Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:64

Zaaknummer

13-292A

Inhoudsindicatie

Klacht van advocaat over advocaat wederpartij. Verweerder zou onduidelijkheid hebben laten bestaan over zijn hoedanigheid van ofwel procespartij ofwel advocaat, en op vragen daaromtrent niet hebben gereageerd, en onoorbare uitspraken hebben gedaan ten aanzien van klagers (bedoelingen van zijn) klacht. De raad oordeelt dat er voldoende duidelijkheid over verweerders hoedanigheid bestond en dat zijn uitspraken een feitelijk en algemeen karakter hebben. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 11 maart 2014

in de zaak 13-292A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 september 2013 met kenmerk 4013-0495, door de raad ontvangen op 26 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 januari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de  stukken genummerd 1 t/m 28 met bijlagen, zoals vermeld in de bij die brief gevoegd inventarislijst.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is als advocaat namens drie cliënten opgetreden in een huurgeschil met betrekking tot een aantal bedrijfspanden. Verweerder heeft namens de wederpartij, de verhuurder, met klager in de zaak gecorrespondeerd. In de processtukken ten aanzien van de strategie van de wederpartij heeft verweerder gesproken over “doortraptheid […] van [de wederpartij]”.

2.3 In eerste instantie heeft verweerder gecorrespondeerd op briefpapier van de verhuurders zelf. Nadien heeft verweerder gecorrespondeerd op het brief-papier van zijn advocatenpraktijk. Verhuurders en verweerder hebben hetzelfde kantooradres.

2.4 In een brief aan de deken van 25 maart 2013 heeft verweerder onder meer geschreven:

“Resultaat een confrère dient weer eens een klacht in om op die manier druk uit te oefenen […]”

en

“[…] Laat ze maar klagen, die gefrustreerde confrères en/of collega’s […]”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) onduidelijk is in welke hoedanigheid verweerder in het door klager voor zijn cliënten behandelde geschil optreedt en dat verweerder niet antwoordt op vragen die klager in dat verband heeft gesteld;

b) hij de volstrekt misplaatste en niet op feiten gebaseerde suggestie doet dat klager poogt druk uit te oefenen door te dreigen met klachten bij de raad van discipline;

c) hij in het kader van de onderhavige klachtprocedure heeft opgemerkt:

“laat ze maar klagen die gefrustreerde confrères en collega’s”;

d) hij tevens gebruik heeft gemaakt van de zinsnede ‘door mij gesignaleerde doortraptheid’.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur gediend is met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren. Uitlatingen die naar algemeen spraakgebruik als grievend of kwetsend moeten worden aangemerkt behoren advocaten in hun zakelijk verkeer achterwege te laten.

4.2 Bovendien geldt dat een advocaat de schijn dat hij zich schuldig maakt aan belangenverstrengeling ten nadele van zijn cliënt te allen tijde moet vermijden, alsmede dat een advocaat in zijn contacten met derden misverstand dient te vermijden over de hoedanigheid waarin hij in de gegeven situatie optreedt.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a) geldt het volgende. Uit het klachtdossier blijkt dat verweerder zich achtereenvolgens op briefpapier van de vennootschap(pen) die in het geschil met klagers cliënten als verhuurder optreden tot hen heeft gericht en daarna met klager heeft gecorrespondeerd op het briefpapier dat hij als advocaat gebruikt.

4.4 Op verzoeken van klager om hem duidelijkheid te verschaffen over de hoedanigheid waarin verweerder optrad, heeft verweerder niet gereageerd. Naar het oordeel van de raad had het voor klager echter reeds zonder de door hem van verweerder gewenste opheldering voldoende duidelijk moeten zijn in welke hoedanigheid verweerder op enig moment optrad. Immers hanteerde verweerder na verloop van tijd het briefpapier waarop hij als advocaat wordt vermeld, zodat klager er vanaf dat moment vanuit kon gaan dat verweerder als advocaat handelde. Alhoewel het feit dat verweerder niet op de verzoeken van klager heeft gereageerd in het licht van de welwillendheid die van advocaten onderling wordt geëist geen navolging verdient, kan niet worden geoordeeld dat verweerder te dien aanzien tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt het volgende. Klager verwijt verweerder dat hij in zijn correspondentie met de deken ten onrechte heeft opgemerkt dat klager hem met een klacht heeft gedreigd. Deze kwestie heeft inmiddels daadwerkelijk tot het indienen van een klacht geleid en deze ligt thans bij deze raad voor. In dat licht kan de opmerking van verweerder in zijn brief van 25 maart 2013, dat met het indienen van een klacht is gedreigd, slechts als feitelijke vaststelling worden beschouwd. Verweerder heeft te dien aanzien dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c) geldt het volgende. Verweerders opmerking ten aanzien van de in zijn ogen ‘gefrustreerde’ confrères en collega’s is niet persoonlijk op klager gericht en is in algemene zin geformuleerd. Daarmee is ook klachtonderdeel c) ongegrond.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel d) geldt het volgende. De bedoelde uitlatingen hebben geen betrekking op klager zelf, maar op de gang van zaken zoals die volgens verweerder beweerdelijk is geweest. Deze kunnen niet worden gekwalificeerd als onnodig grievend jegens klager. De grens van het tuchtrechtelijk toelaatbare is hier niet overschreden. Ook klachtonderdeel d) is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, J.M. van der Laar, H.B. de Regt, B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 maart 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post (NIEUW ADRES!)

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging (NIEUW ADRES!)

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda  .

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl