Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-05-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:174
Zaaknummer
R. 4377/13.304
Inhoudsindicatie
Klachten betreffende optreden van verweerder als bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling van klagers. Klachten over communicatie, informatie, onterechte beschuldigingen, onjuiste informatie aan de rechter. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 21 november 2013, door de raad ontvangen op 22 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 17 december 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 18 december 2013 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 27 december 2013, door de raad per fax op die datum ontvangen, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 april 2014 in aanwezigheid van klagers, vergezeld van hun gemachtigde mr.L, alsmede verweerder, vergezeld van mr. F.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Mr.L. en mr. F. hebben ieder een pleitnota overgelegd.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klagers zijn bij vonnis van 17 oktober 2011 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant toegelaten tot de schuldsaneringsregeling ingevolge de Wet schuldsanering natuurlijke personen, hierna “WSNP”.
2.3 Verweerder is daarbij door de rechtbank benoemd tot bewindvoerder.
2.4 De schuldsaneringsregeling is bij vonnis van 6 mei 2013 door de rechtbank Zeeland-West-Brabant tussentijds beëindigd.
2.5 Deze beslissing is na door klager ingesteld appel op 19 juli 2013 door het gerechtshof bekrachtigd. Tegen de beslissing van het gerechtshof is cassatie ingesteld. Het cassatieberoep is afgewezen
2.6 De klacht tegen verweerder is namens klagers bij brief van 4 september 2013 ingediend.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klagers klagen meer in het bijzonder over het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling die op hen van toepassing is verklaard. Zij beklagen zich erover dat verweerder hen heeft bejegend op een wijze die een advocaat onwaardig is. Meer in het bijzonder verwijten zij verweerder dat hij:
a. geen behoorlijk intakegesprek heeft gehouden, zonder enig excuus uren te laat kwam op de eerste afspraak en de te geven informatie heeft “afgeraffeld”. Voorts is verweerder toen onverwachts vertrokken, omdat hij zijn kinderen van school moest halen of iets dergelijks, klagers in volstrekte verwarring achterlatend. Daarna hebben klagers verweerder niet meer gezien of gehoord, anders dan bij de rechter. Communicatie met klager is door verweerder daarna stelselmatig via een medewerkster van zijn kantoor gevoerd. Telefonisch was verweerder niet voor klagers bereikbaar, op vragen reageerde hij niet of nauwelijks;
b. de privacy van klagers bij herhaling heeft geschonden doordat verweerder blijkbaar gebruik maakt van, en betrokken is bij, kantoor L. De goede naam van klagers is door verweerder te grabbel gegooid. Klagers zijn van mening dat een derde geen kennis hoeft te nemen van hun malheur;
c. klagers ervan heeft beschuldigd informatie en stukken te hebben achtergehouden. Dat was onwaar, klagers voelen zich in hun integriteit zonder noodzaak aangetast. Excuses voor vaststaande ergerlijke fouten zijn er nooit geweest;
d. bij herhaling berekeningen heeft gemaakt die getuigen van op zijn minst verregaande slordigheid. Klagers zijn daar ernstig door benadeeld omdat het ging over zogenaamde tekorten in boedelafdrachten en wat dies meer zij;
e. klagers heeft beschuldigd van verdonkeremanen van enkele auto’s. In werkelijkheid was daar geen sprake van. Klagers hebben opening van zaken gegeven. Verweerder heeft de zaak zwaar overtrokken aan de rechter gepresenteerd.
f. klagers ervan heeft beschuldigd niet te voldoen aan hun sollicitatieverplichtingen. Die beschuldiging is in strijd met de waarheid (gebleken);
g. bij herhaling heeft geklaagd dat hij geen of onvoldoende afdracht op de boedelrekening heeft ontvangen. Ook die beschuldiging is ongegrond;
h. klagers er ten onrechte van heeft beschuldigd nieuwe schulden te hebben gemaakt. Dat was verweerders mening waar klagers gemotiveerd op hebben gereageerd. Verweerder heeft de beschuldiging wel, stemming makend, bij de rechtbank weggelegd;
i. klagers er ook ten onrechte van heeft beschuldigd een ontvangen belastingteruggave niet te hebben verantwoord;
j. er niet in is geslaagd een concludente berekening te maken van het “vrij te laten bedrag” waardoor de cijfermatige verwarring die hij stichtte alleen maar groter werd;
k. het heeft doen voorkomen dat de schuldenlast van klagers aanmerkelijk hoger was dan zij hadden opgegeven;
l. klagers er ten onrechte van heeft beschuldigd een “schijnconstructie” te hebben opgezet. Verweerder heeft dat nooit waargemaakt, maar –opnieuw- de rechter het voorgehouden in het kader van zijn verzoek klagers uit de Wsnp te zetten;
Ten slotte verwijten klagers verweerder dat hij geen blijk heeft gegeven van respectvol handelen jegens klagers. Verweerder zou zich ondeskundig en slordig van zijn taak als bewindvoerder hebben gekweten.
3.3 In het verzet hebben klagers hun bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klagers zijn van mening dat de voorzitter nauwelijks aandacht heeft geschonken aan hun klachten en voelen zich door de voorzitter met een kluitje in het riet gestuurd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de voorzitter. In het verzet zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die nopen tot een ander oordeel dan het oordeel van de voorzitter. De raad voegt daaraan toe dat ook in het verzet het verwijt dat verweerder voor klagers niet bereikbaar was of niet reageerde op vragen van klagers niet aannemelijk is geworden.
De raad verenigt zich met de beoordeling van de onderdelen van de klacht door de voorzitter en maakt die tot de zijne.
Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.A. van Keulen, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 mei 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 28 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.