Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:24

Zaaknummer

13-136

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat van de wederpartij over inhoud dagvaarding, niet beantwoorden van een brief van klagers gemachtigde, en rechtstreeks aanschrijven van klager hoewel verweerster wist dat vordering verjaard was. Ongegrond, geen onbehoorlijk optreden.

Uitspraak

Beslissing van 27 januari 2014

in de zaak 13-136

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 14 juni 2013, door de raad ontvangen op 17 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2013 in aanwezigheid van klagers gemachtigde en verweerster, die werd bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. […]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerster trad op als advocaat van klagers wederpartij. Haar cliënt verlangde betaling van klager van een bedrag van € 11.700,00 terzake de afwikkeling van de beëindigingsovereenkomst van hun commanditaire vennootschap.

2.3    Bij brief d.d. 11 november 2011 heeft verweerster klager verzocht en voor zoveel nodig gesommeerd tot betaling van voormeld bedrag. Omdat elke reactie uitbleef heeft verweerster bij brief d.d. 9 januari 2012 klager opnieuw gesommeerd en hem daarbij een kopie van een concept dagvaarding meegezonden. In antwoord daarop heeft klagers gemachtigde bij brief d.d. 2 maart 2012 aan verweerster geschreven dat klager de brief van 11 november 2011 niet had ontvangen, de brief van 9 januari 2012 wel; hij concludeert dat de vordering van haar opdrachtgever op 9 januari 2012 reeds was verjaard, en vraagt verweerster of zij de vordering verder zou laten rusten.

2.4    In de op 9 januari 2012 meegezonden conceptdagvaarding staat in de aanhef dat de eiser woonplaats kiest ten kantore van verweerster ´alsmede ter griffie van de rechtbank´. Verder wordt daarin gedagvaard om te verschijnen voor de rechtbank, en wordt aangezegd dat, wanneer gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het door zijn verschijning verschuldigde griffierecht niet tijdig voldoet, de rechter verstek verleent en de vordering toewijst, alsmede dat van gedaagde bij verschijning griffierecht zal worden geheven van € 207,00. De competentiegrens voor de kantonrechter is per 1 juli 2011 voor geldvorderingen verhoogd van € 5.000,00 naar € 25.000,00.

2.5    Bij brief d.d. 21 december 2012 heeft verweerster klager opnieuw, onder verwijzing naar haar eerdere verzoeken en sommaties, gesommeerd tot betaling binnen 7 dagen, bij gebreke waarvan zij over zou gaan tot dagvaarding. Kopie van die brief heeft verweerster dezelfde dag per fax aan klagers gemachtigde gestuurd.

2.6    Bij brief met bijlagen van 17 januari 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a)    in de aanhef van de conceptdagvaarding de zinsnede ´alsmede ter griffie van de rechtbank´ heeft opgenomen, waarmee zij een bijzondere vertrouwensband tussen eiser en de rechtbank heeft gesuggereerd;

b)    in de conceptdagvaarding ten onrechte heeft gesteld dat de zaak zou dienen voor de rechtbank en er sprake was van verplichte procesvertegenwoordiging; daarmee heeft verweerster klager op onjuiste gronden onder druk gezet om de zaak buiten rechte af te doen;

c)    in de conceptdagvaarding onjuiste informatie over het griffierecht heeft verschaft terwijl verschenen gedaagden in kantonzaken geen griffierecht verschuldigd zijn; ook daardoor is klager op onjuiste gronden onder druk gezet om de zaak buiten rechte af te doen;

d)    niet heeft gereageerd op de brief van klagers gemachtigde van 2 maart 2012;

e)    klager rechtstreeks bij brief d.d. 21 december 2012 heeft aangeschreven over betaling van een vordering terwijl zij wist dat deze verjaard was.

4    VERWEER

4.1    Kort samengevat en in essentie komt het hierop neer dat verweerster al voor de wijziging van de competentiegrens de eerste hand aan de conceptdagvaarding had gelegd. Zij heeft per abuis vergeten die aan te passen. Van opzettelijke pressie op klager was geen sprake.

4.2    Op de brief van 2 maart 2012 heeft zij commentaar en aanvullende informatie bij haar cliënt gevraagd. Toen zij die uiteindelijk ontvangen had was de brief uit haar herinnering. Zij had ook geen rappel ontvangen.

4.3    De vordering was niet verjaard. Toen zij klager op 21 december 2012 opnieuw sommeerde was dat een aanzegging met rechtsgevolg. Die mag sowieso rechtstreeks aan de wederpartij, of deze nu wel of niet door een advocaat wordt bijgestaan. Bovendien heeft verweerster dezelfde dag een kopie van genoemde brief per fax toegezonden.

5    BEOORDELING

5.1    Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkomt. De wederpartij zal zich slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Daarvan is de raad in de onderhavige klachtzaak echter niet gebleken.

Ad klachtonderdeel a, b en c)

5.2    De raad ziet niet dat met de zinsnede waarin tevens woonplaats wordt gekozen ter griffie van de rechtbank – hoe ouderwets die zinsnede op zichzelf wellicht ook is - een bijzondere vertrouwensband met de rechtbank wordt gesuggereerd. Het mag voorts zo zijn dat het concept voor de dagvaarding op het punt van de bevoegde rechter, de verplichte procesvertegenwoordiging en de verschuldigdheid van griffierecht aanpassing behoefde, dit brengt nog niet mee dat verweerster door het concept in te richten zoals zij deed jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het was slechts een concept, een concept waar verweerster volgens haar verklaring een aanvang mee had gemaakt voordat de competentiegrens was gewijzigd. Klager heeft zich met het concept direct voor advies tot zijn gemachtigde kunnen wenden. Hij is niet in zijn belangen geschaad. Van enige opzet om klager met de gekozen opzet van de concept dagvaarding te intimideren en onder druk te zetten is de raad niet gebleken.

Ad klachtonderdeel d en e)

5.3    Door niet te reageren op de brief van 2 maart 2012 handelde verweerster niet klachtwaardig. Toen haar antwoord uitbleef hebben klager en/of zijn gemachtigde op geen enkel moment kenbaar gemaakt dat zij alsnog een antwoord verwachtten. Toen verweerster na een half jaar de zaak weer oppakte was het wel zorgvuldiger geweest wanneer zij in dat verband aansluiting had gezocht bij de laatste stand van zaken, maar door te volstaan met een herhaalde sommatie aan het adres van klager, met gelijktijdige verzending van een afschrift daarvan aan diens gemachtigde, heeft zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het achterwege laten van de vermelding dat een kopie van de brief naar zijn gemachtigde was verzonden is evenmin klachtwaardig.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klachten van klager tegen verweerster zijn ongegrond.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, J.H. Brouwer, R.J.A. Dil en R.P.F. van der Mark, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2014.

griffier    voorzitter