Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:180

Zaaknummer

14-087Rot

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond. Vrijheid van handelen. Verweerster mocht afgaan op informatie van haar cliënte.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 14 juli 2014

in de zaak 14-087Rot

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

advocaat te

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Bij brief van 22 november 2013 aan de deken van het bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam heeft klager de onderhavige klacht ingediend.

1.2 Bij brief van 27 februari 2014 heeft de deken het Hof van Discipline verzocht om de klacht voor behandeling naar een andere Raad van Discipline te verwijzen, nu verweerster lid is van de Raad van Discipline te Den Haag.

1.3 Bij beschikking van de voorzitter van het Hof van Discipline van 18 maart 2014 is de zaak verwezen naar de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam.

1.4 Bij brief aan de raad van 25 maart 2014 met kenmerk R 12/13/31 edl , door de raad ontvangen op 27 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.5 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 mei 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennis genomen van de in 1.4 genoemde brief van de deken aan de raad alsmede van de daarbij gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager was tot 1 oktober 2011 als kwaliteitsmedewerker in loondienst bij werkgever X, in welke functie klager onder andere verantwoordelijk was voor de veiligheid en de kwaliteit van de door X geproduceerde vaten. Klager heeft in de uitoefening van zijn functie geconstateerd dat de kwaliteit van de door X geproduceerde vaten niet voldoende was en heeft dit aan zijn leidinggevenden gerapporteerd.

2.3 Namens X heeft verweerster bij verzoekschrift van 1 juni 2011 verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen klager en X te ontbinden wegens een ontstane vertrouwensbreuk. In het verzoekschrift heeft verweerster (onder meer) het volgende geschreven:

Hoewel de vestiging in [A] recent nog het jaarlijkse auditonderzoek had gehad door [B] in het kader van de UN- en de ISO 9001 certificering, zegt [S]  toe dat er uit oogpunt van zorgvuldigheid nog een extra kwaliteitsaudit in [A] zal plaatsvinden, waarvan de uitkomst met het lokale management zal worden besproken.

De meest recente audit door [B] op het UN keurmerk vond plaats op 24 september 2010, en had als uitkomst:

“Op 24 september 2010 heeft het jaarlijks surveillancebezoek plaatsgevonden. Naar aanleiding van de genomen steekproeven kon geconcludeerd worden dat het managementsysteem van [X] goed wordt onderhouden en voldoet aan de eisen van het UN keurmerk.”

(…)

De 3-daagse audit wordt uitgevoerd in de periode 5 tot en met 7 april 2011 door [C], (…)

De audit door [C] heeft geen onregelmatigheden in het systeem dat de kwaliteit van de geproduceerde vaten moet waarborgen, aan het licht gebracht. Het kwaliteitssysteem van de vestiging in [A] werkt zoals het geacht wordt te werken. [C], de auditor, sluit zijn rapport af met de woorden:

“I would be happy for [A] to supply my own company with drums.”

Nadat de auditor zijn rapport heeft uitgebracht, heeft op 19 april 2011 een gesprek plaatsgevonden tussen [HR-manager van X] en [klager].”

2.4 De mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek heeft plaatsgevonden op 29 juni 2011.

2.5 Bij beschikking van 12 juli 2011 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen X en klager ontbonden per 1 oktober 2011 zonder toekenning van een ontbindingsvergoeding aan klager.

2.6 Tegen X is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld in verband met verdenking van overtreding van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (hierna: Wvgs). In het kader van dit strafrechtelijk onderzoek heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: IL&T) een aantal rapporten uitgebracht.

2.7 Bij beschikking van 27 november 2012 heeft IL&T X een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende (kort samengevat) dat X een aantal maatregelen moet treffen ten aanzien van door haar geproduceerde vaten.

2.8 Bij brief van 22 november 2013 aan de deken van het bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam heeft klager de onderhavige klacht ingediend.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij in de ontbindingsprocedure heeft gesteld dat zij over een rapport beschikte, waaruit de juistheid van haar stellingen zou blijken, terwijl zij wist dat dit rapport niet bestond.

4 BEOORDELING

4.1 Als meest verstrekkende verweer heeft verweerster gesteld dat klager niet ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege het inmiddels verstreken tijdsverloop van de haar verweten gedraging (juni 2011) en indiening van de onderhavige klacht (november 2013). Klager heeft daartegenin gebracht dat hij eerst in maart/april 2013 de beschikking heeft gekregen over de hiervoor onder 2.6 bedoelde rapporten. In het algemeen geldt dat als een klacht bij de deken is binnengekomen binnen een termijn van drie jaren nadat het feit waarover wordt geklaagd zich heeft voorgedaan en de klager met de consequenties daarvan bekend is geworden, de redelijke termijn niet geschonden wordt geacht. De beschikking houdende oplegging van een last onder dwangsom dateert van 27 november 2012, zodat de raad  het aannemelijk acht dat klager niet eerder dan die datum (en derhalve binnen voorbedoelde termijn van drie jaar) over de daarin genoemde rapporten heeft kunnen beschikken. Klager is daarom ontvankelijk in zijn klacht.

4.2 Klager verwijt verweerster in de ontbindingsprocedure te hebben verwezen naar en geciteerd uit rapporten, waaruit zou blijken dat de door X geproduceerde vaten voldoen aan de daaraan gestelde eisen, zonder deze rapporten in het geding te brengen. Uit de inmiddels bij klager in het bezit zijnde rapporten van IL&T zou blijken dat hetgeen verweerster namens haar cliënte in de ontbindingsprocedure heeft gesteld, onjuist is.

4.3 Voorop staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.4 Gelet op voormelde maatstaf heeft verweerster naar het oordeel van de raad terecht gesteld dat zij mocht afgaan op de informatie die X haar had verschaft. De stukken van het dossier bevatten geen aanwijzing op grond waarvan er voor verweerster aanleiding zou hebben bestaan om aan de juistheid van de haar verschafte informatie te twijfelen. De door klager in het geding gebrachte beschikking van IL&T dateert immers van 27 november 2012, derhalve ruim een jaar na de ontbindingsprocedure. Ook overigens is niet gebleken dat verweerster zich zou hebben beroepen op niet bestaande rapporten. Zij heeft immers als productie 14 bij het ontbindingsverzoek van X afkomstige testresultaten overgelegd waaruit zou volgen dat haar cliënte de vaten zelf testte alvorens deze te gebruiken.

4.5 De klacht is mitsdien ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A. de Groot, L.D.H. Hamer, H.B. de Regt, M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juli 2014.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 juli 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl