Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-07-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:180
Zaaknummer
02/13
Inhoudsindicatie
In beginsel mag een advocaat af gaan op de mededelingen van zijn cliënt, maar in familiezaken, dient hij uiterst terughoudend te zijn indien de gestelde feiten niet onomstotelijk vast staan. Zeker bij beschuldigingen van seksueel misbruik van kinderen mogen advocaten geen lichtvaardige uitlatingen doen. De belangen van anderen dienen gerespecteerd te worden. Verweerder heeft zich onnodig grievend over klager uitgelaten en de grenzen van zijn vrijheid om te bepalen hoe hij de belangen van zijn cliënt meende te moeten behartigen, te ver overschreden.
Uitspraak
Beslissing van 4 juli 2014
in de zaak 02/13
naar aanleiding van de klacht van:
de heer [ ]
klager
tegen:
mr. [ ]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 7 januari 2013 met kenmerk 012/013 KG005, door de raad ontvangen op 9 januari 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 mei 2014 in aanwezigheid van mr. S. namens klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klagers dochter is verwikkeld in een geschil met de vader van haar twee minderjarige kinderen. De vader wordt in dat geschil bijgestaan door verweerder. In een brief van 20 augustus 2012 heeft verweerder namens zijn cliënt aan de advocaat van klagers dochter onder meer geschreven: ”..haar pedofiele vader…”. Vervolgens heeft verweerder een dagvaarding opgesteld waarin onder meer wordt gesteld: …”daar de vader van de vrouw een pedofiel is….”. In een pleitnota die verweerder hanteerde tijdens een kort geding op 3 september 2012 wordt melding gemaakt van “pedofiele neigingen” en “pedofiele geaardheid” in relatie tot klager.
2.3 Bij brief van 17 september 2012 met bijlagen heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich heeft uitgelaten zoals hiervoor onder de feiten is verwoord. Hij heeft daarbij gehandeld in strijd met de Gedragsregels 1, 10, 30 en 31.
3.2 Klager meent dat bij de ernstige beschuldigingen die door verweerder zijn geuit onvoldoende terughoudendheid is betracht. Verweerder had niet zomaar mogen afgaan op de mededelingen van zijn cliënt en zijn familie. Er is door verweerder onvoldoende onderzoek gedaan of de mededelingen van zijn cliënt juist waren. Hij heeft bovendien onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klager. Verweerder heeft zich onnodig grievend uitgelaten.
4 VERWEER
4.1 Preliminair voert verweerder aan dat het een klacht van een derde, die geen procespartij is, betreft. Dit dient terughoudend te worden behandeld. De geheimhouding is geschonden in deze familiezaak. Bovendien zijn de door klager genoemde fragmenten uit hun verband gehaald. Voorts is de klacht pas op 17 september 2012 gedaan terwijl de gewraakte uitlatingen voor het eerst op 23 augustus 2012 zijn gedaan. Was de klacht eerder gedaan dan had verweerder zijn stellingen nog kunnen aanpassen.
4.2 Verweerder merkt inhoudelijk op dat de gewraakte uitlatingen het standpunt van zijn cliënt weergeven. Deze werden door drie andere personen bevestigd. Verweerder heeft nog een slag om de arm gehouden door in de pleitnota te schrijven “…door de (mogelijke) pedofiele neigingen van haar vader…”. Verweerder behoefde geen nader onderzoek in te stellen naar de juistheid van de mededelingen van zijn cliënt, omdat deze door derden werden bevestigd. Gedragsregel 10 gaat over informatie aan derden. Daar is hier geen sprake van
5 BEOORDELING
5.1 De raad is van oordeel dat de klacht van klager gegrond is. Verweerder heeft onvoldoende terughoudendheid betracht bij het weergeven van het standpunt van zijn cliënt over de geaardheid van de vader van zijn wederpartij. Deze is daardoor rechtsreeks in zijn belang getroffen, en dus ontvankelijk in zijn klacht. Uit de door verweerder gehanteerde formulering is, anders dan door verweerder is gesteld, niet af te leiden dat verweerder het standpunt van zijn cliënt heeft verwoord. Het is eerder zo dat verweerder het standpunt van zijn cliënt tot het zijne heeft gemaakt.
5.2 In beginsel mag een advocaat af gaan op de mededelingen van zijn cliënt, maar in dit soort aangelegenheden, en zeker in familiezaken, dient hij uiterst terughoudend te zijn indien de gestelde feiten niet onomstotelijk vast staan. Zeker bij beschuldigingen van seksueel misbruik van kinderen mogen advocaten geen lichtvaardige uitlatingen doen. De belangen van anderen dienen gerespecteerd te worden.
Verweerder heeft zich onnodig grievend over klager uitgelaten en de grenzen van zijn vrijheid om te bepalen hoe hij de belangen van zijn cliënt meende te moeten behartigen, te ver overschreden.
6 MAATREGEL
6.1 Gezien de eerder aan verweerder opgelegde maatregelen acht de raad een berisping op zijn plaats.
BESLISSING
De raad van discipline:
Verklaart de klacht gegrond en legt verweerder de maatregel van een berisping op.
Aldus gewezen door mr. F. P. Dresselhuys - Doeleman, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, M.L.C.M. van Kalmthout, W.H. Kesler, G.E.J. Kornet, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl