Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:218

Zaaknummer

14-035A + 14-036A

Inhoudsindicatie

Klaagster verwijt verweerster onder meer dat deze zonder haar toestemming een procedure heeft ingetrokken. Uit het klachtdossier blijkt dat de zoon van klaagster namens haar toestemming heeft gegeven om de procedure in te trekken. Bovendien was het intrekken van de procedure de enige juiste werkwijze. De klacht is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 19 augustus 2014

in de zaken 14-035A en 14-036A

naar aanleiding van de klachten van:

mevrouw

klaagster

tegen:

1) mr.

advocaat te Amsterdam    

verweerder

2) mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 11 februari 2014 met kenmerk 4013-0833, door de raad ontvangen op 13 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klachten ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klachten zijn behandeld ter zitting van de raad van 24 juni 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de onder 1.1 vermelde brief;

- de stukken vermeld op de daarbij gevoegde inventarislijst;

- de fax van klaagster van 23 juni 2014 met bijlagen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klachten wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerders hebben klaagster op toevoegingsbasis bijgestaan in een aantal kwesties.

2.3 Op 14 november 2012 heeft verweerster een brief gezonden aan de gemeente Aalsmeer/Uithoorn naar aanleiding van een uitspraak van 2 november 2012. In deze brief heeft verweerster de gemeente verzocht zo spoedig mogelijk en met inachtneming van de overwegingen van de bestuursrechter een nieuwe beslissing te nemen.

2.4 Ter zitting van 18 januari 2013 bij de Centrale Raad van Beroep is afgesproken dat de SVB bij de gemeente een bruto-netto overzicht van de aan klaagster in de periode in geding uitgekeerde Wwb-bedragen zal opvragen en een bruto-netto overzicht van de Anw-bedragen zal maken. Per brief van de SVB van 19 februari 2013 zijn deze aan verweerder verstrekt.

2.5 Op 9 april 2013 heeft verweerster aan de zoon van klaagster een email gezonden. Daarin heeft verweerster het volgende geschreven:

“Geachte heer [zoon],

Hierbij doe ik u toekomen de scan van de uitspraak van 2009 met betrekking tot het halfwezenpensioen. Aangezien er reeds een uitspraak is geweest en de termijn van hoger beroep is verlopen, zijn wij genoodzaakt de zaak die gepland staat op de 16e april 2013 in te trekken. Hiermee voorkomen wij dat uw moeder zal worden veroordeeld voor de proceskosten aangezien wij niet ontvankelijk zijn.

Met betrekking tot de zaak aangaande de kinderbijslag zij wij ook genoodzaakt deze in te trekken aangezien de SVB reeds een herziening heeft gedaan en geoordeeld heeft dat uw moeder recht heeft op kinderbijslag. Er is geen procesbelang om de zitting door te laten gaan aangezien er reeds is bereikt wat wij middels het beroep wilde bereiken. Ook hier geldt dat door intrekking er voorkomen wordt dat uw moeder voor de proceskosten zal moeten opdraaien.

Ik verneem graag of uw moeder akkoord gaat met de intrekkingen. [..]

Met vriendelijke groet,

[verweerster]”

2.6 Op 11 april 2013 heeft verweerster nog een email aan de zoon van klaagster gezonden. Daarin is het volgende opgenomen:

“Geachte heer [zoon],

Ik heb vandaag met uw moeder telefonisch contact gehad. Ik heb nogmaals aangegeven dat omdat er al een vonnis is van 2009, waar de rechtbank heeft beslist dat [E] geen recht heeft op het halfwezenpensioen, het beroep dat op dinsdag 16 april staat gepland niet door kan gaan. Om te voorkomen dat uw moeder voor de proceskosten zal worden veroordeeld aangezien er niet opnieuw naar de zaak gekeken kan worden, heb ik uw moeder gevraagd toestemming te geven om de zaak in te trekken. Uw moeder heeft een kopie van het vonnis mee gekregen gisteren.

Uw moeder heeft wel al aangegeven akkoord te gaan met het intrekken van het beroep met betrekking op het recht op kinderbijslag aangezien de svb u het recht hierop reeds heeft gegeven.

De rechtbank heeft verzocht als de beroepen voor de kinderbijslag en het halfwezenpensioen ingetrokken gaan worden dan willen zij dit spoedig weten.

Kunt u mij via mail bevestigen dat de beroepen voor kinderbijslag en het halfwezenpensioen ingetrokken kunnen worden. Dat kan ik de rechtbank ook op de hoogte stellen hiervan.

Met vriendelijke groet,

[verweerster]”

2.7 In antwoord op die email heeft de zoon van klaagster bij email van 12 april het volgende, voor zover relevant, bericht:

“Geachte [verweerster],

Zoals ik u al eerder op de week hierover heb gesproken, zou ik het nog met mijn moeder erover hebben. Uit dat gesprek is naar voren gekomen dat ze de zaken tijdelijk wilt stopzetten en er even over beraden wat ermee te gaan doen.

Wat betreft het intrekken van de zitting inzake ‘ Kinderbijslag,’ had ik u al aangegeven dat deze al bij voorbaat ingetrokken mocht worden omdat het SVB tot een positief oordeel is gekomen na de bezwaarprocedure. Op dit moment is alleen nog de verzilvering van dit bedrag met terugwerkende kracht nog niet aan de orde gekomen, omdat het SVB geheel ONTERECHT deze heeft verrekend met een zogenaamde uitstaande schuld dat zou zijn opgebouwd in de tijd dat mijn moeder Tegemoetkoming voor gehandicapten (TOG) in dezelfde tijd bij het uitblijven van uitbetalingen van de Kinderbijslag (AKW). Daarbij is nog ook de vraag of SVB niet bezig is met het rondpompen van gelden die mijn moeder toekomt in het belang van het onderhouden en opvoeden van [E]. Bovendien zou ik u willen vragen om te onderzoeken naar mogelijke ‘ herlevings’ mogelijkheden van de TOG. SVB is behoorlijk kort door de bocht geweest door de toekenning van het AKW in februari, niet gelijk te stellen met het toekennen van de TOG, die alovrens de opschorting ook werd uitbetaald.

Van mij krijgt u de toestemming om beide zittingen te annuleren in afwachting van wat ik en mijn moeder erover hebben beraden.

In afwachting op uw spoedige antwoord verblijf ik.

Mvg,

[zoon klaagster]”

2.8 Bij brief van 13 juni 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerders.

2.9 Op 7 november 2013 hebben verweerders namens klaagster gereageerd op een brief van het SVB van 19 februari 2013.

3 KLACHT

De klacht jegens verweerder (14-035A)

3.1 De klacht jegens verweerder houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) geen actie heeft ondernomen ten gevolge waarvan klaagster “al twee en een half jaar op haar geld wacht”;

b) nooit in staat is geweest de zaken van klaagster naar behoren te behartigen en de zaken van klaagster niet heeft afgewikkeld;

c) “toevoegingen heeft opgemaakt” waardoor klaagster niet meer wordt geholpen;

d) voor dezelfde zaken meerdere toevoegingen heeft aangevraagd;

e) nooit tijd voor klaagster heeft gehad.

De klacht jegens verweerster (13-036A)

3.2 De klacht jegens verweerster houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) nooit in staat is geweest de zaken van klaagster naar behoren te behartigen en de zaken van klaagster niet heeft afgewikkeld;

b)  “toevoegingen heeft opgemaakt” waardoor klaagster niet meer wordt geholpen;

c) voor dezelfde zaken meerdere toevoegingen heeft aangevraagd;

d) nooit tijd voor klaagster heeft gehad;

e) zonder toestemming van klaagster een procedure heeft ingetrokken.

 

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen. Bovendien is een advocaat gehouden de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen.

De klacht tegen verweerder (14-035A)

4.2 De klachtonderdelen jegens verweerder lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Op grond van het klachtdossier en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen, kan de raad niet vaststellen of, en zo ja in welk opzicht dan, verweerder zijn zorgplicht als advocaat jegens klaagster niet in acht heeft genomen. Klaagster heeft een aantal algemene klachten geuit jegens verweerder, maar heeft nagelaten ook maar enigszins concreet te maken waaruit het tuchtrechtelijk verwijtbare handelen van verweerder jegens klaagster zou bestaan. Ook overigens heeft de raad uit de feiten niet kunnen afleiden dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is mitsdien in al haar onderdelen ongegrond.

De klacht tegen verweerster (14-036A)

4.3 De klachtonderdelen jegens verweerster overlappen voor een groot deel de klachtonderdelen jegens verweerder. De beoordeling van de klachtonderdelen jegens verweerster is in zoverre ook hetzelfde. De raad heeft uit de feiten ook overigens niet kunnen afleiden dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Het enige klachtonderdeel dat enkel tegen verweerster is gericht, namelijk het zonder toestemming van klaagster intrekken van een procedure namelijk, verdient wel afzonderlijke behandeling omdat dit door klaagster concreet is geduid en onderbouwd. Uit de emailwisseling van 9, 11 en 12 april 2013 blijkt dat verweerster expliciet met de zoon van klaagster heeft gecommuniceerd over het intrekken van de procedure(s). Uit die emailwisseling volgt ook dat er tussentijds telefonisch contact is geweest tussen klaagster en verweerster en dat de zoon van klaagster over de inhoud van de emails overleg heeft gehad met klaagster. De zoon van klaagster heeft in de email van 12 april 2013 toestemming gegeven om de beide zittingen te annuleren. Klaagster heeft niet weersproken dat verweerster doorgaans met de zoon en niet met klaagster zelf communiceerde omdat klaagster de Nederlandse taal niet voldoende beheerste. Het intrekken van de procedure met betrekking tot het halfwezenpensioen was volgens de raad ook de enige juiste werkwijze gelet op de uitspraak van 2009 waarin dezelfde vraag reeds door de rechtbank was beantwoord. Op deze wijze werd voorkomen dat klaagster onnodige proceskosten moest maken. Hetzelfde geldt voor de procedure om de kinderbijslag, nu in herziening geoordeeld was dat klaagster recht op kinderbijslag had. De klacht is mitsdien in al haar onderdelen ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachten jegens verweerders in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, B. Roodveldt, B.J. Sol en M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 augustus 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 augustus 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl