Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:316

Zaaknummer

ZWB 68 - 2014

Inhoudsindicatie

Door tijdens een verhoor bij de rechter-commissaris tegen klager in zijn hoedanigheid van getuige “sukkel” te zeggen, heeft verweerder zich onnodig grievend uitgelaten. Dat de gewraakte uitlating moet worden gezien in de context van een indringende heftige discussie en het moeizame verloop van het verhoor neemt niet weg dat verweerder zich ongepast over klager heeft uitgelaten.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; enkele waarschuwing

Uitspraak

Beslissing van 15 december 2014

in de zaak ZWB 68-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

     

     klager

 

 

                      tegen:

 

                     

                    

                      

 

                      Verweerder

 

                     

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 19 maart 2014 met kenmerk 103-10, door de raad ontvangen op 20 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 november 2014 in aanwezigheid van klager, alsmede verweerder en diens gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     het klachtdossier;

 

 

2          FEITEN

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Verweerder heeft op 25 november 2009, tijdens een verhoor van klager als getuige in een strafzaak bij de rechter-commissaris, tijdens een indringende en heftige discussie  tegen klager gezegd: “sukkel”. Klager trad daarbij op als getuige in zijn hoedanigheid van financieel rechercheur/politieambtenaar. Klager heeft  strafrechtelijk aangifte gedaan van belediging van een ambtenaar in functie. Na een klachtprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering is klager strafrechtelijk vervolgd en op 19 november 2013 door de rechtbank Zeeland-West Brabant veroordeeld wegens eenvoudige belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Tevens heeft klager op 11 mei 2010 tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het toenmalige arrondissement Breda.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

 

verweerder klager bij gelegenheid van een verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris in strafzaken op 24 november 2009 respectloos, denigrerend, kwetsend en beledigend heeft bejegend. Meer in het bijzonder bestond de belediging uit het aanmerken van klager als “sukkel”.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder erkent dat hij het woord “sukkel” in de mond heeft genomen maar dit was een verzuchting, ingegeven door frustratie over het gedrag van klager tijdens het verhoor en niet een mededeling of uitlating jegens klager.

 

5          BEOORDELING

5.1      Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Het tuchtrecht dient niet ter beknotting van die vrijheid. Die vrijheid is echter niet absoluut, doch vindt onder meer beperking hierin, dat de advocaat zich in of buiten rechte niet hetzij schriftelijk hetzij mondeling onnodig grievend mag uitlaten. Deze beperking van de vrijheid van de advocaat strekt niet alleen ter bescherming van de wederpartij die zich gegriefd zou kunnen voelen door bepaalde uitlatingen, maar is in onze democratische samenleving dringend noodzakelijk in het belang van een behoorlijke rechtsbedeling, waarin de advocaat binnen en buiten het hem toegekende procesmonopolie een wezenlijke rol vervult. De raad zal de klacht beoordelen met inachtneming van dit uitgangspunt.

5.2      Bovengenoemd uitgangspunt vereist dat ook in conflicten waarbij de emoties hoog oplaaien op waardige wijze en op zakelijke toon wordt gedebatteerd. Verweerder heeft zich tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris, naar het oordeel van de raad onnodig grievend uitgelaten over klager. De stelling van verweerder dat de gewraakte uitlating moet worden gezien in de context van een indringende, heftige discussie en het moeizame verloop van het verhoor, ook gelet op het verloop van daaraan voorafgaande verhoren, kan niet wegnemen dat de wijze waarop hij zich heeft uitgelaten ongepast is voor een advocaat. Verweerder had zijn irritaties over de wijze waarop klager de vragen beantwoordde afstandelijker en zakelijker kunnen en behoren te formuleren. De klacht zal derhalve gegrond worden verklaard.

 

6          MAATREGEL

6.1     De raad acht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden. De raad houdt daarbij rekening met het feit dat verweerder ter zake ook strafrechtelijk is veroordeeld en niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd heeft gekregen.

 

7        BESLISSING

7.1     De raad van discipline verklaart de klacht gegrond en legt op de maatregel van enkele waarschuwing.

 

 

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman , voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J.Sol en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

              A.M.T.A. Verhagen                                                     M.I.J. Hegeman

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2014

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager;

-        verweerder.

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-

       Brabant;

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder;

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager;

-        de deken van de orde van advocaten in het Arrondissement Zeeland-West-       Brabant.   

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl