Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:155

Zaaknummer

R. 4283/13.190a en b

Inhoudsindicatie

In het algemeen behoren declaratiegeschillen niet tot de bevoegdheid van de tuchtrechter. Van excessief declareren is de raad niet gebleken. Het klachtonderdeel is in zoverre ongegrond.

Inhoudsindicatie

Klager klaagt verder over de kwaliteit van de dienstverlening. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waarvoor hij kan komen te staan, is niet onbeperkt. Deze wordt begrensd door de eisen die aan een advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

Inhoudsindicatie

Op basis van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting kan de raad niet vaststellen dat verweerders in de kwaliteit van hun dienstverlening tegenover klager tekortgeschoten zijn.

Inhoudsindicatie

De klacht is ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 1 september 2013 met kenmerk K025 2013 A + B, door de raad ontvangen op 3 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 april 2014 in aanwezigheid van de directeur van klager, de heer M., en verweerder sub 1. Verweerder sub 2 was zonder bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Klager heeft verweerders op 24 november 2011 verzocht om rechtskundige bijstand te verlenen.

2.2 Verweerders hebben het door de wederpartij van klager (D. B.V) ingestelde hoger beroep behandeld.

2.3 In dit dossier is in totaal € 55.884,03 gedeclareerd.

2.4 Bij brief van 16 februari 2012, verzonden per mail, heeft verweerder sub 1 klager onder meer geschreven: 

(…)

Het pleidooi in de hierboven kort aangeduide zaak is nader bepaald op 27 april a.s. te 10.00 uur. De rol verdeling blijft ongewijzigd: [verweerder sub 2] houdt het pleidooi en ik ben ook op de zitting aanwezig. 

(…).

2.5 Op 27 april 2012 hebben verweerders beiden het pleidooi bij het Gerechtshof Den Haag inzake D. B.V. bijgewoond.

2.6 Bij arrest van 25 september 2012 heeft het gerechtshof Den Haag de wederpartij bijna volledig in het gelijk gesteld en het voor klager gunstige vonnis van de rechtbank grotendeels vernietigd.

2.7 Op 11 oktober 2012 heeft klager met verweerders gesproken over zijn onvrede met betrekking tot de aanpak van de hoger beroep zaak en de wijze waarop richting de wederpartij werd gereageerd naar aanleiding van een poging van deze wederpartij om klager, alsmede de directeur, failliet te laten verklaren.

2.8 Voor dit gesprek hebben verweerders klager een declaratie d.d.

7 november 2012 gestuurd ter hoogte van € 1.551,83.

2.9 Op 1 februari 2012 heeft verweerder sub 1 een concept voor een schadestaatprocedure aan klager toegestuurd.

2.10 Op 10 april 2012 heeft klager inhoudelijk op het concept voor de schadestaat gereageerd.

2.11 Op 4 mei 2012 is een herzien concept aan klager en diens directeur gestuurd.

2.12 Bij brief van 25 juni 2012, verzonden per e-mail, heeft verweerder sub 2 klager meegedeeld te wachten op zijn reactie op het concept in de schadestaatkwestie.

2.13 Verweerders hebben medio september 2012 een schadestaatprocedure in gang gezet ten behoeve van klager.

2.14 Bij brief van 18 oktober 2012 heeft verweerder sub 1 klager onder meer geïnformeerd over de in de zaak D. B.V. verschuldigde geliquideerde kosten, de cassatieprocedure en de betaling van de openstaande declaraties.

2.15 Op 25 november 2012 heeft klager de opdracht aan verweerders ingetrokken aangezien klager nog geen concept cassatiedagvaarding ontvangen had naar aanleiding van het arrest van 25 september 2012.

2.16 Bij brief met bijlagen van 14 januari 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerders.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerders dat:

a. de door verweerders in rekening gebrachte bedragen niet in verhouding staan tot de voor klager verrichte werkzaamheden. Klager wijst er op dat in totaal ruim € 65.000,= is gedeclareerd, waarbij ook de tijd die verweerders besteed hebben aan het reageren op klachten van klager is doorberekend. Ook de aanwezigheid van verweerder sub 1 bij het pleidooi van 27 april 2012 is volledig doorbelast, terwijl hij inhoudelijk geen werk heeft verricht;

b. de door hen verrichte werkzaamheden niet van voldoende kwaliteit zijn geweest. Ter onderbouwing wijst klager er op dat indien dit wel het geval geweest was het hof het eerdere vonnis van de rechtbank niet vrijwel volledig vernietigd zou hebben. Verweerders hebben onvoldoende voortvarend gereageerd toen de wederpartij trachtte gelden te innen door het indienen van een faillissementsaanvrage jegens klager en diens directeur in privé. Verweerders hebben tevens verzuimd klager tijdig een concept cassatiedagvaarding toe te sturen en hebben bovendien de schadestaatprocedure onnodig vertraagd. Verweerders hebben voorts fouten gemaakt bij de aanpak van het dossier dat betrekking had op het betalen van de declaraties van een voormalige advocaat van klager.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerders hebben veel werkzaamheden verricht in het omvangrijke en complexe dossier van klager. Er is veelvuldig met klager gecommuniceerd, waarbij tevens is afgesproken om eens in de twee weken met klager te lunchen om de communicatie tussen de betrokkenen te stroomlijnen. Verweerders hebben met klager afgesproken dat beiden bij het pleidooi aanwezig zouden zijn. Verweerders wijzen op de brief van 16 februari 2012 aan klager waarin dit vermeld staat. De hoogte van de aan klager gestuurde declaraties is nooit betwist. Er zijn betalingsregelingen met klager getroffen voor de openstaande declaraties.

4.2 Klager heeft niet eerder bij verweerders klachten geuit over de kwaliteit van de dienstverlening. Verweerders hebben de zaak D. B.V. in een laat stadium overgenomen en in overleg besloten tot een kort pleidooi. Het feit dat het arrest van het hof negatief is uitgevallen, wil niet zeggen dat verweerders onder de maat hebben gepresteerd. Verweerders hebben klager er herhaaldelijk op gewezen dat hij diende te voldoen aan de proceskostenveroordeling en geadviseerd om een regeling te treffen teneinde faillissement te voorkomen. Verweerder sub 2 heeft getracht in overleg met de wederpartij tot een regeling te komen. Op 11 oktober 2012 hebben verweerders met klager nog uitgebreid over de strategie gesproken en klager geadviseerd niet de faillissementszitting af te wachten. Verweerders hebben na het gesprek van 11 oktober 2012 een concept cassatiedagvaarding opgesteld. Deze was vrijwel gereed toen klager alle opdrachten introk. De cassatietermijn was bovendien nog niet verstreken. De uiterste datum om cassatie in te kunnen stellen was 25 december 2012. Dat de schadestaatprocedure langer op zich heeft laten wachten, is niet te wijten aan verweerders. Klager heeft zelf niet voortvarend gereageerd en wilde nog een derde raadplegen. Wat de declaraties aan de voormalige advocaat betreft betwisten verweerders dat het zou gaan om een bedrag van € 7.400,=. Het betrof een bedrag van € 4.900,= dat in rekening is gebracht. Verweerders hebben klager geadviseerd om in overleg te treden met deze advocaat omdat klager zijn bezwaren tegen de declaraties niet kon substantiëren.

 

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 In het algemeen behoren declaratiegeschillen niet tot de bevoegdheid van de tuchtrechter. Dit is slechts anders indien blijkt van excessief declareren. Klager heeft niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat er sprake is van excessief declareren. De raad heeft ook overigens niet kunnen vaststellen dat sprake is geweest van excessief declareren. Dit te minder nu klager tijdens de behandeling ter zitting de tussen verweerders en klager gemaakte, mondelinge afspraken, onder meer over het bijwonen van het pleidooi door verweerder sub 1 heeft erkend, alsmede nu gebleken is dat er op korte termijn een begrotingsprocedure wordt gestart.

5.2 Nu van excessief declareren niet gebleken is, is dit klachtonderdeel ongegrond. 

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.3 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

5.4 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient er door de advocaat op gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en wat het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.

5.5 Op basis van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting kan de raad niet vaststellen dat verweerders in de kwaliteit van hun dienstverlening tegenover klager tekort geschoten zijn. Gelet op de correspondentie tussen verweerders en klager rondom de schadestaatprocedure, is niet gebleken dat het pas in september 2012 gestart zijn van deze procedure te wijten is aan gebrekkige dienstverlening van de zijde van verweerders. Dat verweerders onnodige, danwel onredelijke, vertraging hebben veroorzaakt bij het opstellen van een concept van een cassatiedagvaarding is evenmin vast komen te staan.

5.6 Met betrekking tot de andere door klager genoemde zaken heeft de raad evenmin kunnen vaststellen dat verweerders niet voldaan hebben aan de voor hen geldende professionele standaard.

5.7 Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

6 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT, Breda.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl