Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-03-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:81
Zaaknummer
13-227
Inhoudsindicatie
Klacht over de wijze waarop verweerster klagers heeft bijgestaan bij een ontslagzaak. De echtgenote van klager heeft voldoende eigen belang bij de klacht en is daarom ontvankelijk. Klacht dat verweerster in strijd heeft gehandeld met de wens van klagers, om het geschil in overleg met de werkgever op te lossen, is ongegrond omdat klagers zelf pas in een laat stadium te kennen gaven hoe dan ook een regeling met de werkgever te willen treffen. Overige klachten betreffende het onvoldoende deskundig bijstaan en het bovenmatig en in strijd met de gemaakte afspraken declareren en tekortschieten in de communicatie zijn ook ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 31 maart 2014
in de zaak 13-227
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 12 september 2013, door de raad ontvangen op 13 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland, de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 februari 2014 in aanwezigheid van partijen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. H. Dulack, F.A.M. Knüppe, K.F. Leenhouts en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in punt 1.1 genoemde brief van de deken en van de stukken, die zijn gevoegd bij deze brief.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager heeft zich tot verweerster gewend omdat zijn toenmalige werkgever, hierna te noemen de werkgever, de arbeidsovereen-komst met hem wenste te beëindigen. Op 26 maart 2012 heeft klager voor het eerst met verweerster gesproken over zijn zaak.
2.3 Klager kampte met ernstige gezondheidsklachten in de periode voordat hem werd meegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst zou worden beëindigd.
2.4 De werkgever heeft een ontslagvergoeding van € 26.000,- aangeboden.
2.5 In haar eerste brief aan de werkgever heeft verweerster aanspraak gemaakt op een ontslagvergoeding van € 82.000,- en later, bij brief van 20 april 2012, op € 62.000,-.
2.6 Bij brief van 23 mei 2012 heeft verweerster aan de advocaat van de werkgever bericht dat de werkgever eigenlijk aan de beurt is om te tonen dat hij tot een schikking wenst te komen. Omdat de gezondheid van klager in het geding was heeft verweerster desalniettemin aan de werkgever bericht dat klager bereid is genoegen te nemen met een vergoeding van € 45.000,- bruto.
2.7 In de brieven aan de werkgever heeft verweerster tevens aanspraak gemaakt op vergoeding van de kosten van outplacement en vergoeding van de juridische kosten.
2.8 Per e-mail van 30 mei 2012 heeft klager verweerster verzocht hem te berichten welke uitkomst van het geschil met zijn werkgever zij reëel acht zodat hij op basis daarvan kan beslissen of hij het beste tot een schikking met zijn werkgever kan komen of dat hij met vertrouwen een rechtszaak tegemoet kan zien.
2.9 Per e-mail d.d. 31 mei 2012 heeft verweerster klager geïnformeerd over de verschillende scenario’s, afwachten wat de werkgever gaat doen of contact opnemen met de werkgever om de ruimte voor het treffen van een schikking af te tasten en op basis daarvan een laatste voorstel aan de werkgever doen. Voorts zet verweerster in haar e-mailbericht uiteen welke factoren van belang zijn voor de rechter indien het tot een ontbindingsverzoek komt en bericht zij klager dat zij inschat dat de rechter de factor C zal hanteren hetgeen neerkomt op een factor tussen de 1 en 1,5. Zij adviseert klager af te wachten.
2.10 Ook in haar e-mail d.d. 1 juni 2012 aan klager is verweerster ingegaan op de te voeren strategie. Zij vraagt zich in dit e-mailbericht af of klager er niet verstandig aan doet een schikking te treffen gezien de grote belasting die de onzekerheid betreffende zijn toekomst voor hem met zich meebrengt. Verweerster sluit haar e-mailbericht af met de opmerking dat zij begrijpt dat klager twijfelt over haar aanpak en benadrukt dat het van groot belang is dat er sprake is van een goede vertrouwensrelatie tussen haar en klager en zij stelt in verband hiermee voor een gesprek te voeren, welk gesprek vervolgens heeft plaatsgevonden.
2.11 Per e-mail van 11 juni 2012 gaat verweerster wederom in op de verschillende scenario’s. Voorts bericht zij klager dat hij zijn werkgever heeft laten weten dat hij er uit wilde komen en dat klager en zijn werkgever dat beter zonder advocaten konden doen en dat klager haar daarmee buitenspel heeft gezet hetgeen zijn onderhandelingspositie niet ten goede komt en indruist tegen de afspraak die zij maakten over de aanpak van zijn zaak. Zij is van oordeel dat klager opnieuw een signaal afgeeft dat hij niet voldoende vertrouwen heeft in haar aanpak van zijn zaak en stelt dat klager tegen de onzekerheid moet kunnen als hij een optimaal resultaat wenst te behalen. Gezien de emotionele beladenheid van het geschil voor klager raadt verweerster hem af het gesprek met de werkgever zelf te voeren. Anderzijds vindt verweerster het niet verstandig dat klager het gesprek afzegt. Voorts deelt verweerster klager mede dat zij bij het gesprek slechts op de achtergrond een rol kan spelen.
2.12 Vervolgens is klager, onder meer omdat de sluitingstermijn van een voor hem interessante vacature naderde, in gesprek gegaan met zijn werkgever en is overeenstemming bereikt over de wijze van beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst.
2.13 Bij zijn e-mail van 20 juni 2012 heeft klager de concept-overeenkomst, die hij met zijn werkgever wenste te sluiten, aan verweerster voorgelegd met het verzoek om commentaar en haar verzocht haar urenspecificatie aan hem te doen toekomen.
2.14 Nadat verweerster de concept beëindigingsovereenkomst had beoordeeld en per e-mail d.d. 21 juni 2012 een aantal kanttekeningen bij de overeenkomst heeft geplaatst, heeft klager op 25 juni 2012 de met de werkgever gesloten overeenkomst betreffende de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ondertekend.
2.15 Verweerster heeft klager per e-mail d.d. 21 juni 2012 verzocht aan haar te bevestigen dat haar rekening op naam van de werkgever moet worden gesteld en dat de werkgever haar rekening rechtstreeks aan haar zal betalen waarna klager per e-mail d.d. 24 juni 2012 aan verweerster heeft bericht dat hij haar factuur zal betalen en dat hij die belastingvrij zal kunnen declareren bij zijn werkgever als onkostenvergoeding.
de wijze waarop verweerster haar werkzaamheden aan klager in rekening heeft gebracht
2.16 Per e-mail d.d. 16 mei 2012 heeft verweerster op verzoek van klager aan hem bericht dat zij 17 uur en 15 minuten aan zijn zaak heeft besteed.
2.17 Per e-mail d.d. 25 juni 2012 heeft verweerster haar declaratie ad
€ 5.667,38 inclusief b.t.w., gebaseerd op honorarium van € 150,- per uur exclusief 19% b.t.w., met een urenspecificatie aan klager gestuurd waarna klager haar per e-mail op dezelfde datum heeft bericht dat hij had verwacht dat het urenaantal na 16 mei 2012 niet enorm zou zijn toegenomen omdat hij zelf zijn dossier weer ter hand had genomen en verweerster had toegezegd dat zij niet al haar uren in rekening zou brengen en dat hij daarom een verdubbeling van het aantal uren in vergelijking met de opgave d.d. 16 mei 2012 niet reëel acht.
2.18 Bij brief van 27 juni 2012 heeft verweerster klager bericht dat er in de periode tussen 16 mei en 12 juni 2012 is gecorrespondeerd met de advocaat van de werkgever en dat zij meermaals met elkaar hebben gesproken over de zaak en dat zij klager heeft geadviseerd met betrekking tot de te sluiten vaststellingsovereenkomst.
2.19 Bij brief van 30 juli 2012 heeft verweerster klager bericht dat haar declaratie nog niet is betaald en dat zij aanspraak maakt op de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2012. Verweerster sommeert klager in deze brief haar declaratie binnen acht dagen te voldoen hetgeen klager heeft gedaan.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
a) in de strategie die zij voerde geen rekening heeft gehouden met de wens van klager het geschil in goed onderling overleg met de werkgever op te lossen waardoor klager nadeel heeft ondervonden
b) klager onvoldoende deskundig heeft bijgestaan
c) bovenmatig en in strijd met de gemaakte afspraken heeft gedeclareerd
d) te kort is geschoten in de communicatie
e) onzorgvuldig is geweest met betrekking tot de declaratie en daarover onvoldoende informatie heeft verschaft
f) in strijd met gedragsregels 8 ten aanzien van de informatieverstrekking, 23 op het punt van de zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden en het voorkomen van onnodige kosten, 26 ten aanzien van de financiële gevolgen van de verstrekte opdracht en het de cliënt er op attenderen als de declaratie hoger wordt dan aanvankelijk ingeschat en 27 op het punt van het wijzen van de cliënt op de gevolgen van het bezwaar maken tegen de declaratie.
Stellingen van klagers ter onderbouwing van hun klacht, voor zover niet al onder de feiten opgenomen:
3.2 Het arbeidsrechtelijke conflict speelt zich af tussen de werkgever en de werknemer, zijnde klager, maar de financiële belangen gaan zowel klager als klaagster, echtgenote van klager, aan. Zij hebben samen besloten verweerster in te schakelen. Ook klaagster kan zich beklagen.
3.3 Verweerster heeft de zaak aangenomen, maar is een eigen koers gaan varen en de wijze waarop zij hun zaak heeft behandeld heeft niet bijgedragen aan een oplossing zoals zij die voor ogen hadden. Het was hun wens een overeenkomst met de werkgever van klager te sluiten en te voorkomen dat een juridische procedure zou moeten worden gevoerd.
3.4 In verband met de gezondheid van klager wilden zij graag snel tot een schikking met de werkgever van klager komen.
3.5 Klager stond destijds emotioneel niet sterk in zijn schoenen en hij verkeerde in een moeilijke positie. Verweerster had hem daarom moeten beschermen en de communicatie had veel meer per e-mail of schriftelijk moeten verlopen waardoor klaagster de zaak beter had kunnen volgen.
3.6 Verweerster heeft tijdens het eerste gesprek gesteld dat een kantonrechtersfactor tussen de 1,5 en 2,0 redelijk is. Zij heeft hen geadviseerd om in te zetten op een ontslagvergoeding van
€ 82.000,- Hiermee is de zaak direct op scherp gezet. Klagers vinden dit een strategische fout, die tot verharding van de standpunten en stopzetting van de onderhandelingen heeft geleid.
3.7 Ten onrechte heeft verweerster, hoewel zij dit in hun e-mailbericht van 23 mei 2012 uitdrukkelijk hadden gevraagd, nimmer telefonisch contact opgenomen met de advocaat van de werkgever om de mogelijkheden van een schikking te onderzoeken.
3.8 Later heeft verweerster gesteld dat de kans groot was dat een correctiefactor tussen de 1,0 en 1,5 zou worden gehanteerd hetgeen een stuk lager is dan de eerder door haar genoemde correctiefactor van 1,5 tot 2,0.
3.9 Verweerster draaide om de strategie heen en vermeed heldere uitspraken daarover.
3.10 Omdat er geen schot in de zaak zat, en de sluitingstermijn van de vacature waarop klager wenste te solliciteren naderde, hebben zij op 8 juni 2012 besloten zelf contact op te nemen met de werkgever om te trachten overeenstemming te bereiken. De reactie van verweerster hierop was geïrriteerd en kritisch en zij gaf aan dat haar positie hiermee onmogelijk zou worden.
3.11 Tijdens het gesprek op 12 juni 2012 heeft verweerster echter te kennen gegeven een gesprek met de werkgever wel een goed idee te vinden. Aldus heeft zij haar standpunt 100% gewijzigd. De uren die zij daarvoor nodig heeft gehad worden hen volledig in rekening gebracht.
3.12 Met name in de periode van 16 mei tot 22 juni 2012 heeft verweerster teveel uren in rekening gebracht. Zij vinden de door verweerster voor het schrijven van de brief van 23 mei 2012 aan de werkgever opgegeven tijd van 150 minuten gezien hun input veel te veel. Ook vinden zij het niet terecht dat verweerster de tijd voor de gesprekken waarbij het vertrouwen in verweerster is besproken aan hen in rekening heeft gebracht. Zij hebben de indruk dat verweerster heeft toegewerkt naar de maximale vergoeding, die de toenmalige werkgever bereid was te betalen.
3.13 Hoewel verweerster heeft laten weten dat zij niet al haar uren in rekening heeft gebracht zien zij dat nergens terug. Volgens hen heeft verweerster wel al haar uren in rekening gebracht.
3.14 Verweerster heeft nimmer uit eigen beweging een opgave aan hen doen toekomen van de door haar bestede tijd.
3.15 Zij zijn van oordeel dat het aantal aan hen in rekening gebrachte uren met tenminste 5 tot 6,5 uren gematigd zou moeten worden.
3.16 De factuur van verweerster is op verzoek van de werkgever aan klagers gestuurd waarna klagers de factuur hebben gedeclareerd bij de werkgever.
3.17 Klagers hebben de factuur van verweerster, nadat zij haar brief van 30 juli 2012 hadden ontvangen, volledig voldaan om te voorkomen dat zij rente over het openstaande bedrag zouden moeten betalen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster is niet verantwoordelijk voor de terugkoppeling naar klaagster van hetgeen zij met klager heeft besproken. Zij is er steeds van overtuigd geweest dat klager haar goed begreep en dat zij steeds heldere afspraken met hem heeft gemaakt over de aanpak.
4.2 Tijdens het eerste gesprek heeft zij op basis van de stukken, die zij gezien had, een eerste inschatting gemaakt van de correctiefactor, die mogelijk toegepast zou kunnen worden. Indien aangetoond had kunnen worden dat de werkgever van klager af wilde vanwege zijn gezondheidsproblemen zou een hoge factor zeker mogelijk zijn geweest.
4.3 Zij bestrijdt dat zij door het in haar brief aan de advocaat van de werkgever noemen van de correctiefactor 2 de zaak op scherp heeft gezet en dat zij heeft aangedrongen op procederen en het behalen van het maximale resultaat.
4.4 Al haar brieven heeft zij in concept aan klager voorgelegd, met hem besproken en daarna op onderdelen aangepast.
4.5 Zij heeft zich bij de besluitvorming ten aanzien van de wijze waarop de zaak zou worden aangepakt zonder meer zorgvuldig jegens klagers gedragen – verweerster verwijst in dit verband onder meer naar haar e-mailbericht aan klager van 4 april 2012 waarin zij waarschuwt dat er eerst duidelijkheid dient te bestaan over de gezondheid van klager voordat er afspraken worden gemaakt over de beëindiging van zijn dienstverband - en haar valt geen verwijt te maken over de kwaliteit van haar dienstverlening.
4.6 Ook na 17 mei 2012 heeft zij, zoals blijkt uit haar e-mailberichten aan klager van 31 mei en 1 juni 2012 uitvoerig met klager gecommuniceerd over de verschillende mogelijkheden en kansen. Tot circa 10 juni 2012 stonden alle mogelijke wijzen waarop het geschil met zijn werkgever konden worden opgelost voor hem open waaronder het voeren van een procedure. Immers in zijn e-mailberichten van 30 en 31 mei 2012 heeft klager gevraagd hem te informeren over de goede en kwade kansen van een ontbindingsprocedure.
4.7 Het schrijven van haar brief van 23 mei 2012 aan de advocaat van de werkgever heeft daadwerkelijk de door haar opgegeven tijd gekost. De brief is na uitgebreid telefonisch overleg met klager tot stand gekomen en per e-mail van 22 mei 2012 in concept aan klager voorgelegd. De verlaging van de te verdisconteren factor is in goed overleg en op aandringen van klager doorgevoerd.
4.8 Het was in klagers belang geweest indien hij, voordat hij de werkgever liet weten dat hij zelf met de werkgever in gesprek wenste te gaan over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, dat met haar had overlegd.
4.9 Zij vindt het spijtig dat klager het bereiken van overeenstemming met zijn werkgever niet aan haar heeft overgelaten omdat zij naar verwachting een beter resultaat had kunnen bereiken.
4.10 Toen klager haar achteraf meedeelde dat hij niet langer wilde afwachten en dat hij tevreden was met hetgeen hij zelf met zijn werkgever had afgesproken, heeft verweerster hem meegedeeld dat zij er begrip voor had dat hij tegen de afspraken in zelf met de werkgever is gaan overleggen.
4.11 Bij klager is pas ongenoegen over haar dienstverlening ontstaan toen zij haar declaratie op 25 juni 2012 aan hem had gestuurd.
