Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:291

Zaaknummer

L 289 - 2014

Inhoudsindicatie

Klachten hebben betrekking op civielrechtelijke kwesties tussen twee (voormalige) advocaten, waarbij geen derden betrokken zijn.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 20 november 2014

in de zaak L 289-2014

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

                                              

klagers

 

 

tegen:

 

 

 

 

 

verweerder

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 29 oktober 2014 met kenmerk DOK 14-124 , door de raad ontvangen op 30 oktober 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Op 3 februari 2009 hebben klagers 1 en 2 en verweerder een geldleningsovereenkomst gesloten, waarin werd overeengekomen dat door klagers een bedrag ad € 22.000, - aan verweerder ter beschikking werd gesteld. Op 1 juni 2011 hebben klaagster sub 3 en verweerder een geldleningsovereenkomst gesloten, waarin werd overeengekomen dat door klaagster sub 3 een bedrag ad € 42.000, - aan verweerder ter beschikking werd gesteld.

 

1.2         Klager sub 1 en verweerder hebben voorheen onder de naam van X.NV de advocatenpraktijk uitgeoefend. Bij de afwikkeling van voormelde vennootschap zijn meerdere civielrechtelijke procedures gevoerd, waaronder een civiele procedure tegen de A. bank en een vrijwaringsprocedure. In de vrijwaringszaak is verweerder bij vonnis dd. 30 oktober 2013 veroordeeld om klager te vrijwaren voor de helft van het bedrag dat klager op grond van de borgtochtovereenkomst (van € 350.000,00) daadwerkelijk in de hoofdzaak aan A. heeft voldaan en zal voldoen en voor de helft van de buitengerechtelijke kosten. Verweerder werd voorts veroordeeld in de helft van de met de borgtochtovereenkomst (van €350.000,00) samenhangende proceskosten waarin klager in de hoofdzaak was veroordeeld, begroot op € 2.739,33 en in de kosten van de vrijwaringszaak aan de zijde van klager begroot op €1.660,31.

 

1.3         Klager heeft verweerder bij brief dd. 10 april 2014 bericht dat hij, nu hij niet binnen twee dagen na de betekening van het vonnis betaling had ontvangen, de deurwaarder opdracht zou geven om tot executie over te gaan.

1.4         Verweerder heeft per telefax dd. 11 april 2014 onder meer het volgende aan klager geschreven:

              “Ik betwist dat u een vordering op mij heeft. Het vonnis stelt immers dat ik de helft van de proceskostenveroordeling in de hoofdzaak moet betalen. Die betaling behoort uiteraard te geschieden aan de in het gelijk gestelde, A., niet aan u.

(…..)

Zoal er een vordering op mij zou bestaan, quod non, verrekening ik de vordering met de (regres)vordering die ik op u heb, uit hoofde van reeds door mij betaalde gelden aan A. inzake de borgovereenkomst. Per saldo zou uw vordering dan in zijn geheel zijn voldaan. “

Verweerder stelde zich op grond van het bovenstaande op het standpunt dat de deurwaarderskosten door klager onnodig waren gemaakt en hij deze derhalve niet aan klager verschuldigd was.

 

2.           KLACHT

2.1          K lacht van klager sub 1:

 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder een bedrag betreffende een proceskostenveroordeling en een bedrag betreffende een vrijwaringskwestie onbetaald heeft gelaten;

Klacht van klagers sub 1,2 en 3:

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder heeft nagelaten geldleningen terug te betalen.

 

2.2         De klachten hebben weliswaar betrekking op kwesties van civiele aard, maar daarop zien de klachten niet. Het gaat erom dat een advocaat twee geldleningen sluit en deze niet terugbetaalt. Daarnaast is er een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Ook de proceskosten worden door verweerder gewoonweg niet voldaan. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij deze betaalt, omdat verrekening daarvan niet mogelijk is. Verweerder blijft praten over verrekening, terwijl hij daarvan geen stukken overlegt. Klagers betwisten dat er sprake is van een mogelijkheid tot verrekening

 

3.           VERWEER    

3.1         De door klagers gepretendeerde vorderingen zijn  deels onder de rechter en deels is er door verweerder een beroep op verrekening gedaan. In deze is niet het tuchtrecht maar het civiel recht aan de orde.

3.2         Verweerder heeft de vorderingen van klager per telefax dd. 11 april 2014 aan klager betwist.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         De klachten vloeien voort uit de (niet) nakoming van tussen partijen gesloten geldleningsovereenkomsten en de afwikkeling van X. NV en de daarmee gepaard gaande civielrechtelijke procedures. De klachten hebben aldus geen betrekking op gedragingen van verweerder in diens hoedanigheid van advocaat, doch op gedragingen van verweerder in privé. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht voor advocaat heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in privé geldt het advocatentuchtrecht voor hem slechts dan wanneer hij zich als privé persoon zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.3         De klachten hebben betrekking op civielrechtelijke  kwesties tussen twee (voormalige) advocaten. Partijen dienen zich ter zake te wenden tot de civiele rechter. Voor zover klager wenst over te gaan tot executie van een veroordelend vonnis ligt het op zijn weg om de daarvoor geëigende executiemiddelen aan te wenden. Het staat verweerder, evenals iedere andere procespartij vrij, om het al dan niet op de executie van een vonnis aan te laten komen. Nu de klachten betrekking hebben op civielrechtelijke kwesties tussen klagers en verweerder en hierbij geen derden betrokken zijn, valt niet in te zien dat het vertrouwen in de advocatuur door de handelwijze van verweerder wordt ondermijnd. De voorzitter zal beide klachten daarom als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst beide klachten als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 20 n ovember 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.