Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-06-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:177
Zaaknummer
ZWB 10 - 2014
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft de advocaat van klager niet geïnformeerd over het al dan niet aanbrengen van een exploot en heeft, in strijd met het procesreglement, geen afschriften van processtukken aan de advocaat van klager gestuurd.
Inhoudsindicatie
Klacht gegrond. Schorsing één jaar onvoorwaardelijk
Uitspraak
Beslissing van 30 juni 2014
in de zaak ZWB 10 – 2014
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 8 januari 2014 met kenmerk K13-147, door de raad ontvangen op 9 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2014. Klager noch verweerder zijn verschenen. Van de behandeling is daarom geen proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 8 januari 2014 met de daarbij behorende bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder trad op als advocaat van de ex-echtgenote van klager in een echtscheidingsprocedure. Op 5 juli 2012 is verweerder namens zijn cliënte de procedure gestart. De zaak werd op de rol geplaatst maar door verweerder werd het betekende exploot niet aangebracht bij de rechtbank. Daardoor ontstond bij klager en zijn advocaat verwarring over het al dan niet indienen van het verweerschrift omdat er sprake was van een vormverzuim. De advocaat van klager heeft meermalen geprobeerd om contact met verweerder op te nemen, maar verweerder was niet bereikbaar.
2.2 Op enig moment stond ineens op de rol dat het exploot door verweerder toch was ingediend. Dat verbaasde klager en zijn advocaat omdat de termijn daarvoor al lang was verlopen. De advocaat van klager heeft vervolgens binnen de daarvoor gestelde termijn een verweer ingediend alsmede en een zelfstandig verzoek om partneralimentatie. De cliënte van verweerder had tot 3 december 2012 om zich tegen dat zelfstandig verzoek te verweren. Dat deed zij niet en er werd ook niet verzocht om uitstel. Vreemd genoeg zag de advocaat van klager vervolgens op het rolbericht dat verweerder toch uitstel had verzocht en ook had verkregen. Klager en zijn advocaat hebben echter nooit een afschrift ontvangen van het verzoek om uitstel van verweerder.
2.3 Bij brief van 19 februari 2013 heeft de advocaat van klager verweerder verzocht om toezending van afschriften van door verweerder aan de rechtbank gezonden F-formulieren en het verweerschrift op het zelfstandig verzoek.
2.4 Bij brief van 23 juli 2013 heeft de advocaat van klager verweerder wederom verzocht om toezending aan haar van afschriften van door verweerder aan de rechtbank verzonden F-formulieren en brieven. Klager heeft zich uiteindelijk bij brief van 25 september 2013 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.
3 klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
3.1 verweerder onzekerheid heeft laten bestaan over het al dan niet aanbrengen van het exploot;
3.2 verweerder op geen enkele wijze reageert op redelijke verzoeken van de advocaat van klager om duidelijkheid te verschaffen over de stand van de zaak;
3.3 verweerder mogelijk de rechtbank heeft misleid door buiten de termijn om een vormverzuim te herstellen en het verweerschrift nog na het verstrijken van de gegunde termijn te mogen indienen;
3.4 verweerder brieven, documenten en processtukken wel aan de rechtbank toezendt maar niet in afschrift aan de advocaat van klager;
3.5 verweerder niet reageert op redelijke verzoeken om het verweerschrift en andere documenten alsnog te verstrekken en volstrekt onbereikbaar is voor de advocaat van klager;
3.6 verweerder het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen schaadt.
4 VERWEER
4.1 Door verweerder wordt nauwelijks op de klachten van klager gereageerd. Verweerder wijst de klachten van klager van de hand. Voor zover klager klaagt over het indienen van het verzoekschrift verwijst verweerder klager naar de rechtbank. Ook voor de klachten over het te laat ingediende verweerschrift moet klager volgens verweerder niet bij hem zijn. Verweerder bestrijdt voorts dat klager in zijn belang is geschaad. De echtscheiding is immers uiteindelijk ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand en daarmee is klager gescheiden. Voor wat betreft de boedelverdeling meent verweerder dat klager enkel klaagt om die procedure te frustreren.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel 1
5.1 De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerder als advocaat van zijn wederpartij. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline geldt dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem of haar passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden ingeperkt, tenzij daarbij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze (kunnen) worden geschaad. De klacht dient te worden beoordeeld met inachtneming van dit uitgangspunt.
5.2 De raad stelt voorop dat een advocaat weliswaar primair het belang van de eigen cliënt dient, maar bij de behandeling van de zaak ook rekening moet houden met de hem bekende en gerechtvaardigde belangen van diens wederpartij, en een goede procesgang behoort te bevorderen althans niet mag belemmeren. Zulks vloeit onder meer voort uit de artikelen 20 lid 2 en 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en 46 Advocatenwet, en de hierna te noemen gedragsregels. Door ieder contact met de advocaat van klager uit de weg te gaan, door niet te antwoorden op redelijke vragen over de voortgang van de procedure en door, in strijd met het geldende procesreglement, geen afschriften van processtukken aan de advocaat van klager toe te zenden, heeft verweerder willens en wetens de belangen van klager geschaad althans het te vermijden risico daarvan genomen. Klager werd op kosten gejaagd en verweerder dreef de zaak meer dan noodzakelijk op de spits. Klager wordt bovendien geschaad in zijn procesbelang omdat hij niet (tijdig) beschikt over de processtukken, waardoor hij zich niet op de gebruikelijke wijze kan verweren.
5.3 De raad is dan ook van oordeel dat verweerder jegens klager niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Door verweerder zijn meerdere gedragsregels, waaronder 1, 10, 14 en 17, overtreden en door verweerder is bovendien in strijd gehandeld met het procesreglement dat hem verplicht om aan zijn wederpartij van ieder processtuk onmiddellijk een afschrift te zenden. De klachten van klager zijn dan ook gegrond.
6. MAATREGEL
6.1 De ernst van het verweerder tuchtrechtelijk verweten handelen, gevoegd bij de grote omvang van de voor klager hieraan verbonden nadelige gevolgen, rechtvaardigt op zichzelf een zware maatregel.
6.2 De onderhavige klacht staat bovendien niet op zichzelf. Er zijn nog andere klachten van een individuele klager (bij de raad geregistreerd onder nrs. ZWB 384-2013 en ZWB 21-2014), welke klachten in de vandaag genomen beslissingen gegrond zijn verklaard en waarin de ernst van het verweerder tuchtrechtelijk verweten handelen, gevoegd bij de grote omvang van de voor die klagers daaraan verbonden nadelige gevolgen, eveneens een zware maatregel rechtvaardigt.
6.3 Verweerder heeft het vertrouwen in zijn eigen beroepsuitoefening en in de advocatuur in het algemeen in ernstige mate beschadigd. Verweerder is voorts ernstig tekort geschoten in de zorg die hij zijn cliënten verschuldigd was en die hij ook jegens de gerechtvaardigde belangen van zijn wederpartij in acht diende te nemen. Verweerder heeft geen inzicht getoond in de door hem gemaakte misslagen, heeft niet van eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen geleerd en heeft niet aannemelijk gemaakt dat enige verbetering is te verwachten.
6.4 Op grond van de ernst van de in voormelde drie zaken in zijn totaliteit aan verweerder verweten gedragingen, komt de raad tot de conclusie dat het niet langer verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat uitoefent. De raad zal aan verweerder de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één jaar opleggen. Gelet op het feit dat verweerder bij beslissing van 25 november 2013 is geschrapt van het tableau, welke beslissing inmiddels door het Hof van Discipline is bekrachtigd, zal deze schorsing pas ten uitvoer worden gelegd op het moment dat verweerder wederom als advocaat wordt ingeschreven.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond en legt terzake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één jaar;
- bepaalt dat de opgelegde schorsing in gaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit andere hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend hieraan;
- draagt de deken op om deze beslissing openbaar te maken op de in het arrondissement Zeeland-West-Brabant gebruikelijke wijze;
Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 1 juli 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:
- klager
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl