Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:155

Zaaknummer

13-374A

Inhoudsindicatie

N heeft een klacht ingediend tegen zijn voormalige advocaat, mr. X (zaak 13-373A), waarna mr. X een klacht heeft ingediend jegens de huidige advocaat van N, mr. Y (13-374A). Mr. X heeft tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door N slechts beperkt bij te staan, terwijl N erop mocht vertrouwen dat mr. X hem zonder enige beperking bijstond. Klacht tegen mr. X gegrond, berisping. Mr. X is niet-ontvankelijk in zijn klacht jegens mr. Y, nu mr. Y advocaat te Breda is en de raad in zoverre niet bevoegd is over deze klacht te oordelen.

Uitspraak

Beslissing van 10 juni 2014

in de zaken 13-373A en 13-374A

naar aanleiding van de klacht (13-373A) van:

1. de heer

2. de heer mr. , tevens gemachtigde van klager sub 1

klagers

tegen:

de heer mr. ,

advocaat te Amsterdam 

verweerder

alsmede naar aanleiding van de klacht (13-374A) van:

de heer mr. ,

advocaat te Amsterdam 

klager

tegen:

de heer mr. ,

advocaat te Breda

verweerder

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 5 december 2013, met kenmerk PvRA/JTH; 4013-0467, door de raad ontvangen op 10 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klachten ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klachten zijn behandeld ter zitting van de raad van 14 april 2014 in aanwezigheid van klager sub 2 in de zaak 13-373A en verweerder in de zaak 13-374A (hierna: mr. Y). Klager sub 1 en verweerder in de zaak 13-373A, tevens klager in de zaak 374A (hierna: mr. X) zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder voorafgaand bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van:

- de in § 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 34; en

- de brief van de griffier van de raad aan partijen van 7 april 2014.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Mr. X heeft zich op 22 december 2011 schriftelijk bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: het Ministerie) als gemachtigde van klager sub 1 in de zaak 13-373A (hierna: N) gesteld inzake de – alstoen – mogelijke ongewenst verklaring van N.

2.3 Mr. X heeft nadien als gemachtigde van N het voornemen van het Ministerie van 13 juni 2012 tot intrekking van de verblijfsvergunning asiel van N ontvangen. Mr. X heeft naar aanleiding van voormeld voornemen namens N een zienswijze ingediend bij het Ministerie, welke zienswijze (enkel) betrekking had op het inreisverbod en niet op de intrekking van de verblijfsvergunning en het terugkeerbesluit.

2.4 Bij besluit van 1 november 2012 heeft het Ministerie (i) de verblijfsvergunning van N ingetrokken, (ii) bepaald dat N Nederland onmiddellijk diende te verlaten en (iii) aan N een inreisverbod opgelegd. In voormeld besluit stond vermeld dat indien niet binnen vierentwintig uur na verzending ervan een verzoek voorlopige voorziening zou worden ingediend, N de uitspraak op het beroep tegen het besluit niet in Nederland mocht afwachten.

2.5 Mr. X heeft na ontvangst van voormelde beschikking het Ministerie telefonisch laten weten dat de aan hem verzonden beschikking van 1 november 2012 niet voor hem bestemd was, nu een andere advocaat N bijstond in zijn asielzaak.

2.6 Bij brief van 7 november 2012 heeft de staatssecretaris van het Ministerie het volgende aan mr. X geschreven:

"Op 1 november 2012 heeft u telefonisch aangegeven dat de aan u verzonden beschikking van 1 november 2012 aangaande bovengenoemde vreemdeling (hierna: betrokkene) [te weten: N], waarin zijn verblijfsvergunning is ingetrokken en aan hem een inreisverbod is opgelegd, niet voor u bestemd is. U voegt hiertoe aan dat er een andere gemachtigde is in de asielzaak van betrokkene.

Gebleken is echter dat u zich bij schrijven van 22 december 2011 als gemachtigde van betrokkene heeft gesteld. Dit heeft u voorts bij schrijven van 3 januari 2012 en 8 mei 2012 bevestigd. Voorts heeft u naar aanleiding van mijn voornemen van 13 juni 2012 een zienswijze ingediend. Nadien heeft u niet aangegeven niet langer te zullen optreden als gemachtigde van betrokkene.

Indien u niet langer wenst op te treden als gemachtigde van betrokkene, verzoek ik u hierover met betrokkene contact op te nemen."

2.7 Mr. Y heeft vervolgens de behandeling van de zaak van mr. X overgenomen en heeft namens N beroep ingesteld tegen voormelde beschikking van 1 november 2012.

2.8 Bij brief van 18 januari 2013 hebben N en mr. Y zich bij de deken beklaagd over mr. X. Op 21 mei 2013 heeft de Rechtbank Den Haag het beroep van (mr. Y namens) N tegen de beschikking van 1 november 2012 ongegrond verklaard.

2.9 Bij faxbrief van 16 september 2013, gedateerd 4 februari 2013, heeft mr. X zich bij de deken beklaagd over mr. Y.

2.10 Bij brief van 18 september 2013 heeft (een kantoorgenoot van) mr. Y een afschrift  van voormelde uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 21 mei 2013 aan (de deken en) mr. X gezonden.

3 KLACHT

          Ad zaak 13-373A

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat mr. X tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij N niet zonder enige beperking heeft bijgestaan, terwijl N daarop wel mocht vertrouwen;

b) hij namens N een onzorgvuldige en onvolledige "zienswijze" heeft ingediend naar aanleiding van het voornemen van het Ministerie van 13 juni 2012 om de verblijfsvergunning van N in te trekken;

c) hij heeft nagelaten tijdige rechtsmaatregelen te nemen tegen de beschikking van het Ministerie van 1 november 2012, met welke beschikking de verblijfsvergunning van N is ingetrokken. Ten gevolge hiervan zijn de belangen van N ernstig geschaad;

d) hij zich heeft ingelaten met de behartiging van belangen op een rechtsgebied waar hij ter zake niet kundig was.

          Ad zaak 13-374A

3.2 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat mr. Y tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij willens en wetens heeft verzuimd de beslissing van de Rechtbank Den Haag van 21 mei 2013 aan het klachtendossier toe te voegen, ten gevolge waarvan mr. X in zijn (verdedigings)belangen is geschaad.

4 BEOORDELING

          Ad zaak 13-373A

4.1 De raad stelt voorop dat, voor zover mr. Y niet slechts als gemachtigde van N zou hebben te gelden, maar tevens als klager, hij niet-ontvankelijk is in zijn klachten. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan een ieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Naar het oordeel van de raad heeft mr. Y niet (voldoende gemotiveerd) gesteld in welk belang hij zelf is of kan worden getroffen door de gedragingen van mr. X. Mr. Y is dan ook niet-ontvankelijk in zijn klachten jegens mr. X.

4.2 N heeft – in tegenstelling tot hetgeen mr. X heeft gesteld – wel degelijk een eigen belang bij zijn klachten. Mochten de klachten van N jegens mr. X gegrond zijn, dan heeft dat tot gevolg gehad dat N door het handelen van mr. X van 2 november 2012 tot 21 mei 2013 niet legaal in Nederland heeft kunnen verblijven, terwijl hij dat bij zorgvuldig handelen van mr. X wel had gekund, nu het gangbaar is dat een eisende partij de uitspraak in de door hem aangespannen procedure in Nederland mag afwachten. N is derhalve ontvankelijk in zijn klachten.

4.3 Klachtonderdelen a en b lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Met deze klachtonderdelen beklaagt N zich erover dat mr. X naar aanleiding van het voornemen van het Ministerie (van 13 juni 2012) de verblijfsvergunning van N in te trekken slechts een zienswijze naar voren heeft gebracht tegen het voorgenomen inreisverbod en niet tegen de intrekking van de verblijfsvergunning, noch tegen het terugkeerbesluit.

4.4 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden, schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Voorts heeft te gelden dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen, zoals niet in appel gaan of slechts één grond aanvoeren tegen een besluit, en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk dient vast te leggen.

4.5 De raad stelt vast dat het klachtendossier geen schriftelijke afspraken bevat over de omvang van de door mr. X aanvaarde opdracht van N. Mr. X heeft als verweer op deze klachtonderdelen gesteld dat voorafgaand aan zijn bijstand aan N een andere advocaat de belangen van N aangaande het asieldossier behandelde. Bij aanvang van de zaak heeft mr. X volgens eigen zeggen verschillende malen met N besproken dat hij enkel een zienswijze kenbaar zou maken over een gedeelte van het voornemen van het Ministerie, te weten het inreisverbod, nu mr. X geen asielgerelateerde handelingen verricht(te). Mr. X stelt dan ook met N te hebben afgesproken dat laatstgenoemde voor de asielgerelateerde onderwerpen contact zou opnemen met zijn voormalige asieladvocaat.

4.6 N betwist dat voormelde afspraken over de beperkte bijstand en de beperkte zienswijze bij aanvang van de zaak zijn gemaakt. De raad kan derhalve niet vaststellen of voormelde afspraken tussen N en mr. X zijn gemaakt. Deze onduidelijkheid komt voor rekening en risico van verweerder. De raad constateert wel dat - gegeven de hiervoor geciteerde brief van het Ministerie aan mr. X van 7 november 2012 - ook het Ministerie ervan uitging dat mr. X N zonder enige beperking als gemachtigde bijstond. Als gevolg daarvan neemt de raad als uitgangspunt dat mr. X N niet expliciet erop heeft gewezen dat hij slechts beperkte bijstand zou verlenen en slechts een zienswijze zou indienen tegen het voornemen tot een inreisverbod. Dit betekent dat N erop mocht vertrouwen dat mr. X hem zonder enige beperking zou bijstaan en dat de door mr. X in te dienen zienswijze tegen het voornemen van het Ministerie van 13 juni 2012 ook betrekking zou hebben op het intrekken van de verblijfsvergunning en het terugkeerbesluit. Op grond van het voorgaande heeft mr. X tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door een zienswijze in te dienen die slechts betrekking had op het inreisverbod en niet op de intrekking van de verblijfsvergunning en het terugkeerbesluit. Klachtonderdelen a en b zijn gegrond.

4.7 Met klachtonderdeel c beklaagt N zich erover dat mr. X heeft nagelaten tegen de beschikking van het Ministerie van 1 november 2012 tijdige rechtsmaatregelen te nemen ten gevolge waarvan de belangen van N zijn geschaad. Mr. X heeft tegen dit klachtonderdeel aangevoerd dat hij op 1 november 2012 het Ministerie telefonisch heeft laten weten dat niet hij maar een andere gemachtigde de asielzaak van N behandelde. Naar het oordeel van mr. X moet voormeld bericht worden gezien als een wijze van uitbreiding van de 24-uurstermijn, als gevolg waarvan hij op dit punt niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, aldus verweerder.

