Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:29

Zaaknummer

L 196 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Verweerster heeft haar declaraties ter begroting aan de raad van toezicht voorgelegd. De raad mag op deze beslissing niet vooruit lopen. Verweerster kan niet aansprakelijk gesteld worden voor het handelen van een kantoorgenoot die geen advocaat is. Beide onderdelen ongegrond. Verweerster heeft in de correspondentie met de gemachtigde van klaagster welbewust een onjuiste voorstelling van zaken gegeven door geen melding te maken van een gemaakt voorbehoud. Zulks is onzorgvuldig.

Klacht gegrond; maatregel: enkele waarschuwing

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van 17 februari 2014

in de zaak L 196 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A.

klaagster

 

tegen:

B.

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1       Bij brief aan de raad van 13 juni 2013, met kenmerk DOK 166, door de raad ontvangen op 14 juni 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2       De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 december 2013 in aanwezigheid van verweerster in persoon. Klaagster en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3       De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken van 13 juni 2013 met bijlagen. Voorts heeft de raad kennis genomen van de brief van verweerster aan de raad van 18 november 2013 met bijlagen, van de brief aan de raad van klaagster van 27 november 2013 met bijlage, van de fax aan de raad van verweerster van 5 december 2013 en van de fax aan de raad van klaagster van 5 december 2013.

     

2           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     In 2011/2012 heeft verweerster als raadsvrouwe werkzaamheden verricht voor klaagster en daarvoor declaraties gezonden.

2.3     Bij dagvaarding van 16 januari 2013 heeft verweerster klaagster doen dagvaarden voor de kantonrechter bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond en aldaar gevorderd dat de gedaagde zou worden veroordeeld tot betaling van een vijftal van haar onbetaald gebleven declaraties tot een totaalbedrag van € 5.515,47, exclusief rente en kosten.

2.4     Op 20 februari 2013 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen verweerster en de gemachtigde van klaagster. Diezelfde dag om 17.18 uur zond verweerster aan de gemachtigde een email met de navolgende inhoud:

          “In aansluiting op ons telefoongesprek van heden bericht ik u hierbij dat wij het volgende afspraken. U gaf aan de belangen van de L.  te behartigen in de door ons aanhangig gemaakte incassoprocedure.

            Wij spraken het volgende af:

             -              Uw cliënt betaalt uiterlijk woensdag 27 februari € 2.500,00 contant hier op kantoor;

             -              uw cliënt ondertekent een verklaring waarin hij onze vordering conform dagvaarding, inclusief rente en kosten, integraal en onvoorwaardelijk erkent en afstand doet van de mogelijkheid om                verweer te voeren;

             -              In ruil hiervoor zullen wij maximaal uitstel verlenen voor conclusie van antwoord uwerzijds c.q. akkoord gaan met aanhouding van de              procedure tot 1 mei a.s.;

             -              uiterlijk op 1 mei a.s. dient wederom een bedrag van € 2.500,00 door uw cliënt te worden voldaan.

             Indien in de procedure in hoger beroep, die thans op de rol van het gerechtshof staat voor arrest op 26 maart a.s., een positief resultaat zal worden behaald eerder dan op de datum waarop de vervolgbedragen dienen te worden betaald, dan is afgesproken dat onze restantvordering terstond van dit bedrag zal worden betaald.

             Ik vertrouw er op de gemaakte afspraken hiermede correct te hebben              weergegeven en zie uw berichten en betaling zijdens (klaagster) met belangstelling tegemoet. ”

2.5     Op 21 februari 2013 om 11.56 uur mailt de gemachtigde van klaagster verweerster terug dat zijn cliënte het voorstel heeft verworpen, omdat het niet alleen om incasso gaat, maar ook om te hoge declaraties vanwege teveel tijdsbesteding.

2.6     Verweerster zendt op 21 februari 2013 om 16.55 uur per email een reactie waarin zij stelt verbaasd te zijn over de inhoud van de mail van de gemachtigde:

“In mijn beleving hebben wij reeds bindende afspraken gemaakt, die door u nu worden geschonden.”

2.7    De gemachtigde van klaagster reageert diezelfde dag om 17.10 uur:

“ Voor de zekerheid heb ik het telefoongesprek van gisteren nog even nageluisterd, maar het ging uitdrukkelijk om een voorstel (zelfs onder opschortende voorwaarde) dat met de heer T besproken moest worden. Van bindende afspraken was nog geenszins sprake. Ik ben er niet van gecharmeerd dat u dat nu toch probeert zo te laten zijn. U ziet niet alleen een conclusie van antwoord tegemoet, maar vooral ook de klacht bij de deken, welke nu kan worden uitgebreid met deze actie van u”

2.8     Op 22 februari 2013 om 11.07 uur antwoordt verweerster:

“(…) U suggereert dat ik klachtwaardig zou handelen, Dit ontken ik. Uw handelswijze daarentegen, overschrijdt de grenzen van hetgeen betamelijk is. Verder wil ik er nogmaals op wijzen dat we tijdens het telefoongesprek afspraken dat ik u een brief/bevestiging zou toekomen van de afspraken zoals wij die inderdaad onder de opschortende voorwaarde dat uw client akkoord zou gaan, zouden maken. U gaf aan dat u met mijn brief c.q. e-mail naar uw client wilde gaan, ter ondertekening. Vandaar dat ik aan uw verzoek gehoor heb gegeven en de te maken afspraken al in definitieve vorm heb bevestigd. Hier is werkelijk niets verkeerd aan! (…)” 

2.9     Op 1 maart 2013 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

2.10   Bij vonnis van 4 september 2013 heeft de kantonrechter geoordeeld dat verweerster haar vordering behoort voor te leggen aan de raad van toezicht ter begroting. Omdat klaagster echter in de voorgaande periode tegenover verweerster de indruk had gewekt haar declaraties niet langer te betwisten, heeft de kantonrechter reden gezien de gedaagde te veroordelen in de proceskosten.

2.11   Op 25 september 2013 heeft verweerster haar declaraties ter begroting ingediend bij de raad van toezicht, waarop nog geen beslissing is gegeven.

 

3           klacht

         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk          verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:

1. Verweerster heeft, gelet op de aard en de omvang van het geschil, het belang van de zaak en het verrichte werk teveel gedeclareerd;

2. Verweerster heeft gepoogd klaagster te binden aan een regeling die nog niet was getroffen en heeft voorts niet gecommuniceerd zoals het een advocaat betaamt;

3. De heer D, kantoorgenoot van verweerster heeft ongeoorloofde druk op klaagster uitgeoefend.

 

4           VERWEER

4.1       Verweerster is in 2011 en 2012 als raadsvrouwe voor klaagster opgetreden en heeft in die periode ter zake van haar werkzaamheden een twaalftal declaraties aan klaagster gestuurd, waarvan er thans negen zijn betaald. Ter zake van de onbetaalde declaraties heeft verweerster een civiele procedure aanhangig gemaakt en daarna een begrotingsprocedure. Er zijn met klaagster herhaaldelijk betalingsregelingen getroffen, die niet zijn nagekomen.

4.2       Op 20 februari 2013 heeft er telefonisch overleg plaatsgevonden tussen verweerster en de gemachtigde van klaagster over het declaratiegeschil, dat inmiddels bij de kantonrechter aanhangig was gemaakt. Verweerster betwist klaagster te hebben willen binden aan een regeling die nog niet getroffen was. De schriftelijke bevestiging van verweerster was bedoeld om te bevorderen dat de eventueel te maken afspraken – mits die uiteraard door de klaagster bekrachtigd zouden worden - op de juiste wijze op papier zouden komen. Een en ander is nota bene geschied op uitdrukkelijk verzoek van de gemachtigde van klaagster.

4.3       Voor zover de klacht betrekking heeft op het handelen van mr. D stelt verweerster dat deze weliswaar haar kantoorgenoot is, maar dat deze geen advocaat meer is. Zij acht zich dan ook niet aansprakelijk voor diens handelen, afgezien van het feit dat er naar haar mening ook geen sprake is geweest van enig klachtwaardig handelen.

 

5           BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1:

5.1      De raad wijst er op dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten, maar slechts waakt tegen excessief declareren. Daarvan blijkt niet uit het dossier, terwijl voorts vast staat dat klaagster negen van de twaalf declaraties onbetwist heeft betaald. Eveneens van belang is dat verweerster haar declaraties op 25 september 2013 ter begroting aan de raad van toezicht heeft voorgelegd. In zijn brief aan de deken van 14 maart 2013 motiveert de gemachtigde van klaagster dit onderdeel van de klacht nog aldus:

         “De derde reden voor de voortzetting van de klachtbehandeling is dat ook          zodra er een voor verweerster positief vonnis ligt, de beslissing op de klacht          voor klaagster van belang kan zijn, bijvoorbeeld als de executie van het vonnis voor het volle bedrag volgens de beslissing op de klacht niet redelijk     zou zijn.”

         Nu de declaraties van verweerster aan de raad van toezicht ter begroting zijn          voorgelegd – hetgeen de geëigende weg is – kan en mag de raad op deze          beslissing niet vooruitlopen, afgezien van het feit dat het klacht- en tuchtrecht          ook niet voor dat doel in het leven is geroepen. Dit klachtonderdeel wordt          derhalve ongegrond verklaard.

         Ad klachtonderdeel 2

5.2     Dit onderdeel van de klacht is gebaseerd op de e-mails van verweerster aan de gemachtigde van klaagster van 20 – 22 februari 2013.

Verweerster heeft in haar e-mails van 20 en 21 februari 2013 expliciet aangegeven dat definitieve afspraken waren gemaakt. Zij betwistte het standpunt van klaagsters gemachtigde dat enkel sprake was van een voorstel dan wel een opschortende voorwaarde.  Eerst nadat de gemachtigde van klaagster er op had gewezen het telefoongesprek op de band te hebben opgenomen, is verweerster hierop teruggekomen. Vervolgens heeft zij erkend dat gesproken was over een opschortende voorwaarde inhoudend dat klaagster akkoord zou moeten gaan en dat zij dit willens en wetens anders in haar bevestiging had opgenomen. Daarmee staat vast dat verweerster in haar correspondentie welbewust een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, hetgeen de  raad haar aanrekent. Dat een en ander op verzoek van de gemachtigde zou zijn geschied maakt het verwijtbare karakter van het handelen niet minder. De raad acht dit onderdeel van de klacht derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel 3:

5.3       De raad stelt vast dat dit onderdeel zich richt tegen mr. D, een kantoorgenoot van verweerster, die geen advocaat (meer) is. Dit betekent dat klaagster niet ontvankelijk is in haar klacht voor zover deze is gericht tegen mr. D en dat de klacht ongegrond is voor zover deze is gericht tegen verweerster, die immers niet aansprakelijk kan worden gehouden voor het handelen van mr. D.

        

BESLISSING

De raad van discipline:

-                 Verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond;

-                 Verklaart klachtonderdeel 2 gegrond en legt verweerster deswege op de maatregel van enkele waarschuwing;

-                 Verklaart klaagster niet ontvankelijk voor wat betreft klachtonderdeel 3 voor zover dit is gericht tegen mr. D en verklaart dit klachtonderdeel ongegrond voor zover dit is gericht tegen verweerster.

 

Aldus gewezen door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mr. mr. H.C.M. Schaeken, mw. mr. M.B.Ph. Geeraedts, mr. L.J.G. de Haas, mw. mr. A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr.C.M. van Lanschot als griffier , en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2014.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op  18 februari 2014 per aangetekende brief  verzonden aan:

-           klaagster

-           verweerster

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

 

-        verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Voor zover de klacht geheel of ten dele ongegrond, dan wel niet-ontvankelijk is verklaard door:

 

-      klaagster

-      de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl