Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:183

Zaaknummer

L 166 - 2014

Inhoudsindicatie

Op klachten met dezelde inhoud in hetzelfde feiten complex is reeds eerder beslist. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van 11 juli 2014

in de zaak L166-2014

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

 

tegen:

verweerder

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Limburg  van 12 juni 2014 met kenmerk AB14-072 , door de raad ontvangen op 13 juni 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken, alsook van de nagekomen brief van klaagster d.d. 20 juni 2014, door de raad ontvangen op 23 juni 2014.

De raad heeft tevens een brief van klaagster d.d. 26 juni 2014 met bijlagen ontvangen. Nu klaagster echter heeft verzocht om deze stukken niet ter kennis te brengen aan verweerder, kunnen deze stukken geen deel uitmaken van het klachtdossier en worden deze derhalve aan klaagster geretourneerd.  

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

    1.1         Verweerder heeft klaagster van eind 2003 tot april 2005 bijgestaan in haar echtscheidingszaak. Van eind 2005 tot 17 mei 2006 heeft verweerder klaagster vervolgens bijgestaan in een door haar voormalige advocaat, mr. A., tegen haar aanhangig gemaakte gerechtelijke procedure. Op 17 mei 2006 heeft verweerder klaagster bericht dat hij zich diende terug te trekken wegens een vertrouwensbreuk.

1.2         Klaagster is van mening dat zij door toedoen van verweerder schade heeft geleden en heeft verweerder hiervoor aansprakelijk gesteld. Verweerder heeft de herhaalde aansprakelijkstellingen van klaagster doorgeleid naar zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, die aansprakelijkheid steeds heeft afgewezen.

                1.3         Klaagster heeft jegens verweerder diverse klachten ingediend bij de deken in het arrondissement Limburg, welke klachten ook zijn beoordeeld door de raad van discipline en het Hof van Discipline.

 

2.           KLACHT

2.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.        onaanvaardbaar handelt in de afwikkeling van een schadeclaim die hij mondeling heeft aanvaard middels het sluiten van een overeenkomst met de hoogste tuchtrechter bij het Hof van Discipline op 5 oktober 2007;

2.        klaagsters brieven aan haar retour zendt en niet beantwoordt.

                 2.2         Bij nagekomen brief van 20 juni 2014, door de raad ontvangen op 23 juni 2014, derhalve nadat de deken het dossier reeds had doorgestuurd aan de raad, heeft klaagster aangegeven te wensen dat het onderhavige klachtdossier niet meer door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg wordt afgewikkeld, maar door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

 

3.           VERWEER

3.1         Verweerder voelt zich niet geroepen om in te gaan op de beweringen van klaagster, mede gelet op het feit dat de klachtprocedure zich niet leent om schadevergoeding te vorderen. Verweerder heeft klaagsters brief opnieuw aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar doorgeleid, maar verwacht niet dat deze een ander standpunt zal innemen.

 

4.           BEOORDELING

    4.1         Klachtonderdeel 1

                             Klaagster heeft betoogd dat verweerder onaanvaardbaar handelt in de afwikkeling van klaagsters schadeclaim. De voorzitter stelt vast dat op klachten met dezelfde inhoud in hetzelfde feitencomplex reeds is beslist bij beslissingen van de voorzitter d.d. 27 oktober 2008 (M138-2010), 9 december 2009 (M243-2009) en 16 september 2010 (M172-2010). Tegen deze beslissingen heeft klaagster verzet ingesteld. De raad heeft hierover geoordeeld bij beslissingen van respectievelijk 6 april 2009 (M138-2010), 5 juli 2010 (M243-2009) en 9 mei 2011 (M172-2010).

4.2         De voorzitter is dan ook van oordeel dat klachtonderdeel 1 kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat ook in tuchtrechtelijke procedures als de onderhavige het adagium geldt dat dezelfde klacht niet twee maal ter beslissing kan worden voorgelegd en geen feiten zijn gesteld of gebleken die nopen tot afwijking van dit ne bis in idem-beginsel.

4.3         Klachtonderdeel 2

              Om dezelfde reden moet klaagster kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard in klachtonderdeel 2.  Ook over de hierin verwoorde klacht is inhoudelijk reeds beslist bij beslissing van de voorzitter d.d. 16 september 2010 (M172-2010).  Tegen deze beslissing heeft klaagster verzet ingesteld. De raad heeft hierover geoordeeld bij beslissing d.d. 9 mei 2011 (M172-2010). Dat verweerder nadien kennelijk wederom van klaagster ontvangen post aan haar heeft geretourneerd, maakt de klacht niet inhoudelijk anders.  Ook het feitencomplex waarop de klacht betrekking heeft, is hetzelfde. Voorts zijn geen feiten gesteld of gebleken die nopen tot afwijking van bedoeld ne bis in idem-beginsel. 

4.4         Op grond van het bovenstaande zal de voorzitter de klacht in beide onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

4.5         Klaagsters verzoek, inhoudende dat het onderhavige klachtdossier niet meer door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg wordt afgewikkeld, kan overigens niet worden gehonoreerd, alleen al vanwege het feit dat de deken de instructiefase reeds heeft voltooid en het dossier ter verdere behandeling aan de raad heeft gestuurd.

 

BESLISSING

 

De voorzitter wijst de klacht in beide onderdelen als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gewezen door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mw. mr. T.H.G. van de Langenberg, als griffier op 11 juli 2014

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 juli 2014

 

per aangetekende post verzonden aan:

-         klaagster

-         verweerder

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.  Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.          Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.           Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.