Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:196

Zaaknummer

ZWB 311 - 2013

Inhoudsindicatie

In adviesbrief verkeerd valutateken noemen is een fout maar in casu niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Niet gebleken van onjuiste aanpak en advisering.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 25 augustus2014

     in de zaak ZWB 311-2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klagers

 

 

tegen:

 

 

                  

verweerder

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 7 oktober 2013 met kenmerk K12-162heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Ter zitting van 26 mei 2014 zijn klagers en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 7 oktober 2013 met bijlagen;

-       De nagekomen brief van klagersmet bijlagen d.d. 23 april 2014.

 

 

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klagers hebben in 2002 een groot aantal navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting ontvangen, die betrekking hadden op de jaren 1990 tot en met 2000.In 2002 heeft mr. X namens klagers bezwaar gemaakt tegen deze beslissingen. In verband met diverse procedures zijn de besluiten op de bezwaarprocedures aangehouden tot 2010. Op 9 november 2010 heeft verweerder de behandeling van de bezwaarprocedures overgenomen van mr. X.

 

2.2      Bij brief d.d. 15 december 2011 heeft verweerder klagers geïnformeerd over de wijze waarop de Belastingdienst voornemens was te beslissen op het bezwaar. Verweerder heeft klagers bericht dat de Belastingdienst van oordeel was dat een boetebedrag moest worden betaald van in totaal € 34.519,--. Bij verweerders brief was de voorgenomen beslissing op bezwaar van de Belastingdienst d.d. 25 november 2011 gevoegd alsook de brief van de Belastingdienst d.d. 28 november 2011 met betrekking tot de afhandeling van de bezwaarschriften.

 

2.3      Bij brief d.d. 19 december 2011 hebben klagers aan verweerder bericht dat zij na zorgvuldige afweging hebben besloten om in te stemmen met de voorgenomen beslissing op bezwaar. Vervolgens is de voorgenomen beslissing op bezwaar definitief geworden, tegen welk besluit beroep openstond. De definitieve beslissing op bezwaar is aan klagers toegezonden. Van de mogelijkheid tot het instellen van beroep hebben klagers geen gebruik gemaakt.

 

2.4      Bij e-mailbericht d.d. 18 april 2012 hebben klagers aan verweerder bericht dat het door hen van de Belastingdienst ontvangen bedrag niet overeenkwam met het door verweerder in zijn brief d.d. 15 december 2011 genoemde bedrag. Partijen kwamen tot de ontdekking dat verweerder in zijn brief abusievelijk een onjuist valutateken had gebruikt; hij had een bedrag in euro’s vermeld, terwijl dit een bedrag in guldens had moeten zijn.

 

2.5      Klagers hebben verweerder aansprakelijk gesteld. De verzekeraar heeft de claim afgewezen.

 

 

 

3          KLACHT

 

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet door:

 

1.            klagers een onjuist schikkingsvoorstel voor te leggen;

2.            onvoldoende verweer te voeren bij de belastinginspecteur;

3.         onvoldoende terug te koppelen naar klagers.

             

              3.2     Toelichting:

Verweerder heeft een fout gemaakt in zijn brief van 15 december 2011. Hij rekende met euro’s, terwijl de Belastingdienst is uitgegaan van een bedrag in guldens. Daardoor zijn klagers benadeeld voor een bedrag van € 12.742,--. In het gesprek met de belastinginspecteur is niet ingegaan op punt 2 van het bezwaarschrift, te weten de inkeerregeling en de ongelijke behandeling. Het proefproces N. is niet besproken met de inspecteur. Verweerder heeft niet alle relevante informatie met klagers gedeeld en heeft geen afschrift gezonden van het ondertekende gespreksverslag.

 

 

 

4          VERWEER

 

4.1      Klachtonderdeel 1

 

Verweerder erkent een fout te hebben gemaakt door het boetebedrag te vermelden in euro’s in plaats van in guldens en verweerder betreurt zijn fout. Klagers beschikten echter over de brieven van de inspecteur van 25 en 28 november 2011 waarin de juiste bedragen in guldens waren vermeld. Bij een juiste vermelding van het bedrag in guldens was verweerders advies voorts niet anders geweest.  De lokale inspecteur had zeer weinig speelruimte voor wat betreft een procentuele vermindering. Het voorgenomen besluit was in overeenstemming met het beleid en de rechtspraak. Op basis van een kosten-baten analyse heeft verweerder klagers geadviseerd om niet door te procederen. Klagers hadden evenwel de mogelijkheid om tegen het besluit in beroep te gaan.

 

 

4.2      Klachtonderdeel 2 en 3

 

Verweerder heeft klagers naar behoren bijgestaan en geïnformeerd. Klagers waren zich reeds in 2002 bewust van het feit dat zij voor hun verzwegen Luxemburgse bankrekening geen aanspraak konden maken op de inkeerregeling. Evenmin kon een beroep worden gedaan op ongelijke behandeling. Ook beschikten klagers reeds in april 2002 over een volledig exemplaar van het gespreksverslag. De toepasbaarheid van het arrest van de Hoge Raad van 15 februari 2008 en de zgn. N.-procedure is door verweerder beoordeeld, maar deze rechtspraak is vervolgens door verweerder niet toepasbaar geacht op de zaak van klagers.

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 van de Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

 

5.2      Klachtonderdeel 1

 

Op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht staat vast dat verweerder in zijn brief van 15 december 2011 een onjuist valutateken heeft gebruikt. In zoverre is de klacht feitelijk juist. Verweerder heeft zijn fout ook erkend en heeft aan klagers zijn excuses aangeboden.

5.3     De raad is evenwel van oordeel dat verweerder van deze fout geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De brief van verweerder bevat een kennelijke verschrijving, die klagers bij lezing van de bij de brief van verweerder gevoegde brieven van de inspecteur d.d. van 25 en 28 november 2011, waarin de juiste bedragen in guldens waren vermeld, eenvoudig hadden kunnen ontdekken. De raad is op basis van het voorgaande van oordeel dat klachtonderdeel 1 ongegrond is.

              5.4    Klachtonderdelen 2 en 3

Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 2 en 3 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. De raad is van oordeel dat klagers hun klachten over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder onvoldoende hebben onderbouwd. Tegenover de verwijten van klager heeft verweerder uitvoerig gemotiveerd uiteengezet waarom hij de zaak heeft aangepakt zoals hij heeft gedaan en waarom hij klagers heeft geadviseerd om in te stemmen met de door de Belastingdienst voorgenomen beslissing op bezwaar. Deze aanpak komt de raad niet onjuist voor. De raad is derhalve van oordeel dat ook de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond zijn.

 

5.5     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen ongegrond moet worden verklaard.

 

             

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven doormr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 augustus 2014.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 augustus 2014   

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klagers

-       verweerder

-       de deken in het arrondissementZeeland-West-Brabant

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-                    klagers

-                    verweerder

-                                de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-                    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

 

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl