Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:396

Zaaknummer

14-123

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft  een “plan van aanpak” een jaar nadat dit had moeten zijn opgesteld , alsnog opgesteld, mede op instigatie van klager. Alhoewel de inhoud van dat plan op zichzelf genomen juist was, handelde klaagster desalniettemin klachtwaardig door het plan van aanpak te antedateren en namens haar cliënt te dreigen de loonbetaling te staken indien het plan van aanpak niet binnen een door haar gestelde termijn zou zijn ondertekend.

Uitspraak

Beslissing van 15 december 2014

in de zaak 14-123

naar aanleiding van de klacht van:

1.    [    ]

en

2.    [    ]

klagers

tegen:

mevrouw mr.

verweerster

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 23 juli 2014 met kenmerk RvT 14-0066/TRC/fd, door de raad ontvangen op 24 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 oktober 2014 in aanwezigheid van verweerster. Klagers zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 

1.3    De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 vermelde brief met de daarbij gaande bijlagen.

2.    FEITEN

a.    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

b.    In september 2012 deed de voormalig werkgever aan klager 1 een voorstel tot beëindiging van het dienstverband wegens bedrijfseconomische reden. Klager 1 heeft zich gewend tot klager 2, jurist, die als adviseur van klager 1 is gaan optreden. De werkgever is vervolgens op 20 september 2012 aansprakelijk gesteld voor de schade die zou zijn ontstaan door een bedrijfsongeval dat plaats had gevonden in november 2011, waarvan een schouderblessure het gevolg zou zijn geweest. Op 24 september 2012 heeft klager 1 zich vanwege deze schouderblessure ziek gemeld. In oktober 2012 is klager 1 aan de schouder geopereerd.

c.    De werkgever besloot op 30 januari 2013 de loonbetaling aan klager 1 te staken, omdat klager 1 onvoldoende zou meewerken aan zijn re-integratie. Klager 2 heeft in kort geding de doorbetaling van het loon gevorderd. De werkgever werd in dit kort geding bijgestaan door mr. M. advocaat te A. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot doorbetaling van het loon.

d.    Tussen klager 2 en de voorganger van verweerster is onderhandeld over de beëindiging van het dienstverband in onderling overleg. Tegen deze advocaat heeft klager 2 namens klager 1 een klacht ingediend op 27 mei 2013. Mr. M.  heeft de belangenbehartiging voor de werkgever gestaakt. In september 2013 heeft verweerster de zaak overgenomen en de onderhandeling over de beëindiging van het dienstverband voortgezet.

e.    Verweerster heeft met klager 2 gecorrespondeerd over de beëindiging van het dienstverband in onderling overleg. Klager 2 verzette zich daartegen met een beroep op de arbeidsongeschiktheid van klager 1.

f.    Verweerster heeft bij e-mail van 25 oktober 2013 aan klager 2 een “plan van aanpak” toegestuurd. Een dergelijk plan van aanpak dient na 8 weken van arbeidsongeschiktheid te worden opgesteld. Verweerster schreef over het plan van aanpak: “Ik constateer overigens dat ook dit plan van aanpak om mij onduidelijke redenen niet tussen partijen is getekend. Ik doe u dit hierbij toekomen. De invulling heeft volgens mijn cliënt plaatsgevonden aan de hand van de probleemanalyse van dat moment. Het is gedateerd op 15 november 2012 teneinde dat gebrek recht te zetten. Naar mijn oordeel is dit ook neutraal en volgens de informatie van dat moment. … Indien ik dinsdag 29 oktober a.s. niet het door uw cliënt getekende plan van aanpak, alsmede de eerste jaars evaluatie heb ontvangen zie ik mij genoodzaakt cliënt te adviseren het loon, ondanks de arbeidsongeschiktheid van uw cliënt te stoppen.”

g.    Bij e-mail van 27 oktober 2013 heeft klager 2 het door klager 1 ondertekende plan van aanpak toegestuurd aan verweerster. Klager 2 heeft verweerster medegedeeld dat het plan van aanpak voor het eerst bij e-mail van 25 oktober 2013 van verweerster aan klager 1 is voorgelegd en heeft verweerster op het antedateren (op 15 november 2012) van het plan van aanpak gewezen. Verweerster heeft daarop namens haar cliënt het plan van aanpak ingetrokken bij e-mail van 8 november 2013. Verweerster heeft in deze e-mail het volgende gesteld: “Cliënt had naar aanleiding van uw mededelingen dat u het gebrek betreffende het plan van aanpak wilde helen door dit alsnog te tekenen opgesteld. Nu daarover wederom discussie tussen partijen ontstaat, heeft hij besloten dit in te trekken en dient het als niet geschreven te worden beschouwd.”

h.    Verweerster heeft erkend dat zij het plan van aanpak heeft opgesteld en kort voor de verzending van haar mail van 25 oktober 2013 heeft gedateerd op 15 november 2012.

i.    Bij brief met bijlagen van 4 maart 2014  hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3.    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a.    zich schuldig te maken aan valsheid in geschrifte door bij haar e-mail d.d. 25 oktober 2013 een geantedateerd plan van aanpak te voegen, gedateerd op 15 november 2012;

b.    te dreigen de loondoorbetaling te stoppen als klager 1 het plan van aanpak niet zou ondertekenen en retourneren;

c.    klager 2 er in de e-mail van 8 november 2013 van te beschuldigen mee te hebben willen werken aan valsheid in geschrifte;

d.    klager 1 er toe over te halen om gedurende diens arbeidsongeschiktheid in te stemmen met beëindiging van diens dienstverband.

