Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:402

Zaaknummer

14-188

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat in een letselschadezaak over de kwaliteit van de  dienstverlening kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 december 2014

in de zaak 14-188

 naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw [naam]

[adres]

klaagster

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 21 november 2014 met kenmerk RvT 14-0210 door de raad ontvangen op 24 november 2014, en van de stukken die zijn vermeld op de bij deze brief gevoegde inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 5. Voorts heeft de voorzitter kennisgenomen van de brief van klaagster aan de raad d.d. 15 oktober 2014 door de raad ontvangen op 20 oktober 2014, van de brief van 27 oktober 2014 van klaagster aan de deken, van de brief met bijlage d.d. 25 november 2014 van klaagster aan de raad en van de brief d.d. 29 november 2014 van klaagster aan de deken, die in kopie aan de raad is gestuurd. Nu de voorzitter aan de inhoud van deze brieven geen gevolgtrekkingen verbindt in het nadeel van verweerder is verweerder niet in staat gesteld om op de inhoud van deze brieven te reageren.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klaagster heeft op 12 oktober 2007 in het UMC Utrecht een operatie aan haar rechtervoet ondergaan in verband met problemen die zij ondervond met de stand van haar voet en haar tenen.

1.3    De operatie heeft de problemen die klaagster ondervond niet verholpen maar juist verergerd. In  verband daarmee heeft klaagster zich in 2010 tot haar huisarts gewend. Deze heeft klaagster doorverwezen naar een ander ziekenhuis, het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis in Woerden. In dat ziekenhuis is klaagster, in 2011, nog een keer geopereerd.

1.4    Klaagster heeft blijvende medische problemen overgehouden aan de operaties. Zij heeft momenteel een silicone prothese (voor haar teen) nodig om te kunnen lopen.

1.5    Klaagster heeft bij de klachtencommissie van het UMC Utrecht, bij brief van 5 oktober 2011, een klacht ingediend. Zij beklaagde zich over een drietal punten. Ten eerste stelde zij dat de operatie van 12 oktober 2007 niet verricht had mogen worden. Voorts stelde zij dat de arts-assistent die de operatie heeft uitgevoerd onvoldoende begeleid is en in de derde plaats klaagde klaagster over het feit dat zij niet geïnformeerd is over de risico’s van de operatie.

1.6    Op 7 mei 2012 heeft de klachtencommissie van het UMC Utrecht de eerste twee onderdelen van de klacht van klaagster ongegrond verklaard en het derde klachtonderdeel, dat betrekking heeft op het feit dat klaagster niet is geïnformeerd over de risico’s van de operatie, gegrond verklaard.

1.7    In juni 2012 heeft klaagster zich tot verweerder gewend met het verzoek haar rechtsbijstand te verlenen in haar geschil met het UMC Utrecht.

1.8    Bij brief d.d. 20 juni 2012 heeft verweerder de opdracht aan klaagster bevestigd en haar concept brieven aan het UMC Utrecht, aan de behandelend arts-assistent en aan verweerders medisch adviseur toegezonden.

1.9    Bij brief van 11 juli 2012 heeft verweerder namens klaagster zowel het UMC Utrecht als de arts-assistent, die de operatie heeft uitgevoerd, aansprakelijk gesteld voor de door klaagster als gevolg van de, ten onrechte dan wel verkeerd, uitgevoerde operatie in 2007 geleden en in de toekomst nog te lijden schade.

1.10    Verweerder heeft zijn medisch adviseur bij brief van 22 maart 2013 om advies gevraagd. Verweerder heeft zijn medisch adviseur verzocht een antwoord te geven op de vraag of de operatie in 2007 wel had mogen plaatsvinden, met andere woorden, of het laten plaatsvinden van de operatie in de gegeven situatie van klaagster een fout op zichzelf was. Voorts heeft verweerder zijn medisch adviseur gevraagd een oordeel te geven over de vraag of er een fout is gemaakt bij het uitvoeren van de operatie en in de derde plaats verzocht verweerder zijn medisch adviseur om in te gaan op het gegeven dat, ook volgens de klachtencommissie, sprake is geweest van een gebrek aan informed consent, nu klaagster niet dan wel onvoldoende is geïnformeerd over de risico’s van de operatie. In dat verband verzocht verweerder zijn medisch adviseur om een inschatting te geven van de kansen en de risico’s van de operatie.

1.11    Bij brief van 25 maart 2013 reageerde het UMC Utrecht op de aansprakelijkheidstelling, verwoord in verweerders brief van 11 juli 2012. Het UMC Utrecht wees  aansprakelijkheid van de hand.

1.12    Op 3 april 2013 heeft de medisch adviseur van verweerder zijn advies uitgebracht aan verweerder. De medisch adviseur van verweerder stelde zich op het standpunt dat de operatie in de gegeven omstandigheden mocht plaatsvinden en dat deze goed, oftewel ‘lege artis’, is uitgevoerd. Ook het feit dat de operatie is uitgevoerd door een arts-assistent die zijn opleiding tot orthopedisch chirurg nog niet had voltooid is, naar het oordeel van de medisch adviseur van verweerder, niet ongeoorloofd. De medisch adviseur van verweerder bevestigt in zijn brief dat uit het medisch dossier blijkt dat klaagster niet op de hoogte is gesteld van de risico’s van de operatie en evenmin van de alternatieven voor de operatie. Er is dus geen sprake geweest van informed consent.

1.13    Op 16 april 2013 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder op het kantoor van verweerder. Klaagster heeft in die bespreking aangegeven het niet eens te zijn met het advies van de medisch adviseur van verweerder.

1.14    Bij brief van 14 mei 2013 heeft verweerder zijn medisch adviseur verzocht zijn standpunt, dat de operatie uitgevoerd mocht worden en dat de operatie ‘lege artis’ is uitgevoerd, te heroverwegen. Voorts verzocht verweerder zijn medisch adviseur om, indien een heroverweging niet zou leiden tot het door klaagster gewenste antwoord op de eerste twee vragen, zijn advies te beperken tot het feit dat het ziekenhuis tekortgeschoten is in de voorlichting van klaagster over de risico’s van en de alternatieven voor de operatie, zodat geen sprake is geweest van informed consent.

1.15    Bij brief van 24 mei 2013 heeft de medisch adviseur verweerder zijn aangepaste advies toegestuurd. Uit de inhoud daarvan blijkt dat de medisch adviseur zijn standpunt met betrekking tot de vraag of de operatie mocht plaatsvinden en of de operatie goed was uitgevoerd niet heeft gewijzigd. Wel heeft de medisch adviseur, overeenkomstig het verzoek van verweerder, zijn advies toegespitst op het feit dat het ziekenhuis tekortgeschoten is in de voorlichting van klaagster over de risico’s van en de alternatieven voor de operatie, zodat geen sprake is geweest van informed consent.

1.16    Klaagster liet verweerder opnieuw weten het niet met de visie van de medisch adviseur van verweerder eens te zijn.

1.17    In zijn e-mail van 28 juni 2013 heeft verweerder aan klaagster onder andere  het volgend bevestigd:  “(……) Mijn voorstel was mijn daartoe opgestelde brief, samen met het advies van mijn medisch adviseur, te sturen naar de wederpartij. Ik vind dit advies daartoe geschikt omdat gemotiveerd wordt aangegeven dat u met de juiste informatieverstrekking niet voor de bewuste operatie had gekozen maar voor een andere behandeling.

Ik begrijp dat u mijn secretaresse heeft gebeld en daarbij van uw afkeer heeft doen blijken van mijn medisch adviseur. Het spijt mij zeer dit te moeten vernemen.

U heeft ernstige kritiek en stelt uw medische opinie tegenover die van mijn medisch adviseur. Daarbij stelt u onder meer dat naar uw mening de operateur wel degelijk de fouten heeft gemaakt, als genoemd in mijn brief van 6 juni 2013 en als eerder al besproken op mijn kantoor.

Het is uw goed recht uw mening tegenover die van mijn medisch adviseur te stellen. Zoals ik u al heb medegedeeld, volg ik in beginsel de mening van mijn medisch adviseur omdat ik hem (al jaren) deskundig acht.

Ik heb u de mogelijkheid voorgehouden een second opinion te vragen bij een andere advocaat dan wel bij een andere deskundige op medisch terrein.

Begrijp ik uw e-mailbericht van 7 juni 2013 goed, dan gaat u nu zelf op zoek naar een medisch specialist. Ik neem aan dat u dit doet met de bedoeling een specialist te vinden die uw mening onderschrijft. Ik maak dat ook op uit uw e-mailbericht van 19 juni 2013.

Het bovenstaande roept de vraag op hoe thans moet worden gehandeld. Eerder heeft u zelf gesuggereerd dat ik toch vast een brief stuur naar UMC, maar dan zonder advies van mijn medisch adviseur.

Om u tegemoet te komen, ben ik bereid aan uw verzoek te voldoen en heb ik daartoe de brief aan UMC opnieuw aangepast. De nieuwste versie van het concept treft u hierbij aan.

Mocht deze exercitie geen resultaat opleveren, dan kan ik uw stellingen alleen nog onderbouwen door middel van een deskundig advies van een derde. Op dat onderdeel zie ik uw berichtgeving tegemoet. (…..)

Actie

1.    Concreet verneem ik graag van u of de bijgevoegde brief kan worden verzonden.

2.    Na verzending wacht ik vervolgens de reactie af van zowel UMC als van u (naar aanleiding van uw aanzoeken van een andere deskundige).”

1.18    In haar e-mail d.d. 4 juli 2013 heeft klaagster verweerder het volgende bericht: “Geachte heer [naam verweerder],

Na goede bestudering van alle documenten heb ik weloverwogen besloten dat u in eerste instantie de concept brief naar het UMC kan sturen met als bijlage het rapport van uw medisch adviseur.

Dit besluit neem ik alleen om verder geen tijd te verliezen, omdat zonder medisch advies deze actie helemaal zinloos is.

Ik blijf wel van mening dat er in dit document een aantal vragen niet beantwoord zijn en dat er totaal niet gesproken wordt over wat er met mij gebeurt is en gaat gebeuren (ik ben wel slachtoffer).

Ook zijn een aantal genoemde feiten niet correct. Op welke manier kan ik mijn feiten doorgeven als niemand met mij wil praten. Graag hoor ik van u hoe wij samen een advies van een medisch specialist naast het al bestaande advies kunnen gebruiken.”

1.19    Als reactie hierop heeft verweerder klaagster het volgende laten weten in zijn e-mail d.d. 4 juli 2013:  “In onderstaand bericht laat u mij weten er toch weer voor de kiezen de brief met het advies van mijn medisch adviseur te versturen, nadat ik die brief op uw verzoek juist had gewijzigd voor verzending zonder advies van mijn medisch adviseur.

U heeft ernstige kritiek gegeven op mijn medisch adviseur. In onderstaand bericht geeft u bovendien aan dat feiten niet correct zijn vermeld. De bewuste feiten zijn echter door u aan mij doorgegeven en door mij aan mijn medisch adviseur. Dit is gebeurd door middel van brieven die u meerdere malen in concept zijn voorgelegd en becommentarieerd. In dat kader heb ik u inmiddels meerdere malen op kantoor gesproken.

Voorts zijn uw eigen commentaren naar mijn medisch adviseur doorgestuurd. Op basis van al deze informatie heeft mijn medisch adviseur geadviseerd. De eerste keer heeft hij dat voor gemodereerde kosten gedaan. De tweede maal heeft hij dit gratis gedaan, op mijn nadrukkelijk verzoek.

Ik ben er geen voorstander van het advies van mijn medisch adviseur dan wel enige andere brief namens u te versturen zonder dat u daar volledig achter staat. Uit uw onderstaande mail kan ik opmaken dat dit helaas niet het geval is.

Eerder heb ik u in overweging gegeven een andere advocaat te zoeken. In deze zaak heb ik veel tijd besteed om aan uw wensen tegemoet te komen. Uit uw onderstaand mailbericht destilleer ik toch een soort ontevredenheid. Misschien begrijp ik u echter verkeerd.

Voordat ik mijn werkzaamheden voor u voortzet, wil ik er voor 100 % zeker van zijn dat u meent dat mijn werkzaamheden in deze zaak juist en correct zijn geweest. Ik vraag dat aan mij te bevestigen.

Mocht u op enigerlei wijze daarover twijfelen, dan ga ik er vanuit dat u een andere advocaat bezoekt. Zoekt u dan een advocaat op http://www.keurmerkletselschade.nl/ of http://www.lsa.nl/zoekadvocaat.asp.

U weet dan dat u met een specialist te maken heeft. Ik zal mijn dossier op eerster verzoek toezenden(…….)”

1.20    Klaagster heeft op 5 juli 2013 per e-mail geantwoord op deze mail. Haar e-mail bevat onder meer het volgende: “Geachte heer [naam verweerder],

Natuurlijk ben ik van mening dat u uw werk en juridische inspanning goed heeft gedaan. Mijn bezwaar ligt ook niet bij u maar bij uw medisch adviseur. (……)”

1.21    In zijn e-mail van 8 juli 2013 heeft verweerder klaagster laten weten dat hij gelet op het feit dat hij met klaagster van mening blijft verschillen over de grondslag van de aansprakelijkheidstelling van het UMC Utrecht niet langer bereid is haar bij te staan en heeft hij haar verzocht een andere advocaat te zoeken.

1.22    In juli 2013 heeft klaagster zich schriftelijk tot de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland gewend. Verweerder heeft bij brief van 26 augustus 2013 op deze brief gereageerd waarna er op 7 november 2013 een bespreking heeft plaatsgevonden onder leiding van mr. P.H. van Vleuten, lid van de raad van toezicht van de orde van advocaten. Tijdens deze bespreking heeft klaagster aangegeven dat het niet haar bedoeling was om een klacht tegen verweerder in te dienen maar dat zij hulp wenste bij het vinden van een nieuwe advocaat, nu verweerder zijn werkzaamheden had beëindigd.

1.23    Klaagster heeft daarna een opvolgend advocaat gevonden die het dossier heeft overgenomen. De opvolgend advocaat van klaagster heeft haar in juli 2014 laten weten dat hij vanwege problemen met zijn gezondheid genoodzaakt was zijn werkzaamheden te beëindigen en is kort daarna overleden.

1.24    Bij brief van 17 juli 2014 heeft klaagster de onderhavige klacht bij de deken ingediend. 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    bij het opstarten van de zaak en het opvragen van het medisch dossier van klaagster onvoldoende voortvarendheid te betrachten;

b)    de heer [naam medisch adviseur] als medisch adviseur in te schakelen terwijl de heer [naam medisch adviseur] verzekeringsarts is en niet gespecialiseerd is in orthopedie;

c)    zijn werkzaamheden neer te leggen in verband met de ontstane vertrouwensbreuk.

3    VERWEER

3.1    Het verweer komt aan de orde bij de bespreking van de diverse klachtonderdelen.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

ad klachtonderdeel a)

4.2    Dat verweerder bij het opstarten van de zaak en bij het opvragen van het medisch dossier van klaagster onvoldoende voortvarend te werk is gegaan is feitelijk niet komen vast te staan.

4.3    Verweerder heeft klaagster bij brief van 20 juni 2012 bevestigd dat zij hem tijdens het intakegesprek dat op 4 juni 2012 heeft plaatsgevonden opdracht heeft gegeven haar belangen te behartigen in het geschil met het UMC Utrecht. Bij deze brief bevond zich tevens een concept brief aan het ziekenhuis, een concept brief aan de medisch adviseur van verweerder en een aantal medische machtigingen. De brief aan het ziekenhuis is op 11 juli 2012 verstuurd en daarin is tevens het medisch dossier opgevraagd. De voorzitter acht deze handelwijze voldoende voortvarend. Gelet op het voorgaande is klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b)

4.4    Het is gebruikelijk dat letselschade advocaten samenwerken met een medisch adviseur die hen adviseert over de medische kant van de zaak. Dat een medisch adviseur verzekeringsarts is, is niet ongebruikelijk. Zowel in zijn eerste schriftelijk advies d.d. 3 april 2013 als in zijn tweede schriftelijk advies d.d. 24 mei 2013 heeft de medisch adviseur van verweerder geschreven dat het zeker een optie is om een onafhankelijk orthopedisch chirurg in te schakelen voor een nader advies. In de praktijk wordt daartoe meestal pas overgegaan nadat hierover overeenstemming is bereikt met de aansprakelijke verzekeraar.

4.5    Blijkens het e-mailverkeer tussen klaagster en verweerder is erover gesproken dat klaagster, nu zij het niet eens was met de visie van de medisch adviseur van verweerder, zelf op zoek zou gaan naar een medisch deskundige die haar mening over de operatie zou bevestigen.

4.6    In de handelwijze van verweerder kan de voorzitter geen enkel tuchtrechtelijk verwijt ontdekken. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel c)

4.7    De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel (c) dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. Uit de stukken blijkt duidelijk dat klaagster en verweerder van mening bleven verschillen over de aanpak van de zaak van klaagster. Dit betekent dat de beslissing van verweerder om zijn werkzaamheden te beëindigen gerechtvaardigd was. Blijkens de inhoud van zijn e-mailberichten van 5 en 8 juli 2013 aan klaagster heeft verweerder zijn beslissing om de opdracht neer te leggen tijdig aan klaagster kenbaar gemaakt en haar gewezen op de door haar te nemen stappen. Ook klachtonderdeel c) is derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht af in alle onderdelen.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 17 december 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2014 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klaagster

en per gewone post aan:

•    verweerder

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten