Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-10-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:326
Zaaknummer
68/14
Inhoudsindicatie
Een advocaat is niet gehouden de wederpartij van zijn cliënt in alle gevallen door te verwijzen naar een eigen advocaat. De geheimhoudingsplicht van een advocaat heeft alleen betrekking op de verhouding advocaat-cliënt. In dezelfde klachtzaak tegen 2 advocaten mogen deze informatie over die klachtzaak met elkaar uitwisselen.
Uitspraak
Beslissing van 17 oktober 2014
in de zaak 68/14
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw [ ]
klaagster
tegen:
mr. [ ]
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel van 25 september 2014 met kenmerk 51/14/35 door de raad ontvangen op 26 september 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klaagster is verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure tegen haar ex-echtgenote, mevrouw B. Laatstgenoemde heeft zich gewend tot verweerster. Klaagster heeft geen advocaat in de arm genomen. Op 14 augustus 2012 heeft verweerster op verzoek van haar cliënte een verzoekschrift met nevenvorderingen ingediend bij de rechtbank. Op 29 augustus 2012 hebben klaagster en mevrouw B. een boedelverdelingsovereenkomst en een ouderschapsplan ondertekend, die zijn overlegd bij aanvullend verzoekschrift, waarin de rechtbank wordt verzocht de overgelegde boedelverdelingsovereenkomst en het ouderschapsplan in hun geheel in de beschikking op te nemen. In september 2012 (de exacte datum blijkt niet uit de stukken) heeft klaagster een referteverklaring ondertekend, die is geautoriseerd door mr. V., advocaat te K. Op basis van alle stukken heeft de rechtbank op 26 september 2012 de echtscheiding uitgesproken en bepaald als door mevrouw B. is verzocht.
1.3 In 2014 is een procedure aanhangig gemaakt waarbij klaagster de beschikking van de rechtbank heeft aangevochten. In deze procedure heeft klaagster een verklaring overgelegd van ene H., die verweerster heeft gebruikt als verweer in de onderhavige klachtzaak en heeft overgelegd.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerster in de echtscheidingsprocedure zowel voor klaagster als mevrouw B. is opgetreden, waarbij de contacten via mevrouw B. liepen, terwijl verweerster in de procedure in 2014 voor mevrouw B. is gaan optreden tegen klaagster;
b) verweerster in 2012 niet duidelijk met klaagster heeft gecommuniceerd dat zij niet voor klaagster optrad. Verweerster had klaagster destijds moeten verwijzen naar een eigen advocaat en haar niet alleen een referteverklaring moeten sturen;
c) verweerster klaagster een referteverklaring heeft laten ondertekenen waarvan klaagster de betekenis noch de strekking kende en die is geautoriseerd door mr. V., terwijl klaagster mr. V nooit heeft ontmoet of gesproken;
d) klaagster onder zeer zware druk een eenzijdig opgesteld convenant heeft moeten ondertekenen dat verweerster in samenspraak met mevrouw B. heeft opgesteld;
e) verweerster een verklaring van ene H. heeft overgelegd en aan mr. V. ter beschikking heeft gesteld. Zij heeft daarmee de privacy van klaagster en mevrouw B. geschonden.
3 VERWEER
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Ad klachtonderdeel a)
3.1 Verweerster is niet opgetreden als advocaat van klaagster. Zij heeft mevrouw B. bijgestaan in de echtscheidingsprocedure tegen klaagster. Klaagster was de wederpartij. Dat blijkt ook uit het verzoekschrift waarbij mevrouw B. staat vermeld als verzoekster en klaagster als verweerster terwijl tevens staat aangegeven dat klaagster door tussenkomst van een advocaat verweer kan voeren. Verweerster heeft ook nooit kosten in rekening gebracht aan klaagster. Verweerster is van mening dat het haar vrij stond om voor mevrouw B. in de thans aanhangige procedure tegen klaagster op te treden.
Ad klachtonderdeel b)
3.2 Het ouderschapsplan is tot stand gekomen door bemiddeling van kennissen. Ook de overige afspraken zijn door bemiddeling van kennissen gemaakt. Alles is door beide partijen ondertekend en aan verweerster ter hand gesteld. Verweerster heeft hierin zelf geen rol gespeeld.
Ad klachtonderdeel c)
3.3 Verweerster heeft telefonisch met klaagster de referteverklaring besproken en uitgelegd wat deze inhield. Klaagster heeft verweerster de door haar getekende referteverklaring doen toekomen met een kopie van haar identiteitsbewijs. Er was geen sprake van druk.
Ad klachtonderdeel d)
3.4 Verweerster heeft geen bemoeienis gehad met het opstellen van het convenant.
Ad klachtonderdeel e)
3.5 Verweerster heeft de verklaring van genoemde H. ingebracht om zich te verweren tegen de klacht van klaagster en heeft deze gedeeld met mr. V., omdat klaagster haar klachten niet heeft uitgesplist.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt vast dat het in dezen gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster, waarbij volgens vaste rechtspraak van het hof van discipline aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toekomen om de belangen van zijn/haar cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn/haar cliënt, goed dunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat
1. Zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij;
2. Feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn;
3. Anderszins bij de behartiging van de belangen van zijn/haar cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 De voorzitter stelt vast dat niet gebleken dat bij klaagster de indruk kan zijn ontstaan dat verweerster in de echtscheidingsprocedure zowel voor mevrouw B. als voor klaagster is opgetreden. Klaagster heeft niet, althans onvoldoende onderbouwd op grond van welke feiten zij mocht begrijpen dat verweerster ook als haar advocaat optrad. Het stond, naar het oordeel van de voorzitter, verweerster vrij stond om in 2014 voor mevrouw B. tegen klaagster op te gaan treden. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
4.2 De onderliggende stukken zoals het ouderschapsplan en de boedelverdelingsovereenkomst zijn door klaagster en mevrouw B. zelf opgesteld en ondertekend. Verweerster heeft daarmee geen bemoeienis gehad. Er was voor verweerster dan ook geen noodzaak om klaagster naar een eigen advocaat te verwijzen. Dit klachtonderdeel is eveneens kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
4.3 Als onbetwist staat vast dat verweerster de referteverklaring telefonisch met klaagster heeft besproken en uitgelegd. Bovendien spreekt de inhoud van de referteverklaring, die zich bij de stukken bevindt, voor zich. Onaannemelijk is dan ook dat klaagster niet heeft begrepen wat deze inhield, zodat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.
Ad klachtonderdeel d)
4.4 Niet gebleken is dat verweerster bemoeienis heeft gehad met het opstellen van het convenant en/of zware druk heeft uitgeoefend op klaagster om het convenant te tekenen. Bovendien heeft klaagster haar stelling hieromtrent niet onderbouwd, zodat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.
Ad klachtonderdeel e)
4.5 De verklaring van genoemde H. heeft klaagster overgelegd in de procedure die zij in 2014 heeft aangespannen tegen mevrouw B., de cliënte van verweerster. Niet valt in te zien waarom verweerster deze verklaring niet mocht gebruiken in de onderhavige klachtprocedure. De geheimhoudingsplicht van een advocaat heeft enkel betrekking op de verhouding advocaat-cliënt en daarvan was in dit geval geen sprake. Klaagster was immers niet de cliënte van verweerster. Dat verweerster deze verklaring van genoemde H. ook aan mr. V. heeft laten lezen, kan haar niet worden verweten. De klacht tegen verweerster en tegen mr. V. is in één brief vervat. Begrijpelijk en zeker niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat beide advocaten hieromtrent informatie hebben uitgewisseld. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
4.6 De voorzitter is van oordeel dat verweerster niet de grenzen van de aan haar als advocaat van de wederpartij van klaagster toekomende vrijheid heeft overschreden.
BESLISSING
De voorzitter van raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.
Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman , voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 17 oktober 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift verzonden aan:
- klaagster
en per gewone post aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem - Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ Assen (fax: 0592-305759). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.