4.    VERWEER

4.1    Verweerster heeft aangevoerd dat zij het plan van aanpak op 8 november 2013 heeft teruggetrokken toen zij zich realiseerde dat het voorstel wel pragmatisch was, maar dat de onjuiste datering onbehoorlijk was. Overigens hebben klagers zelf er op aangestuurd dat het plan van aanpak alsnog zou worden opgesteld en ondertekend. Klager heeft geen nadeel ondervonden, nu verweerster het plan van aanpak heeft teruggetrokken en in december 2013 door klager 1 en zijn voormalig werkgever alsnog een Eerstejaarsevaluatie van het plan van aanpak WIA en een Bijstelling plan van aanpak WIA  is ingevuld.

Klacht 2 miskent dat in dezelfde mail ook aan het ondertekenen van de Eerstejaarsevaluatie en de Bijstelling een tijdslimiet werd gesteld. Verweerster heeft als advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid in de wijze waarop zij de belangen van haar cliënt vertegenwoordigt. Verweerster heeft de grenzen van het betamelijke niet overschreden.

5.    BEOORDELING

5.1    Vooropgesteld dient te worden dat verweerster als advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid geniet in de wijze waarop zij de belangen van haar cliënt behartigt. Die vrijheid is echter niet onbegrensd.

5.2    Klachtonderdeel a.

Verweerster is overgegaan tot het opstellen van een plan van aanpak, dat tot dat moment ontbrak. Het opstellen van een plan van aanpak een jaar nadat dit opgesteld had moeten worden en waarin informatie is opgenomen die naar de stand van zaken in de periode waarin het plan opgesteld had moeten worden, juist is, is op zichzelf genomen niet onbetamelijk. Dat wordt echter anders indien het plan van aanpak geantedateerd is waardoor de schijn wordt opgewekt dat het plan van aanpak is opgesteld en ondertekend in de periode of op het tijdstip waarop het had moeten worden opgesteld en ondertekend, terwijl dat toen niet gebeurd is. Het plan van aanpak is voor de afwikkeling van de arbeidsovereenkomst en de aanspraken die daaruit zouden kunnen voortvloeien, jegens de werkgever of instanties, van belang. Het is in strijd met de betamelijkheid om dat stuk te antedateren, ook al is de inhoud van het stuk op zichzelf genomen, met uitzondering van de datum, juist. Van een advocaat mag immers verwacht worden dat hij zich onder geen beding inlaat met het bewust modificeren van gegevens zoals een datum, die voor het verdere verloop van een kwestie van belang zijn. Klachtonderdeel a. is dan ook gegrond.

5.3    Klachtonderdeel b.

Uit de gegrond verklaring van klachtonderdeel a. volgt dat het dreigen met het stopzetten van loondoorbetaling indien het (geantedateerde) plan van aanpak niet binnen de door verweerster gestelde termijn ondertekend zou zijn, onbetamelijk is. Dat dezelfde termijn ook was gesteld voor het ondertekenen van andere stukken doet daar niet aan af. Klachtonderdeel b. is eveneens gegrond.

5.4    Klachtonderdeel c.

In de mededeling van verweerster in haar e-mail van 8 november 2013 en zoals opgenomen onder 2.7 ziet de raad geen beschuldiging door verweerster aan het adres van klager 2 dat hij mee zou hebben willen werken aan valsheid in geschrifte. De gewraakte passage ziet de raad als een weergave van de visie van de cliënt van verweerster. Klachtonderdeel c. is ongegrond.

5.5        Klachtonderdeel d.

Er was sprake van een arbeidsconflict tussen klager 1 en zijn werkgever, de cliënt van verweerster. In het kader van de afwikkeling van dat conflict is onderzocht op welke wijze tot een afwikkeling kan worden gekomen, niettegenstaande de arbeidsongeschiktheid van klager 1.  Instemmen met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst was nadelig voor klager, maar over enige toekomstige regeling kon wel degelijk onderhandeld worden met klager 1 en zijn adviseur klager 2. Klachtonderdeel d. is dan ook ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    De gegrond verklaarde klachten leveren een ernstig verwijt op aan het adres van verweerster. Wel is uit de behandeling gebleken dat verweerster, die zich sinds haar inschrijving in 1985 niet eerder ten overstaan van de tuchtrechter heeft hoeven verantwoorden, na een eerste protest van klager 2 haar fout inzag en het plan van aanpak onmiddellijk heeft teruggetrokken. In de klachtzaak heeft zij vervolgens het boetekleed aangetrokken. Rekening houdend met deze feiten en omstandigheden legt de raad de volgende maatregel op.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klachtonderdelen a. en b. gegrond, voor zover overwogen. Verklaart de klachtonderdelen c. en d. ongegrond.

Legt aan verweerster de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. E.J. Verster, E.A.T.M. Steverink, F.A.M. Knüppe en F.J.M. Broeders, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2014.

Griffier                    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerster

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.