Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:145

Zaaknummer

L 144 - 2014

Inhoudsindicatie

 Advocaat heeft geen aanleiding gegeven voor de onjuiste veronderstelling van haar dliënt dat sprake was van een mediaton-traject.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 28 mei 2014

in de zaak L 144-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                                  

 

klager

 

tegen:

 

 

 

verweerster

 

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 14 mei 2014 met kenmerk DOK 14-023 , door de raad ontvangen op 15 mei 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klager heeft zich in januari 2013 tot verweerster gewend in verband met een echtscheidingsprocedure. Op 11 januari 2013 heeft een gesprek tussen klager en verweerster plaatsgevonden.

1.2         Verweerster heeft bij brief dd. 19 juni 2013 aan de wederpartij bericht dat klager zich tot haar had gewend met het verzoek om hem bij te staan in een op te starten echtscheidingsprocedure. Zij verzocht de wederpartij om haar te berichten of zij bereid was middels een mediationtraject tot een echtscheiding te komen.

1.3         De advocaat van de wederpartij, verder te noemen mr. X heeft verweerster bij brief dd. 5 augustus 2013 bericht dat het wel de intentie was van haar cliënte om een echtscheiding te kunnen regelen op gemeenschappelijk verzoek, maar dat zij daarin bijstand van een eigen advocaat wilde.

1.4         Op 29 augustus 2013 heeft vervolgens een viergesprek tussen klager, de ex-echtgenote van klager en de beider advocaten plaatsgevonden. Op 13 oktober 2013 heeft de advocaat van de wederpartij een afwikkelingsvoorstel gedaan. Klager kon zich hierin niet vinden. Verweerster heeft namens klager hierop gereageerd bij brief dd. 19 november 2013. Klager heeft verweerster per e-mail dd. 22 november 2013 bericht het niet eens te zijn met de inhoud van haar brief aan de wederpartij. Verweerster heeft hierop per email dd. 2 december 2013 geantwoord. Hierna heeft nog enige e-mailwisseling tussen klager en verweerster plaatsgevonden.

1.5         Op 10 februari 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

2.           KLACHT

2.1          De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster niet duidelijk aan klager te kennen heeft gegeven dat er op enig moment geen sprake meer was van mediation en dat zij als advocaat voor hem is gaan optreden. Klager had verweerster duidelijk verzocht een mediationtraject op te starten.

 

3.           VERWEER    

3.1         Er is nimmer sprake geweest van een mediationtraject. Er is ook geen mediationovereenkomst ondertekend. Verweerster heeft klager tijdens het eerste gesprek de verschillende mogelijkheden om te komen tot een echtscheiding voorgehouden. Aan klager is duidelijk voorgehouden dat mediation alleen mogelijk is als beide partijen daaraan willen meewerken. In overleg met klager is besloten aan de wederpartij de vraag voor te leggen of zij bereid was mee te werken aan een mediationtraject. De wederpartij bleek hiertoe niet bereid. De advocaat van de wederpartij heeft in haar brief dd. 5 augustus 2013 duidelijk verwoord dat haar cliënte geen mediation wenste, maar dat zij wel bereid was om in onderling overleg tot een regeling te komen. De wederpartij wenste daarbij door een eigen advocaat te worden bijgestaan. Vervolgens heeft een gesprek tussen partijen in aanwezigheid van beider advocaten plaatsgevonden

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Klager heeft zich tot verweerster gewend met het verzoek om hem in een echtscheidingsprocedure bij te staan. Klager gaf er de voorkeur aan om via een mediationtraject tot een echtscheiding te komen. Verweerster heeft klager terecht voorgehouden dat hiervan alleen sprake kan zijn indien beide partijen hieraan wensen mee te werken. Dit nu bleek niet het geval. De advocaat van de wederpartij heeft in haar brief dd. 5 augustus 2013 in duidelijke bewoordingen te kennen gegeven dat haar cliente geen mediaton wenste. De wederpartij  was wel bereid om mee te werken aan een regeling in onderling overleg, maar wenste daarin door een eigen advocaat te worden bijgestaan.

4.3         Verweerster heeft voldoende duidelijkheid verschaft over haar rol als advocaat in de echtscheidingsprocedure, als mediation niet mogelijk zou blijken. Dat klager dit toen begreep blijkt uit de overgelegde correspondentie. Voorts is geen mediationovereenkomst ondertekend.

4.4         Partijen zijn tijdens het viergesprek ieder door een eigen advocaat bijgestaan. Dat het uitgangspunt van het viergesprek was om in onderling overleg tot een regeling te komen, betekent niet dat sprake was van een mediationtraject; dat zowel verweerster als de advocaat van de wederpartij tevens  mediator maakt dit niet anders.

4.5         Verweerster valt niet te verwijten dat klager ten onrechte veronderstelt dat er sprake was van een mediationtraject.  Zij is hierover steeds duidelijk geweest en heeft geen aanleiding gegeven op grond waarvan klager tot deze veronderstelling is kunnen komen. Nu niet valt in te zien welk verwijt verweerster te maken valt, zal de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen. 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrere-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 28 mei 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 juni 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.