Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:358

Zaaknummer

14-112

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Er wordt onder meer over geklaagd dat verweerder zich na de zitting en nadat om een uitspraak was gevraagd nog tot de rechter heeft gewend en daarbij onjuiste informatie zou hebben verschaft, hetgeen zich niet verhoudt met gedragsregel 15.2. Gebleken is dat beide procespartijen tot in een laat stadium stukken in de procedure hebben gebracht. Gelet op de wijze waarop de zitting is verlopen, acht de raad het voorstelbaar en in zoverre begrijpelijk dat bij verweerder onzekerheid is ontstaan. Onder deze omstandigheden acht de raad het niet onaanvaardbaar dat verweerder het debat over de toelaatbaarheid van processtukken, nog niet als gesloten heeft beschouwd.

Inhoudsindicatie

Klachten ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 10 november 2014

in de zaak 14-112

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [    ]

adres

klager

tegen:

mr. X

advocaat te A.

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 15 juli 2014 met kenmerk RvT 14-0050, door de raad ontvangen op 16 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 september 2014 in aanwezigheid van de klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder is de advocaat van de ex-echtgenote van klager. Partijen hebben een geschil over woning in Marokko waarover een kort geding is gevoerd.

2.3    Voorafgaand aan de zitting zijn door beide advocaten producties ingediend bij de rechtbank. Sommige nog vlak voor de zitting. Tijdens de zitting ontstaat discussie over de ingediende producties. In het rolreglement is opgenomen dat stukken tot uiterlijk 24 uur voor de zitting ingediend kunnen worden. De voorzieningenrechter besloot dat producties die te laat waren ingediend geen deel uitmaakten van het procesdossier. De rechter overhandigde deze producties vervolgens aan de beide advocaten.

2.4    De advocate van de wederpartij heeft na de zitting een brief gestuurd aan de rechtbank omdat er volgens haar stukken waren geretourneerd die wel tijdig waren overgelegd. De rechtbank aanvaardde deze producties alsnog.

2.5    Verweerder reageerde hierop en trachtte de discussie over de te laat ingediende producties te heropenen. Daarna diende verweerder nog een wrakingsverzoek in dat werd afgewezen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    De door hem bij de rechtbank ingediende producties niet direct aan de advocaat van klager te zenden, maar pas bijna twee uur later;

b)    Ondanks de verzoeken van klager niet de originele (vertaalde) documenten aan hem te doen toekomen;

c)    Tijdens de zitting te liegen over het feit dat het conservatoire beslag niet zou zijn omgezet in een executoriaal beslag, terwijl dit uit de overgelegde producties wel bleek;

d)    De rechtbank na de zitting onjuist te informeren over het tijdstip waarop de advocaat van klager de producties aan verweerder heeft doen toekomen en onjuiste informatie te verstrekken over hetgeen tijdens de zitting is besloten ten aanzien van de acceptatie van de ingediende producties;

e)    Na de zitting nogmaals te vragen of de door hem ingediende stukken alsnog geaccepteerd kunnen worden danwel alsnog in de gelegenheid te worden gesteld om te reageren op de producties die door klager zijn overgelegd terwijl tijdens de zitting al besloten was dat dit niet zou gebeuren.

4    VERWEER

4.1    Verweerder is van mening dat hij niet klachtwaardig heeft gehandeld. De voorzieningenrechter heeft ook in het voordeel van klager beslist waardoor klager geen nadeel heeft ondervonden van alles wat er is voorgevallen gedurende de procedure.

4.2    De reden dat de producties later aan de advocaat van klager zijn gezonden is te wijten aan een kapot faxapparaat van verweerder. De producties waar het om ging waren overigens door de rechtbank buiten beschouwing gelaten omdat deze te laat waren ingediend.

4.3    Verweerder heeft aan de advocaat van klager gezegd dat hij de originele documenten niet aan haar zou doorgeleiden, omdat hij deze ook niet bij de rechtbank had ingediend. Verweerder betwist hierover toezeggingen te hebben gedaan aan de advocaat van klager.

4.4    Verweerder ontkent dat hij de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd over het tijdstip waarop hij de producties van de advocaat van klager heeft ontvangen.

4.5    Zowel de reactie van de wederpartij als die van hemzelf is ingediend nadat de zitting was gesloten.

5    BEOORDELING

5.1    Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt in de wijze waarop de belangenbehartiging plaatsvindt. Het tuchtrecht dient niet ter beknotting van die vrijheid. Daarbij mag hij in het algemeen afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft meegedeeld zonder verplicht te zijn de juistheid daarvan te onderzoeken, tenzij het gaat om feiten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij niet waar zijn. De wederpartij zal zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

5.2    De raad beoordeelt de vijf klachtonderdelen met inachtneming van het hiervoor genoemde uitgangspunt.

5.3    Ad klachtonderdeel a)

Gedragsregel 14 schrijft voor dat bij het bepalen van het tijdstip van het overleggen van stukken aan de rechter een advocaat er rekening mee dient te houden dat de wederpartij een reactie daarop zorgvuldig moet kunnen voorbereiden. In het licht hiervan mag van een advocaat worden verwacht dat stukken die in verband met een kort geding aan de rechtbank worden gefaxt, direct daarna (per fax) aan de advocaat van de wederpartij stuurt.

Vast staat dat verweerder dit niet onverwijld heeft gedaan. Hij verzond de fax met bijbehorende producties pas 2 uur nadat de fax aan de rechtbank was verzonden, aan de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft in dit verband naar voren gebracht dat zijn fax een storing vertoonde. De raad heeft uit het verhandelde ter zitting begrepen dat het niet de bedoeling van verweerder was de advocaat van de wederpartij op achterstand te zetten en voorts dat verweerder zijn best heeft gedaan om de advocaat van klager zo spoedig mogelijk in het bezit te stellen van de processtukken. De raad acht dit aannemelijk en beoordeelt het handelen van verweerder in het licht hiervan als niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Klachtonderdeel a is dan ook ongegrond.

5.4    Ad klachtonderdeel b)

Tijdens de zitting van de raad heeft klager benadrukt dat verweerder toezeggingen zou hebben gedaan aan zijn advocaat, waardoor hij erop mocht vertrouwen dat verweerder kopieën zou toesturen van de documenten waarvan de vertalingen in de procedure waren overgelegd. Dat er toezeggingen waren gedaan, is door verweerder betwist.

5.5    De raad heeft op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting niet kunnen vaststellen dat er toezeggingen waren gedaan.

Voor zover klager verweerder verwijt dat hij geen vertalingen in de procedure had mogen gebruiken zonder de onderliggende documenten te overleggen, geldt dat het niet de taak van de tuchtrechter is om hierover een oordeel te vellen. Dit oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter. In de civiele procedure heeft klager dit als bezwaar kunnen opwerpen.

De raad verklaart dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

5.6    Ad klachtonderdeel c)

De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder onjuiste informatie zou hebben verstrekt over het beslag. De verklaringen die hierover zijn afgelegd door klager en verweerder zijn onderling tegenstrijdig en de raad beschikt niet over een proces-verbaal van de zitting bij de voorzieningenrechter.

Dit klachtonderdeel is daarom eveneens ongegrond.

5.7    Ad klachtonderdeel d en e)

Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

In de kern komen de verwijten van klager erop neer dat verweerder zich na de zitting en nadat om een uitspraak was gevraagd nog tot de rechter heeft gewend en daarbij onjuiste informatie zou hebben verschaft, hetgeen zich niet verhoudt met gedragsregel 15.2.

5.8    De raad maakt uit het dossier en uit het verhandelde ter zitting op dat beide procespartijen tot in een laat stadium (ook nog na de 24 uurs-termijn die in het rolreglement wordt genoemd) stukken in de procedure hebben gebracht. Op de zitting bij de voorzieningenrechter zijn er vervolgens vragen gerezen over de toelaatbaarheid van de stukken.

De voorzieningenrechter besliste ter zitting dat een aantal processtukken vanwege de niet-tijdige indiening geen onderdeel meer zouden uitmaken van het procesdossier. Door verweerder is gesteld, hetgeen door klager niet is betwist, dat de rechter een stapel procesdocumenten aan de advocaten heeft overhandigd met de mededeling dat deze processtukken niet meer zouden worden geaccepteerd. Daarbij werd niet vastgesteld noch vastgelegd welke stukken wel deel zouden uitmaken van het procesdossier.

Na de zitting werd door de advocaat van klager het debat over de toelaatbaarheid van de processtukken heropend. Zij maakte er bezwaar tegen dat een aantal stukken deel was gaan uitmaken van de stapel die op de zitting aan de advocaten was teruggegeven. De rechtbank besliste daarop enkele processtukken alsnog als tijdig ingediend te aanvaarden. In reactie hierop heeft verweerder bezwaar gemaakt tegen het buiten beschouwing laten van processtukken die van zijn zijde waren ingebracht.

Verweerder rechtvaardigt zijn handelwijze met de stelling dat voor hem niet duidelijk was waarom bepaalde processtukken wel of niet werden aanvaard. Gelet op de wijze waarop de zitting is verlopen, acht de raad het voorstelbaar en in zoverre begrijpelijk dat bij verweerder onzekerheid is ontstaan. Onder deze omstandigheden acht de raad het niet onaanvaardbaar dat verweerder het debat nog niet als gesloten heeft beschouwd. De raad kan daarom geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen vaststellen.

Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. H. Dulack, C.W.J. Okkerse, L.A.M.J. Pütz en H.H. Tan leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 november 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.