4.12 Zij heeft naar eer en geweten een juiste opgave gedaan van de aan klagers zaak bestede tijd. Zij heeft een gereduceerd uurtarief aan klager in rekening gebracht en uit coulance heeft zij niet al haar uren in rekening gebracht. Gezien het verloop van de zaak heeft zij geen excessief hoog bedrag in rekening gebracht. Het bedrag dat zij in rekening heeft gebracht heeft zij nauwkeurig gespecificeerd en is door de werkgever aan klager vergoed.
5 BEOORDELING
Ontvankelijkheid van klaagster
5.1 Het recht om te klagen komt toe aan degene die door het handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar eigen belang is getroffen of kan worden getroffen. De raad is van oordeel dat klaagster in voldoende mate een eigen belang heeft bij de wijze waarop verweerster de ontslagzaak van haar echtgenoot heeft behandeld reeds omdat het aannemelijk is dat de financiële gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van invloed zijn op de voor haar en klager ter beschikking staande financiële middelen. Daarom acht de raad de klacht voor zover die is terug te voeren op klaagster (ook) ontvankelijk.
Ad klachtonderdeel a)
5.2 Vast staat dat verweerster haar brieven aan de werkgever van klager – ook de brief waarin aanspraak wordt gemaakt op een ontslagvergoeding van € 82.000,- - in concept aan klager heeft voorgelegd, dat klager de brieven van commentaar heeft voorzien welk commentaar verweerster vervolgens heeft verwerkt.
5.3 Uit de e-mailberichten van klager aan verweerster van 30 en 31 mei 2012 is voorts gebleken dat klager op dat moment nog niet uitsloot dat een ontbindingsprocedure met de werkgever nodig zou blijken te zijn om te komen tot een oplossing van het geschil met zijn werkgever over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst.
5.4 In haar e-mailbericht van 1 juni 2012 heeft verweerster voorts zelf aan klager voorgelegd of hij er niet verstandig aan zou doen een schikking te treffen gezien de grote belasting die onzekerheid betreffende zijn toekomst voor hem met zich meebrengt.
5.5 Gezien het hier voorgaande is de raad van oordeel dat niet is vast komen te staan dat verweerster in strijd met de wens van klagers, om het geschil in goed overleg met de werkgever op te lossen, heeft gehandeld. Uit de feiten blijkt niet dat verweerster bij klager ten onrechte, en op een wijze die een vakkundig en integer handelend advocaat niet past, te hoge verwachtingen heeft gewekt over de mogelijkheden die de zaak bood of heeft nagelaten dat klagers die verwachtingen tijdig meer in overeenstemming brachten met wat overeenkwam hoe de zaak zich ontwikkelde.
5.6 Klagers hebben in dit verband nog aangevoerd dat klager in zijn e-mailbericht van 23 mei 2012 aan verweerster heeft verzocht telefonisch contact op te nemen met de advocaat van de werkgever, hetgeen verweerster niet heeft gedaan. Verweerster heeft klager per e-mail d.d. 31 mei 2012 geadviseerd af te wachten. Het was aan verweerster om te bepalen of en zo ja, op welk moment, zij het opportuun achtte om telefonisch contact op te nemen met de advocaat van de werkgever. Dat zij dat (nog) niet had gedaan op het moment dat klager zelf in gesprek is gegaan met zijn werkgever is niet klachtwaardig.
5.7 Klachtonderdeel a is ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.8 Blijkens de overgelegde e-mailcorrespondentie heeft verweerster klagers één en ander maal geïnformeerd over de verschillende mogelijkheden, kansen en van belang zijnde factoren. Dat verweerster aanvankelijk heeft gesteld dat een correctiefactor tussen de 1,5 en 2,0 redelijk zou zijn, terwijl zij nadien heeft gesteld dat de kans groot was dat een correctiefactor tussen de 1,0 en 1,5 zou worden gehanteerd, betekent niet dat zij klager niet voldoende deskundig heeft bijgestaan. De van toepassing zijnde correctiefactor is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval en verweersters zicht daarop kon gaandeweg uiteraard veranderen. Mede gezien de ontwikkelingen, die zich in de zaak hebben voorgedaan, waaronder het feit dat klager in staat is gebleken zijn werkzaamheden te hervatten waardoor het moeilijk zou worden hard te maken dat klager wegens zijn ziekte als gevolg van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst grote schade zou leiden, heeft verweerster tot een aanpassing van haar standpunt op het punt van de van toepassing zijnde correctiefactor mogen komen en leidt het feit dat zij zulks heeft gedaan niet tot het oordeel dat verweerster klager onvoldoende deskundig heeft bijgestaan. Klachtonderdeel b is ongegrond.
Ad klachtonderdelen c en e)
5.9 Verweerster heeft klager een uurtarief ad € 150,- per uur exclusief 19% b.t.w. in rekening gebracht. De raad acht dit uurtarief niet bovenmatig. Ook het aantal in rekening gebrachte uren zoals dat blijkt uit de door verweerster overgelegde urenspecificatie komt de raad, gezien de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, niet bovenmatig voor. Uit de stukken is gebleken dat er nog veelvuldig overleg tussen klagers en verweerster heeft plaatsgevonden na 16 mei 2012, dat verweerster nadien nog een brief aan de werkgever heeft gestuurd en dat verweerster de conceptbeëindigingsovereenkomst van commentaar heeft voorzien, welke werkzaamheden zij aan klager in rekening heeft mogen brengen. Van excessief declareren is geen sprake. Voor verder onderzoek is geen plaats want declaratiegeschillen horen niet thuis bij de tuchtrechter tenzij er excessief is gedeclareerd.
5.10 In hetgeen over en weer is aangevoerd en in de overlegde stukken is geen aanknopingspunt te vinden op basis waarvan geoordeeld dient te worden dat verweerster niet de benodigde nauwgezetheid en zorgvuldigheid heeft betracht bij het in rekening brengen van haar werkzaamheden of dat zij onnodig kosten heeft veroorzaakt voor klager. Verweerster heeft klager direct geïnformeerd hoeveel uren zij aan zijn zaak had besteed toen hij dat verzocht en ook haar uiteindelijke urenspecificatie heeft zij direct aan klager verstrekt toen hij daar om vroeg. Klager heeft niet van verweerster mogen verwachten dat zij hem uit eigen beweging op een eerder moment op de hoogte had gebracht van het aantal uren dat zij aan zijn zaak had besteed omdat verweerster klager nog geen twee maanden bijstond toen zij op zijn verzoek op 16 mei 2012 aan hem berichtte dat zij 17 uur en 15 minuten aan zijn zaak had besteed. Het totale door verweerster in rekening gebrachte aantal uren is gebleven binnen het aantal dat redelijk is voor een ontslagzaak. Daarom was er geen aanleiding voor verweerster om aan klager te berichten dat zij aanmerkelijk meer uren aan de zaak had besteed dan was voorzien.
5.11 Dat verweerster in strijd met de gemaakte afspraken haar declaratie aan klager en niet aan zijn werkgever heeft gestuurd is gesteld noch gebleken.
De klachtonderdelen c en e zijn ongegrond.
Ad klachtonderdeel d)
5.12 Gezien de wijze waarop verweerster klager heeft geïnformeerd over de mogelijkheden, kansen en te verwachten gang van zaken heeft verweerster voldaan aan de op haar ingevolge gedragsregel 8 rustende verplichting klager, die het geschil als werknemer primair aanging, op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Zij heeft er daarbij vanuit mogen gaan dat de informatie die zij klager verstrekte ook klaagster zou bereiken. Het voert te ver om van verweerster te verwachten dat zij verifieerde of dit daadwerkelijk het geval was.
5.13 Klagers verwijten verweerster voorts dat zij geen heldere uitspraken over de strategie heeft gedaan. De raad begrijpt dit verwijt aldus dat verweerster klagers niet meer concreet heeft geïnformeerd over de wijze waarop het geschil met de werkgever zou worden afgehandeld. Dit klachtonderdeel d is ongegrond. Het komt, zeker als geen achterafkennis wordt gebruikt, niet uit de verf dat verweerster op dit punt te kort is geschoten.
Ad klachtonderdeel f)
5.14 De genoemde gedragsregels zijn reeds aan de orde gekomen bij de beoordeling van de klachtonderdelen a tot en met d. Daarom hoeft op klachtonderdeel f niet meer afzonderlijk te worden beslist.
5.15 Het hier voorgaande leidt tot het oordeel dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.
BESLISSING
De raad van discipline:
Alle onderdelen van de klacht zijn ongegrond.
Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. H. Dulack, F.A.M. Knüppe, K.F. Leenhouts en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 maart 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 31 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerster
en per gewone post aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.