Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-11-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:383
Zaaknummer
09/13
Inhoudsindicatie
De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid heeft bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. In casu zijn geen grenzen overschreden en is geen sprake van onnodig grievende uitlatingen. Verzet deels ongegrond, deels niet ontvankelijk, waar nieuwe stellingen worden geponeerd die niet aan de orde zijn gekomen ten tijde van de voorzittersbeslssing.
Uitspraak
Beslissing van 14 november 2014
in de zaak 09/13
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 21 februari 2013 op de klacht van:
de heer [ ]
klager
tegen:
mr. [ ]
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 23 januari 2013 met kenmerk 011/012 KA005, door de raad ontvangen op 24 januari 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 21 februari 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 februari 2013 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 1 maart 2013 door de raad ontvangen op 4 maart 2014 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 september 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 1 maart 2013;
- brief van klager van 27 mei 2014 met bijlagen;
- brief van klager van 18 juni 2014 met bijlagen;
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerster zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Zij heeft systematisch en op ontoelaatbare wijze de belangen van klager, zijn kinderen en zijn gezin nodeloos en op ontoelaatbare wijze geschaad. Zo heeft verweerster de rechtbank onjuist geïnformeerd en vertrouwelijke informatie van klager gebruikt uit het mediatontraject. Voorts heeft verweerster zich schriftelijk en mondeling onnodig grievend over klager uitgelaten. Verweerster heeft verder door haar optreden gedragingen uitgelokt bij klager, zoals de vermeende mishandeling, met het doel de omgangsregeling in het voordeel van haar cliënt te laten uitvallen.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat verweerster de belangen van klager, als wederpartij van haar cliënte nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad en dat verweerster zich niet onnodig grievend heeft uitgelaten over klager. Klager voert aan dat verweerster in strijd met de gedragsregels heeft gehandeld. Dit blijkt onder meer uit het gebruik van onjuiste informatie, grievende opmerkingen en persoonlijke interventies van verweerster ten nadele van klager alsmede het verstrekken van feitelijke onjuiste informatie aan het LBIO.
Door het inbrengen van verkeerde informatie tijdens het kort geding in mei 2009 onder meer ten aanzien van informatie uit het mediationtraject, heeft verweerster de belangen van klager nodeloos geschaad. Zo ook ten aanzien van de omgangsregeling. Afgesproken was dat klager op 3 december 2009 om 13.00 uur zijn kinderen zou ophalen hetgeen klagers advocaat aan verweerster had geschreven bij brief van 26 november 2009. Er was om een schriftelijke bevestiging van die afspraak gevraagd op diezelfde dag, doch eerst op 3 december 2009 om 13.00 uur, het tijdstip dat klager bij school de kinderen wilde ophalen, heeft zijn advocaat een fax ontvangen dat de omgangsregeling niet doorging. De kinderen bleken reeds om 12.00 uur van school te zijn gehaald. Verweerster verschuilt zich ten onrechte achter de stelling dat zij is afgegaan op de informatie die haar cliënte haar heeft verstrekt en dat zij daarop ook mocht afgaan. Zij heeft daarbij echter de gerechtvaardigde belangen van klager genegeerd. Voorts heeft verweerster aan het LBIO aangegeven dat er geen afspraken waren gemaakt over het levensonderhoud van de kinderen. Dit is onjuist. Er was afgesproken dat ter zake van levensonderhoud van de kinderen € 1.000,-- per maand zou worden betaald ingaande op 1 januari 2011.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft de stellingen van klager gemotiveerd betwist en heeft verwezen naar hetgeen zij in de procedure bij de deken naar voren heeft gebracht. Voorts heeft verweerster ter zitting aangevoerd dat zij als advocaat van de wederpartij van klager de belangen van haar cliënte, de ex-partner van klager, had te behartigen, waarbij zij de belangen van klager niet nodeloos en ontoelaatbaar heeft geschaad. Evenmin heeft zij vertrouwelijke informatie uit het mediationtraject aan de rechtbank meegedeeld. Verweerster ontkent voorts dat zij onnodig grievende uitlatingen jegens klager heeft gedaan.
4.2 Ten aanzien van het gestelde omtrent de omgangsregeling en met name het bezoek van 3 december 2009 is verweerster van mening dat zij niet gehouden was om naar aanleiding van de brief van de advocaat van klager van 26 november 2009 een bevestiging te sturen van gestelde afspraak. Zij hoefde die bevestiging niet te geven omdat de gestelde afspraken niet waren gemaakt. Ten aanzien van het gestelde met betrekking tot het LBIO heeft verweerster aangevoerd dat dit verwijt eerst in de verzet procedure aan de orde komt en niet in de voorzittersbeslissing is opgenomen. Dit argument kan derhalve geen rol spelen in de verzet procedure.
5 BEOORDELING
5.1 Ten aanzien van het laatste onderdeel van hetgeen klager in verzet heeft aangevoerd is de raad van oordeel dat deze stelling inderdaad buiten beschouwing dient te blijven. Het gestelde omtrent de vordering van het LBIO is in de procedure bij de voorzitter niet aan de orde geweest en kan thans ook niet aan de orde komen in de verzet-procedure. Immers beoordeeld dient te worden of de voorzitter op het moment van de voorzittersbeslissing deze beslissing op juiste gronden heeft gegeven. Er kunnen achteraf geen nieuwe klachten worden ingediend, zodat het verzet ten aanzien van dit verwijt, niet-ontvankelijk is.
5.2 Ten aanzien van de overige stellingen van klager omtrent de onnodige grievende opmerkingen van verweerster en het verstrekken van onjuiste informatie aan (onder andere) de rechtbank waardoor de belangen van klager nodeloos zijn geschaad, komt de raad tot het oordeel dat niet gebleken dat de voorzitter hieromtrent een onjuist oordeel heeft gegeven. In de verzet-procedure zijn geen argumenten naar voren gekomen die niet reeds door de voorzitter in de voorzittersbeslissing zijn meegewogen.
5.3 Ten overvloede overweegt de raad omtrent de gang van zaken met betrekking tot het contact tussen klager en zijn kinderen dat op 3 december 2009 om 13.00 uur zou plaatsvinden, dat het handelen van verweerster, vallend onder de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij heeft, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is, maar wel minder wenselijk is geweest. Het had van meer respect jegens klager getuigd als verweerster tijdig, na ontvangst van de brief van de advocaat van klager van 26 november 2009, had gereageerd op het verzoek om een schriftelijke bevestiging van de juistheid van het gestelde omtrent het contact tussen klager en zijn kinderen. Nu heeft de advocaat van klager de desbetreffende fax van verweerster ontvangen op het moment dat klager reeds bij school op zijn kinderen stond te wachten. Onder de gestelde omstandigheden kan echter niet gesteld worden dat het optreden van verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar was. Het verzet is dan ook ongegrond.
5.4 De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.
5.5 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart klager in het verzet ten aanzien van het gestelde onder 3.2 ten aanzien van de mededelingen aan het LBIO niet-ontvankelijk en verklaart het verzet voor het overige ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, W.H. Kesler, E. van der Wiel, F. Klemann, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.