4.8 De raad constateert dat mr. X niet binnen vierentwintig uur na verzending van de beslissing van het Ministerie van 1 november 2012 een voorlopige voorziening heeft ingediend bij het Ministerie, terwijl in de beschikking stond opgenomen dat indien niet binnen vierentwintig uur na verzending ervan een verzoek voorlopige voorziening zou worden ingediend, N het beroep tegen de beschikking niet in Nederland mocht afwachten. Naar het oordeel van de raad had mr. X, indien hij zich op het standpunt stelde dat hij N niet in de verblijfsvergunning asielzaak bijstond, zekerheidshalve toch binnen vierentwintig uur het verzoek voorlopige voorziening moeten indienen. Mr. X had de mogelijkheid een voorlopige voorziening op nader aan te voeren gronden in te dienen, zodat hij de zaak vervolgens eventueel alsnog aan een andere advocaat had kunnen overgedragen, zonder dat de rechten van N verloren zouden zijn gegaan. Met andere woorden: van een behoorlijk handelend advocaat mocht worden verwacht dat hij de beroepstermijn had gesauveerd ter bescherming van de belangen van zijn cliënt. Het verweer van mr. X dat zijn telefonische mededeling aan het Ministerie op 1 november 2012 kan worden gezien als een wijze de 24-uurstermijn voor het instellen van een voorlopige voorziening uit te breiden, wordt verworpen bij gebreke van enige concrete aanwijzing dat die melding van mr. X ook door het Ministerie als zodanig is opgevat. Mr. X had op dit punt naar het oordeel van de raad geen risico mogen nemen, eens te meer niet nu mr. X uit de beslissing van het Ministerie van 1 november 2012 kon opmaken dat ook het Ministerie ervan uitging dat mr. X N (ook in de asielzaak) als gemachtigde bijstond. Ook klachtonderdeel c is gegrond.

4.9 Met klachtonderdeel d beklaagt N zich erover dat mr. X zich heeft ingelaten met de behartiging van de belangen op een rechtsgebied waar hij ter zake niet kundig was. De raad heeft in het voorgaande overwogen dat mr. X N niet zonder enige beperking heeft bijgestaan, terwijl N daarop wel mocht vertrouwen. Daarmee is nog niet komen vast te staan dat mr. X zich heeft ingelaten met de behartiging van de belangen op een rechtsgebied waar hij ter zake niet kundig was. Nu het de raad ook voor het overige niet is gebleken dat mr. X zich heeft ingelaten met de behartiging van de belangen van N op een rechtsgebied waar hij ter zake niet kundig was, is dit klachtonderdeel ongegrond.

          Ad 13-374A

4.10 Met zijn klacht beklaagt mr. X zich erover dat mr. Y willens en wetens heeft verzuimd de beslissing van de Rechtbank Den Haag van 21 mei 2013 aan het klachtendossier toe te voegen, ten gevolge waarvan mr. X in zijn belangen is geschaad. Nu mr. Y advocaat te Breda is, is de(ze) raad niet bevoegd over de klacht van mr. X jegens mr. Y te oordelen. Mr. X is dan ook niet-ontvankelijk in zijn klacht.

 

5 MAATREGEL

          Ad zaak 13-373A

5.1 Mr. X heeft, hoewel N erop mocht vertrouwen dat mr. X hem zonder enige beperking zou bijstaan, een onvolledige zienswijze ingediend tegen het voornemen van het Ministerie tot het intrekken van de verblijfsvergunning van N. Voorts heeft mr. X nagelaten tijdige rechtsmaatregelen te nemen tegen de beschikking van het Ministerie tot intrekking van de verblijfsvergunning van N. Dit zijn zeer ernstige tekortkomingen in de zorg die de advocaat jegens zijn cliënt in acht behoort te nemen. De raad acht, alles in aanmerking nemende, de maatregel van een berisping passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

In de zaak 13-373A

- verklaart mr. Y niet-ontvankelijk in zijn klachten;

- verklaart klachtonderdelen a tot en met c gegrond;

- verklaart klachtonderdeel d ongegrond;

- legt op de maatregel van een berisping.

In de zaak 13-374A

- verklaart mr. X niet-ontvankelijk in zijn klacht .

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A. de Groot, L.D.H. Hamer, A.G. van Marwijk Kooy, G.J.W. Pulles, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- N en mr. Y, p/a mr. Y

- mr. X

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van beslissing 13-373A kan ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- mr. X

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van beslissing 13-373A kan ten aanzien van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- N

- mr. X

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van beslissing 13-373A kan ten aanzien van het klachtonderdeel waarin mr. Y niet-ontvankelijk is verklaard hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- mr. Y

- mr. X

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van beslissing 13-374A kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- mr. Y

- mr. X

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl