Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:212

Zaaknummer

R. 4422/14.8

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Noch uit de stukken, noch anderszins is gebleken dat verweerder de hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Door verweerder is in een brief aan de rechtbank een juridisch standpunt ingenomen. Dat daarbij feitelijk onjuiste informatie is verstrekt is de raad niet gebleken. Het oordeel over de juistheid van het juridische standpunt is aan de rechtbank voorbehouden. Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 7 januari 2014 met kenmerk A 12/13/144 edl, door de raad ontvangen op 8 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij brief van 14 mei 2014 heeft verweerder met het oog op de mondelinge behandeling van de klacht enkele aanvullende stukken ingediend.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 juni 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is in maart 2012 een echtscheidingsprocedure met nevenvoorzieningen begonnen bij de rechtbank Rotterdam. Zijn ex-echtgenote, mevrouw B., werd in die procedure bijgestaan door verweerder.

2.3 Bij brief met bijlagen van 9 september 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in zijn brief van 1 juli 2013 namens zijn cliënte een aantal onwaarheden heeft verklaard en daarmee de rechtbank heeft misleid. 

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING 

5.1 De klacht is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij. Voor een dergelijk geval hanteert het Hof van Discipline de maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2 Uit de aan de raad toegezonden stukken en het verhandelde ter zitting van 2 juni 2014 blijkt dat de gewraakte brief d.d. 1 juli 2013 verzonden is in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waarbij de rechtbank partijen specifiek had gevraagd op een aantal punten inlichtingen te verstrekken. Niet alleen verweerder maar ook klager heeft dus de mogelijkheid gehad inlichtingen te verstrekken. Klager werd ook bijgestaan door een advocaat. Voor zover klager derhalve inhoudelijke bezwaren had tegen de door verweerder namens zijn cliënte verstrekte informatie, had hij die al in de procedure bij de rechtbank kenbaar kunnen maken. Dat in de meergenoemde brief van 1 juli 2013 door verweerder bewust feitelijk onjuiste informatie is verstrekt, is de raad ook niet gebleken. Uit de inhoud van die brief blijkt dat door verweerder een juridisch standpunt is ingenomen. Weliswaar is dat standpunt volgens klager evident onjuist, maar het oordeel daarover is niet aan de raad maar aan de rechtbank.

5.3 Naar het oordeel van de raad heeft verweerder dan ook niet gehandeld in strijd met de hiervoor onder 5.1 bedoelde maatstaf. De raad acht de klacht dan ook ongegrond.

5.4 Klager heeft ten overvloede nog opgemerkt de gang van zaken bij het dekenonderzoek niet te begrijpen gelet op de inhoud van de dekenvisie. Daarin overweegt de deken namelijk dat hij op basis van de stukken niet heeft kunnen constateren dat door verweerder onjuiste informatie is verstrekt, terwijl hij in de eerdere correspondentie had aangegeven dat wanneer hij behoefte zou hebben aan nadere stukken, hij die zou opvragen. Wat er verder ook van dit bezwaar van klager zij, vast staat dat de raad wel van alle stukken heeft kunnen kennis nemen maar dat dat niet tot het oordeel heeft geleid dat de klacht gegrond is.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. M. Aukema, A.J.N. van Stigt, P.S. Kamminga en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 augustus 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 augustus 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl