Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:193

Zaaknummer

14-066A

Inhoudsindicatie

"Klacht tegen eigen advocaat. In het licht van de feiten en omstandigheden van de zaak  heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door na te laten tijdig verzet in stellen. Klacht ongegrond."

Uitspraak

Beslissing van 15 juli 2014

in de zaak 14-066A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van met kenmerk 4013-40-13-1175, door de raad ontvangen op 13 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 mei 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 tot en met 9.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster is op 23 september 2010 door de rechtbank bij verstek veroordeeld tot betaling van een geldbedrag aan de wederpartij. Uit hoofde van dit vonnis is op 27 augustus 2013 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de bank van klaagster.

2.3 Via verwijzers heeft klaagster op 29 augustus 2013 telefonisch contact opgenomen met verweerster. Klaagster heeft verweerster gevraagd haar bij te staan aangaande het beslag. Verweerster heeft direct per e-mail de opdracht bevestigd en klaagster verzocht bepaalde stukken toe te zenden. Daarnaast heeft verweerster klaagster in deze e-mail op de hoogte gesteld van de lengte van de verzettermijn en medegedeeld dat zij niet aan de behandeling van de zaak kan beginnen zolang zij geen toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand heeft ontvangen.

2.4 Op 2 september 2013 heeft verweerster van klaagster per e-mail een aantal stukken ontvangen. Nog diezelfde dag heeft verweerster klaagster bericht dat zij ook nog het vonnis uit 2010 dient te ontvangen om daarna samen met klaagster een beoordeling te maken of klaagster een goede kans maakt om de rechtszaak te heropenen. Verder heeft verweerster herhaald dat zij pas inhoudelijk aan de slag kan wanneer de toevoeging door haar is ontvangen. Zij laat weten anders alleen met de inhoudelijke behandeling te kunnen beginnen als klaagster een voorschot betaalt.

2.5 Bij e-mail van 4 september 2013 heeft klaagster aanvullende stukken aan verweerster toegezonden.

2.6 Bij e-mail van 9 september 2013 heeft verweerster klaagster bericht: “Graag verneem ik van u per e-mail welke achterstand in de betalingen door u worden betwist. Dit ter beoordeling of een verzet procedure haalbaar is”.

2.7 Op 11 september 2013 vraagt klaagster per e-mail aan verweerster of zij nog enkele andere zaken van haar vorige advocaat over kan nemen. Verweerster antwoordt op diezelfde dag dat dit voor haar financieel niet rendabel is. In die e-mail meldt zij eveneens nog in afwachting te zijn van de toevoeging en herinnert zij klaagster aan haar verzoek om inhoudelijk uiteen te zetten wat er niet klopt aan de vordering en wat haar verweer is.

2.8 Op 11 oktober 2013 stuurt klaagster een e-mail waarin zij toelicht waarom de vordering van de wederpartij niet klopt. Op 15 oktober 2013 laat verweerster per e-mail aan klaagster weten dat de verzettermijn inmiddels ruimschoots is verstreken.

2.9 Bij brief met bijlagen van 28 oktober 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij niet tijdig verzet heeft aangetekend tegen een vonnis van de rechtbank;

b) zij niet tijdig aan klaagster heeft laten weten dat zij de zaak niet in behandeling zou nemen.

4 BEOORDELING

4.1 De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij of zij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of er sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Er bestaat geen twijfel over het feit dat het verzet niet tijdig is ingediend. De vraag is echter of verweerster door dit na te laten in het licht van de feiten en omstandigheden van deze zaak tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 In haar eerste e-mail van 29 augustus 2013 heeft verweerster klaagster direct over de lengte van de verzettermijn geïnformeerd. Klaagster heeft ter zitting bevestigd dat zij op de hoogte was van de verzettermijn.

4.4 Naar het oordeel van de raad stelt verweerster terecht dat zij namens klaagster geen verzet kon aantekenen zonder daartoe een inhoudelijke verweer van klaagster te hebben ontvangen. Een verzetdagvaarding dient immers de inhoudelijke standpunten van de partij die in verzet komt te bevatten. Het is aan de cliënt om de advocaat van alle benodigde informatie te voorzien. Verweerster heeft klaagster op 9 en 11 september 2013 verzocht om nadere concrete informatie te verstrekken. Verweerster heeft aldus voldoende en helder met klaagster over dit punt gecommuniceerd. Van klaagster had dan ook meer voortvarendheid mogen worden verwacht om tijdig de voor het verzet benodigde informatie aan haar advocaat beschikbaar te stellen. Het had verweerster niet misstaan om klaagster nog eenmaal aan het naderen van het einde van de termijn en de gevolgen daarvan te herinneren, maar in het licht van de overige feiten en omstandigheden van deze zaak kan haar evenwel geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het nalaten van die herinnering.

4.5 Klachtonderdeel a) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.6 In de eerdergenoemde e-mail van 29 augustus 2013 bevestigt verweerster aan klaagster de opdracht als het beoordelen van de kansen van klaagster om succesvol tegen het vonnis in verzet te komen. In hetzelfde bericht en nogmaals op 2 september 2013 laat zij klaagster weten dat zij niet aan de behandeling van de zaak kan beginnen zonder dat zij een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand heeft ontvangen. Het is een advocaat toegestaan om een dergelijke voorwaarde aan zijn of haar dienstverlening te verbinden. Dat wordt niet anders wanneer een verwijzer, zoals hier mogelijk het geval zou zijn geweest, aan de advocaat aanbiedt garant te staan voor de eigen bijdrage die klaagster in het kader van een mogelijke toevoeging zal worden opgelegd. Hier komt nog bij dat - zoals onder 4.4 uiteengezet - verweerster de verzetdagvaarding niet had kunnen uitbrengen door het ontbreken van de daarvoor benodigde onderbouwing.

4.7 Naar het oordeel van de raad heeft verweerster de aan haar verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden op heldere wijze geformuleerd. Zoals reeds door de raad opgemerkt was het wellicht verstandig geweest van verweerster om klaagster nogmaals expliciet te wijzen op de gevolgen van het niet voldoen aan door haar gestelde voorwaarden van de dienstverlening, maar klaagster had zich dit ook zonder een laatste waarschuwing kunnen realiseren. Er is dan ook geen sprake van dat verweerster niet tijdig aan klaagster zou hebben laten weten dat zij de zaak niet in behandeling zou nemen.

4.8 Op grond van het bovenstaande is klachtonderdeel b) ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. G.J. Pulles, A.G. van Marwijk Kooy, J.H.P. Smeets, C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juli 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl