Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:132

Zaaknummer

OB 132 - 2014

Inhoudsindicatie

Gerechtvaardigd dat procedure betreffende het huurgenot werd aangespannen namens feitelijk bewoonster van de gehuurde woing. Of de ene partij al dan niet in aanmekering komt voor gefinancierde rechtsbijstand., gaat de andere partij niet aan.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond/ ged. kennelijk niet-ontvankelijk

Uitspraak

Beslissing van 26 mei 2014

in de zaak OB 132-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klaagster

 

gemachtigde:

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant van 5 mei 2014 met kenmerk 48/14/042K , door de raad ontvangen op 6 mei 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klaagster had een huurovereenkomst gesloten met de heer en mevrouw X. De betreffende woning werd feitelijk bewoond door de cliënte van verweerder, verder te noemen Y. De sleutelovereenkomst was op naam gesteld van Y.

1.2         Klaagster en Y zijn verwikkeld geraakt in een geschil omtrent het huurgenot van de door Y bewoonde woning (niet-functionerende internet/CAI-aansluiting). Y had een kort geding tegen klaagster aangespannen, welk kort geding door Y is ingetrokken, nadat de huurovereenkomst door haar was opgezegd en de woning door haar was verlaten.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.        verweerder namens Y een kort geding tegen klaagster heeft aangespannen, terwijl niet Y maar de heer en mevrouw  X als eisende partij hadden dienen op te treden;

2.        verweerder door de procedure namens Y aanhangig te maken, heeft geprobeerd op basis van gefinancierde rechtsbijstand te procederen, terwijl de heer en mevrouw X kapitaalkrachtig genoeg waren om een advocaat te betalen. 

 

3.           VERWEER    

Primair:

3.1         Klaagster dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht, aangezien zij geen redelijk belang heeft bij haar klacht, nu de juridische kosten die een wederpartij al dan niet moet maken niet als een eigen belang van klaagster kunnen worden gekwalificeerd.

Subsidiair:

3.2         De klacht is op onjuiste gronden gebaseerd. Y was feitelijk huurster en dus belanghebbende. Klaagster heeft nimmer te kennen gegeven Y niet als huurster te accepteren. Zij deed dit pas op het moment dat duidelijk werd dat Y op basis van een toevoeging procedeerde.

3.3         Aan Y is terecht een toevoeging verleend. Klaagster probeert ten onrechte de indruk te wekken dat Y onbevoegd onderhuurster was. Het is voor klaagster altijd duidelijk geweest dat Y de feitelijk huurster was. De heer en mevrouw X stonden alleen ter financiële zekerheid als huurders in de huurovereenkomst vermeld. Y was feitelijk huurster en belanghebbende. Aan haar is in het geschil met klaagster derhalve terecht een toevoeging verleend.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Verweerder stelt dat de klacht als niet-ontvankelijk dient te worden afgewezen in verband met het ontbreken van een eigen belang van klaagster.  Ten aanzien van het eerste onderdeel van de klacht volgt de voorzitter verweerder hierin niet. Indien een procedure door een onjuiste partij aanhangig wordt gemaakt kan de wederpartij in zijn belang worden getroffen. Een onjuist aangebracht procedure kan immers nodeloze kosten voor de wederpartij met zich meebrengen. Het beroep op niet-ontvankelijkheid slaagt ten aanzien van het eerste onderdeel van de klacht niet.

4.3         Partijen verschillen van mening wie in het kort geding als eisende partij had behoren op te treden. Vast staat dat Y feitelijk bewoonster van de gehuurde woning was. Dat klaagster hiertegen geen bezwaar had blijkt uit de omstandigheid dat de sleutelovereenkomst door klaagster op naam van Y was gesteld en dat er onderlinge correspondentie tussen (een medewerker van) klaagster en Y plaatsvond. Het was dan ook alleszins gerechtvaardigd dat verweerder het kort geding betreffende het huurgenot van Y namens Y heeft aangespannen.

Nu niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder ter zake te maken valt, zal de voorzitter het eerste onderdeel van de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.

4.4         Wat betreft het tweede onderdeel van de klacht overweegt de voorzitter als volgt. Of de ene partij al dan niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand gaat de  andere partij niet aan. Niet valt in te zien in welk belang klaagster getroffen kan worden door de wijze waarop de rechtsbijstand van haar wederpartij wordt gefinancierd. De voorzitter zal het tweede onderdeel van de klacht wegens het ontbreken van een eigen belang van klaagster bij dit onderdeel als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

             

BESLISSING

 

De voorzitter:

wijst onderdeel 1 van de klacht als kennelijk ongegrond af.

wijst onderdeel 2 van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 26 mei 2014.

 

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 mei 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

 

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.