Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-05-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:107
Zaaknummer
L 350 - 2013
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft een letselschadezaak van klager overgenomen. Ondanks toezegging zich sterk te maken voor betaling van de kosten van klager heeft verweerder daartoe geen enkele moeite ondernomen. Onvoldoende welwillendheid.
Inhoudsindicatie
Klacht gegrond. Enkele waarschuwing
Uitspraak
Beslissing van 12 mei 2014
in de zaak L 350 – 2013
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 13 november 2013 met kenmerk DOK 293, door de raad ontvangen op 14 november 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 maart 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 13 november 2013 met bijlagen en van de nagekomen brief van verweerder van 20 februari 2014 met bijlage.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft de heer X bijgestaan in een letselschadekwestie. Verweerder is de opvolgend raadsman die het dossier van de heer X van klager heeft overgenomen. Tussen klager en de heer X is een verschil van mening ontstaan omtrent de doorbetaling van door klager ten behoeve van de heer X ontvangen bedragen en de verrekening daarvan met de nota van klager. De deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg heeft een bemiddelingsgesprek tussen klager en de heer X gevoerd, waarbij tussen klager en de heer X afspraken zijn gemaakt. Die afspraken zijn door de deken bevestigd bij brief van 17 juni 2013. Onderdeel van de gemaakte afspraken is dat klager zich met verweerder zou moeten verstaan met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten waarop door klager aanspraak werd gemaakt. De heer X zou, aldus de deken, buiten die discussie blijven. Verweerder is bij het bemiddelingsgesprek tussen klager, de heer X en de deken niet aanwezig geweest.
2.2 Klager heeft zich bij brief van 20 juni 2013 tot verweerder gewend en verweerder verzocht om de door verweerder van de wederpartij van de heer X ten behoeve van de heer X ontvangen buitengerechtelijke kosten aan klager te voldoen. Verweerder heeft op die brief gereageerd bij e-mail van 3 juli 2013 en heeft aangegeven door de heer X niet te zijn geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met klager en de deken. Voorts heeft verweerder aangegeven dat hij nog geen betaling van de wederpartij van de heer X had ontvangen.
2.3 Klager wendt zich vervolgens bij brief van 23 juli 2013 nogmaals tot verweerder en geeft aan dat hij volhardt bij zijn verzoek tot betaling van een bedrag van € 8.000,00 aan buitengerechtelijke kosten. Tevens geeft klager in die brief aan dat hij voornemens is zich met een klacht tot de deken te wenden.
2.4 Bij brief van diezelfde datum heeft klager zich tot de deken gewend met de onderhavige klacht.
3 klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder zich niet welwillend heeft opgesteld met betrekking tot de afwikkeling in het kader van de buitengerechtelijke kosten die door klager zijn gemaakt in een letselschadezaak voor de heer X.
4 VERWEER
4.1 Verweerder ontkent dat hij zich niet welwillend heeft opgesteld met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten. Verweerder geeft aan dat hij reeds bij brief van 17 oktober 2012 aan klager had voorgesteld dat verweerder zou trachten de door klager gemaakte buitengerechtelijke kosten bij de wederpartij van de heer X in rekening te brengen. Dat voorstel werd echter door klager van de hand gewezen.
4.2 Verweerder stelt voorts dat hij geen ruimte ziet voor doorbetaling van enig bedrag aan klager aangezien verweerder zelf met de heer X ook op betalende basis zal moeten afrekenen. Verweerder treedt voor de heer X op op basis van een toevoeging, maar die is, gelet op het behaalde resultaat, door de Raad voor Rechtsbijstand inmiddels ingetrokken, waarna verweerder zelf op betalende basis met de heer X heeft moeten afrekenen. Na voldoening van het honorarium van verweerder zelf, resteerde geen ruimte voor betaling van enig bedrag aan klager. Verweerder is dan ook van mening dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.
5 BEOORDELING
5.1 Regel 17 van de Gedragsregels 1992 schrijft voor dat in het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen, advocaten behoren te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. Deze regel is ook van toepassing wanneer een opvolgend advocaat het dossier van een ander overneemt.
5.2 Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht is door klager onweersproken gesteld dat hij reeds in het eerste telefonische contact met verweerder, naar aanleiding van diens verzoek om de zaak over te nemen, melding heeft gemaakt van zijn openstaande nota. Verweerder heeft toen, namens zijn cliënt, bij klager aangedrongen op betaling van het bedrag wat klager onder zich had en heeft in ruil daarvoor toegezegd zich sterk te zullen maken voor vergoeding van door klager gemaakte kosten c.q. de door klager verrichte werkzaamheden. Deze toezegging is schriftelijk bevestigd in de brief van verweerder aan klager van 17 oktober 2012. Ondanks deze toezegging is niet gebleken dat verweerder zich heeft ingespannen om de door klager gemaakte kosten en de door klager verrichte werkzaamheden vergoed te krijgen. Verweerder heeft op geen enkele manier de belangen van zijn voorganger meegenomen. Verweerder wist dat zijn cliënt op het punt stond om failliet te gaan en heeft een regeling getroffen waarbij een vast bedrag als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten werd uitbetaald, welk bedrag niet voldoende was om de kosten van zowel verweerder als klager te dekken. Verweerder heeft vervolgens het gehele bedrag voor zichzelf geïncasseerd en heeft zich niet bereid getoond om de vergoeding op enige wijze met klager te delen, welk bedrag niet voldoende was om de kosten van zowel verweerder als klager te dekken. Het had op de weg van verweerder gelegen om voorafgaand aan het maken van die afspraken met de verzekeraar overleg te voeren met de cliënt en klager gezamenlijk, teneinde de positie van partijen terzake de vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en het al dan niet verlenen van finale kwijting, gezamenlijk te bepalen. Verweerder heeft klager daarbuiten gelaten en vervolgens het gehele bedrag voor zichzelf geïncasseerd. Verweerder heeft zich niet bereid getoond om de vergoeding op enige wijze met klager te delen. Dit klemt te meer nu het verweerder bekend was dat klager een aanzienlijke hoeveelheid uren had gemaakt en deze nu alsnog op de cliënt van verweerder zou moeten gaan verhalen. Het klemt te meer nu het verweerder bekend was dat klager ten behoeve van de zaak van de cliënt ook externe kosten had gemaakt, zoals de kosten van ingewonnen medisch advies.’’
5.3 De raad is van oordeel dat deze opstelling van verweerder niet welwillend kan worden genoemd en derhalve in strijd is met regel 17. De klacht is derhalve gegrond. De na te melden tuchtrechtelijke reactie oordeelt de raad passend
.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, Th. Kremers, A.A. Freriks, H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 mei 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 13 mei 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:
- klager
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl