Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:99

Zaaknummer

ZWB 95 - 2014

Inhoudsindicatie

Nalatig handelen van cliënte valt advocaat niet te verwijten. Begrijpelijk dat advocaat zonder opdracht niet overgaat tot het voeren van een procedure.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 29 april 2014

in de zaak ZWB 95-2014

naar aanleiding van de klacht van:

           

 

klaagster

 

tegen:

 

 

verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant van 14 april 2014 met kenmerk K13-084 , door de raad ontvangen op 15 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1          Klaagster is bij beschikking van de kantonrechter dd. 13 december 2012 niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om de curator van de echtgenoot van klaagster te ontslaan. Klaagster heeft zich op 26 februari 2013 telefonisch tot verweerder gewend met het verzoek bij het gerechtshof hoger beroep tegen voormelde beschikking in te stellen. Op 5 maart 2013 heeft een gesprek tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden. De beroepstermijn verstreek met ingang van 15 maart 2013. Verweerder heeft het beroepschrift op 14 maart 2013 ingediend.

1.2          Klaagster heeft bij brief dd. 12 mei 2013 haar ongenoegen over het optreden van verweerder geuit, waarna verweerder klaagster bij brief dd. 17 mei 2013 heeft bericht vanwege de vertrouwensbreuk niet langer voor haar te zullen optreden.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1. verweerder het beroepschrift in een hoger beroepsprocedure een dag voor het verstrijken van de beroepstermijn heeft ingediend, terwijl aan klaagster geen afschrift van het concept beroepschrift is voorgelegd en bij het beroepschrift niet de juiste stukken zijn ingediend, waardoor klaagster niet ontvankelijk is verklaard in haar beroep;

2. verweerder zonder noodzaak en wars van de feiten valse informatie over klaagster heeft verschaft;

3. verweerder niet tijdig bij de rechtbank in verzet is gegaan, waardoor klaagster op hoge kosten is gejaagd;

 4. verweerder geen overzicht had van alle zaken die hij van klaagster in behandeling had;

5. verweerder niet heeft ingegrepen toen de deurwaarder bij het leggen van beslag op het inkomen van klaagster, geen rekening heeft gehouden met de belastingvrije voet en,toen dit kwam vast, het door klaagster teveel betaalde bedrag niet heeft terug gevorderd.

 

3.           VERWEER    

3.1         Verweerder heeft klaagster enkel bijgestaan in de hoger beroepsprocedure bij het gerechtshof tegen de beschikking van de kantonrechter dd. 13 december 2012.

3.2         Tijdens het eerste gesprek had klaagster alleen voormelde beschikking bij zich. Op 12 maart 2013 is een vervolggesprek gepland. Tijdens dit gesprek zou het concept beroepschrift worden besproken en zou klaagster het procesdossier in eerste aanleg aan verweerder ter beschikking stellen. Klaagster heeft dit gesprek vlak van te voren afgezegd. Omdat klaagster niet over fax of internet beschikte kon verweerder het concept beroepschrift niet meer tijdig aan klaagster toesturen. Het concept beroepschrift is toen telefonisch besproken en daarna aangepast. Verweerder heeft het beroepschrift tijdig bij het gerechtshof ingediend. Verweerder beschikte toen nog steeds niet over het procesdossier in eerste aanleg. Klaagster werd op 26 maart 2013 door het gerechthof in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende stukken aan te vullen. Verweerder heeft klaagster daarna bij herhaling verzocht de processtukken aan hem te doen toekomen.

3.3         Het gerechtshof heeft verweerder bij brief dd. 22 april 2013 bericht dat de mondelinge behandeling zou plaatsvinden op 11 juni 2013. Verweerder heeft klaagster op de hoogte gesteld van de zittingsdatum en wederom gevraagd de nog ontbrekende stukken te overleggen.

3.4         Verweerder heeft naar aanleiding van de brief van klaagster dd. 12 mei 2013 aan hem, bij brief dd. 17 mei 2013 aan klaagster bericht wegens de vertrouwensbreuk niet meer voor klaagster te zullen optreden. Deze brief is per aangetekende en per gewone post verzonden. De per aangetekende post verzonden brief is als geweigerd retour ontvangen. De per gewone post verzonden brief is niet retour ontvangen.

3.4         Klaagster heeft op 26 maart 2013 aan verweerder medegedeeld dat er ten laste van klaagster derdenbeslag was gelegd. Verweerder heeft klaagster telefonisch informatie verstrekt en haar aangeraden contact op te nemen met de derden-beslagene. Omdat het klaagster niet lukte voldoende informatie van de deurwaarder te krijgen, heeft verweerder contact opgenomen met de deurwaarder en om andere informatie verzocht. Het gelegde derdenbeslag bleek een executoriaal beslag te betreffen. Er was geen belastingvrije voet toegepast, omdat klaagster geen inkomensgegevens had verstrekt. Verweerder heeft nimmer opdracht gekregen om te ageren tegen het beslag dan wel het niet toepassen van de belastingvrije voet. Verweerder is alleen behulpzaam geweest bij het vergaren van stukken en het verstrekken van informatie.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Klaagster heeft zich twee weken voor het verstrijken van de beroepstermijn tot verweerder gewend met het verzoek hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van de kantonrechter dd. 13 december 2012. Op 5 maart 2013 heeft hierover een gesprek tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden. Het vervolggesprek dat op 12 maart 2013 zou plaatsvinden, is door klaagster vlak voor het gesprek afgezegd. Omdat toezending van het concept beroepschrift alleen per post kon worden toegezonden, was het niet meer mogelijk dit tijdig aan klaagster toe te zenden. Hiervan valt verweerder geen verwijt te maken. Het beroepschrift is vervolgens wel telefonisch besproken, aangepast en tijdig bij het gerechtshof ingediend. Dat verweerder de stukken van de procedure in eerste aanleg niet heeft ingediend valt hem evenmin te verwijten. Klaagster heeft immers, ondanks herhaald verzoek van verweerder om hem deze stukken te doen toekomen, de gevraagde stukken niet aan verweerder doen toekomen. Het nalatig handelen van klaagster kan verweerder niet worden aangerekend.

4.3         Klaagster heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd noch bewijzen overgelegd, waaruit blijkt dat verweerder valse informatie over klaagster heeft verstrekt.

4.4         Klaagster stelt in het derde klachtonderdeel dat verweerder niet tijdig in verzet is gegaan, maar heeft ook dit onderdeel van de klacht niet onderbouwd. Klaagster vermeldt niet in welke procedure verweerder geen verzet zou hebben ingesteld en legt geen bewijs over waaruit hiervan blijkt.

4.5         Klaagster heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd, waaruit blijkt dat verweerder haar in andere procedures dan in de hoger beroepsprocedure heeft bijgestaan. Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven op welke wijze hij de belangen van klaagster in die procedure heeft behartigd. De voorzitter kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken niet tot een andere conclusie komen dan dat verweerder overzicht had over zijn handelen in die procedure.

4.6         Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder een opdracht van klaagster heeft gekregen en aanvaard om namens klaagster een procedure te starten tegen de beslaglegging dan wel om op te treden tegen de deurwaarder in verband met het geen rekening houden met de belastingvrije voet. Van een advocaat kan niet worden verwacht dat hij zonder opdracht van zijn cliënt overgaat tot het treffen van (procedurele) maatregelen. In deze valt verweerder evenmin een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.7         De voorzitter komt op grond van het bovenstaande tot de conclusie dat niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder valt te maken, en zal de klacht in alle onderdelen als ongegrond afwijzen.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 29 april 2014.

 

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 mei 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.