014 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken d.d. 28 januari 2014, met bijlagen;
- de brief van verweerder d.d. 25 augustus 2014.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Een kantoorgenoot van verweerder, hierna te noemen mr. X, trad op als advocaat van de wederpartij van klager in een huurkwestie. Mr. X heeft klager bij brief d.d. 9 juli 2013 in kennis gesteld van zijn voornemen hem in kort geding te dagvaarden. Mr. X verzocht klager voor 10 juli 2013 om 14.00 uur zijn verhinderdata op te geven. Klager heeft bij brief van 14 juli 2013 gereageerd op de brief van mr. X van 9 juli 2013, zonder opgave van verhinderdata. Op 16 juli 2013 is de dagvaarding aan klager uitgereikt. Klager heeft bij brief d.d. 16 juli 2013, door de rechtbank ontvangen op 25 juli 2013, verzocht om de reeds geplande zittingsdatum van 30 juli 2013 in het door mr. X tegen klager aangespannen kort geding uit te stellen. Aan mr. X is door het kantongerecht per e-mail d.d. 25 juli 2013 verzocht om per kerende post op het uitstelverzoek te reageren.
2.2 Verweerder heeft op 25 juli 2013, bij ontstentenis van mr. X, gereageerd op voormeld verzoek van het kantongerecht. Verweerder schreef onder meer het volgende:
“Op 16 juli 2013 heeft de uitreiking van de dagvaarding plaatsgevonden. Vervolgens heeft (….) u aangeschreven op dezelfde datum, maar omtrent die datering koester ik gerede twijfel, nu uit de afstempeling blijkt dat die brief pas op 25 juli 2013 door u ontvangen werd, derhalve maar liefst negen dagen later. Ik kan mij dan ook niet aan de indruk onttrekken dat (….) dat bewuste schrijven geantedateerd heeft.
Gelet op de tijdlijn van de hierboven beschreven feitelijkheden, heeft het er sterk de schijn van dat (…..) de vastgestelde zittingsdatum van 30 juli 2013 voor zich uit tracht te schuiven onder aanvoering van een ondeugdelijke argumentatie. Met andere woorden, ik twijfel er sterk aan of (…..) op laatstgenoemde datum daadwerkelijk verhinderd is vanwege vakantie.
Bovendien teken ik daarbij dan nog aan dat (…..) op 30 juli 2013 kennelijk wel gewoon alhier aanwezig is, nu hij niet heeft gesteld dat hij voorafgaand reeds in het buitenland een vakantie had geboekt. Ook wat dat betreft vermag ik dus niet in te zien dat (…..) op 30 juli 2013 niet even een paar uur vrij zou kunnen maken (inclusief reistijd) om de zitting bij te kunnen wonen.
Alles overziende verzoek ik u dan ook om het door (…..) gevraagde uitstel niet te honoreren. ”
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. mr. X een brief d.d. 9 juli 2013 aan klager heeft gestuurd met een limiet voor beantwoording op 10 juli om 14.00 uur, die naar hij moest begrijpen niet haalbaar was, terwijl mr. X eerder op verzoeken van klager om over de zaak te praten niet heeft gereageerd;
2. verweerder in een e-mail aan de rechtbank heeft geïnsinueerd dat klager een brief heeft geantedateerd;
3. verweerder niets voor zijn cliënt heeft gedaan maar wel op kosten van de overheid uurtjes geschreven en daardoor misbruik gemaakt van overheidsgeld.
4 VERWEER
4.1 Omdat mr. X niet in staat was om per kerende post te reageren op het e-mailbericht d.d. 25 juli 2013 van het kantongerecht heeft verweerder dit namens hem gedaan.
4.2 Verweerder heeft in zijn e-mailbericht inderdaad gerede twijfel uitgesproken omtrent de beweerde vakantie van klager, waarvan hij pas zo laat melding maakte, alsmede omtrent de datering van zijn schriftelijk uitstelverzoek. Verweerder heeft de twijfel toegelicht en beargumenteerd. Hierin staat niets dat als klachtwaardig bestempeld zou kunnen worden.
5 BEOORDELING
5.1 Een advocaat is tuchtrechtelijk enkel verantwoordelijk voor zijn eigen gedragingen. Aangezien onderdeel 1 van de klacht betrekking heeft op een door mr. X. geschreven brief en de klacht hierover is ingediend tegen verweerder, kan klager in dit onderdeel van de klacht niet worden ontvangen.
5.2 Verweerder diende, bij ontstentenis van zijn kantoorgenoot mr. X , het belang van de cliënt van mr. X te behartigen. Diens belang was klaarblijkelijk gelegen in een spoedige behandeling van het namens hem aangespannen kort geding. Verweerder heeft in zijn e-mail van 25 juli 2013 de gang van zaken rond het verzoek van klager om uitstel van het kort geding geschetst. Verweerder heeft daarbij gemotiveerd uiteengezet waarom hij zich niet aan de indruk kon onttrekken dat de brief van klager d.d. 16 juli 2013 geantedateerd was. Verweerder heeft hiermee gehandeld in het belang van zijn cliënt en zijn argumenten waarom hij van mening was dat het verzoek om aanhouding diende te worden afgewezen, kracht willen bijzetten. Hoewel de woordkeuze van verweerder wellicht voor klager schokkend was - antedatering suggereert valsheid in geschrift - was deze gelet op dit belang, de uitvoerige motivering en de voorwaardelijkheid (“indruk”, “twijfel”) in de woorden van verweerder niet zodanig dat verweerder hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. De raad zal klachtonderdeel 2 ongegrond verklaren.
5.3 Het klachtrecht is niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voorzover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. De Raad voor Rechtsbijstand beoordeelt of door de overheid gefinancierde rechtshulp (“toevoeging”) wordt verleend. Als daartoe is beslist, komt aan de wederpartij van de toegevoegde advocaat geen klachtrecht toe over de wijze waarop deze advocaat aan de behartiging van de belangen van zijn cliënt invulling heeft gegeven. Klager kan derhalve in het derde klachtonderdeel niet worden ontvangen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart klachtonderdelen 1 en 3 niet-ontvankelijk;
verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond;
Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen , voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, A.L.W.G. Houtakkers, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2014 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 11 november 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-
Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door
- klager
- de deken van de orde van advocaten te Zeeland-West-Brabant
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl