Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:370
Zaaknummer
14-70
Inhoudsindicatie
Verwijt dat verweerder geen telefonische tolk heeft ingeschakeld toen hij klaagster in het kader van Salduz bezocht op het politiebureau is ongegrond omdat het verweerder bekend was dat klaagster nog diezelfde dag zou worden heengezonden, hetgeen ook is gebeurd. Verweerder heeft klaagster voldoende geïnformeerd op het politiebureau en ook over de financiële consequenties van de door haar aan hem verleende opdracht en haar correct geïnformeerd over het door hem ingestelde verzet tegen de strafbeschikking.
Uitspraak
Beslissing van 8 december 2014
in de zaak 14-70
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 7 mei 2014 met kenmerk K 13/150, door de raad ontvangen op 8 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 oktober 2014 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door haar echtgenoot die als gemachtigde optreedt, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de brief van 7 mei 2014 van de deken en van de bij deze brief gevoegde stukken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Op 4 juni 2013 is klaagster aangehouden omdat zij verdacht werd van winkeldiefstal. Verweerder heeft klaagster op die dag bezocht op het politiebureau in het kader van consultatiebijstand conform Salduz. Klaagster is niet in verzekering gesteld. Zij is nog dezelfde dag met een strafbeschikking heengezonden.
2.3 Op 5 juni 2013 heeft een gesprek bij verweerder op kantoor plaatsgevonden waarbij verweerder, klaagster, haar echtgenoot en hun dochter aanwezig waren.
2.4 Per e-mail d.d. 6 juni 2013 heeft de dochter van klaagster aan verweerder bericht dat de rechtsbijstandsverzekering van haar ouders geen dekking biedt voor deze zaak. Voorts vraagt zij in dit e-mailbericht aan verweerder verzet in te stellen alsmede een opgave van de exacte kosten zodat haar ouders daar op voorbereid zijn.
2.5 Op 10 en 13 juni 2013 heeft er telefonisch contact plaatsgevonden tussen de dochter van klaagster en verweerder.
2.6 Per e-mail d.d. 10 juni 2013 heeft de dochter het verhaal van klaagster, dat in een bijlage stond, aan verweerder doen toekomen. Voorts bericht zij verweerder in dit e-mailbericht dat klaagster graag een concept van het door hem aan te tekenen verzet ontvangt voordat hij dit opstuurt aan het Openbaar Ministerie.
2.7 Per e-mail d.d. 13 juni 2013 heeft verweerder klaagster en haar echtgenoot op de hoogte gesteld van het door hem op die dag aangetekende verzet en een afschrift van zijn verzetschrift bijgevoegd. Voorts bericht hij klaagster dat zij, gezien het inkomen van haar echtgenoot, niet in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand en dat hij graag voor de reeds verrichte en alsnog te verrichten werkzaamheden een voorschotbetaling zal ontvangen van € 740,- exclusief btw, € 895,40 inclusief btw op de door hem genoemde bankrekening van zijn kantoor. Dit e-mailbericht alsook zijn latere e-mailberichten aan klaagster heeft verweerder naar het e-mailadres van de dochter van klaagster gestuurd.
2.8 Op 15 juni 2013 heeft klaagster verweerder per e-mail laten weten dat zij zich tot een andere advocaat wendt. Deze advocaat heeft -nadat zij tot tweemaal toe tevergeefs bij het Openbaar Ministerie had nagevraagd of de brief waarbij verweerder verzet had aangetekend was binnengekomen - bij brief van 17 juni 2013 nogmaals verzet aangetekend tegen de strafbeschikking van 4 juni 2013.
2.9 Per e-mail d.d. 17 juni 2013 heeft verweerder klaagster bericht dat met zijn werkzaamheden bestaande uit een gesprek van een uur bij hem op kantoor, het lezen van stukken, het bestuderen van het dossier en jurisprudentie en het voeren van overleg met de dochter van klaagster alsmede het instellen van verzet, 2 uur en 8 minuten zijn gemoeid, en dat hem derhalve € 388,50 plus € 81,59 btw is samen € 470,09 toekomt.
2.10 Per e-mail d.d. 18 juni 2013 heeft de dochter van klaagster om een specificatie van de door verweerder in rekening gebrachte werkzaamheden verzocht en gevraagd wat dossierstudie en het bestuderen van jurisprudentie inhoudt.
2.11 Bij brief van 18 juni 2013 heeft de officier van justitie schriftelijk aan verweerder bevestigd dat hij op 13 juni 2013 verzet heeft ingesteld tegen de strafbeschikking.
2.12 Per e-mail d.d. woensdag 19 juni 2013 heeft verweerder aan klaagster bericht dat zij een bespreking bij hem op kantoor hebben gevoerd die 60 minuten heeft geduurd, dat hij 12 minuten heeft besteed aan studie en 30 minuten aan jurisprudentie / documentatie branchevereniging, 6 minuten aan intern overleg en 20 minuten aan het instellen van verzet en dat zij per omgaande, uiterlijk vrijdag a.s. om 17.00 uur € 470,09 aan hem dient te betalen.
2.13 Per e-mail d.d. 20 juni 2013 heeft klaagster verweerder verzocht zijn factuur per post aan haar toe te sturen. Nog dezelfde dag heeft verweerder zijn factuur schriftelijk aan klaagster doen toekomen.
2.14 Per e-mail d.d. 21 juni 2013 heeft klaagster verweerder bericht dat blijkens zijn algemene voorwaarden een betalingstermijn van 14 dagen geldt en dat het daarom merkwaardig is dat hij haar verzoekt om op 21 juni 2013 te betalen waarna verweerder klaagster op diezelfde dag per e-mail bericht dat hij haar geheel onverplicht in de gelegenheid stelt uiterlijk op 5 juli 2013 voor 12 uur te betalen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a. toen hij klaagster bezocht op het politiebureau, onvoldoende heeft gecommuniceerd met haar en hij geen tolk heeft ingeschakeld.
b. klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de financiële consequenties van het verstrekken van de opdracht aan verweerder.
c. onvoldoende voortvarend is opgetreden en hij klaagster niet correct heeft geïnformeerd over het aantekenen van verzet, althans over de datum waarop hij verzet had aangetekend.
d. zich in onheuse bewoordingen heeft uitgelaten jegens de dochter van klaagster waarna klaagster genoodzaakt was zich tot een andere advocaat te wenden
e. pas na aandringen en niet correct heeft gedeclareerd.
Stellingen van klaagster ter onderbouwing van haar klacht, voor zover niet al onder de feiten opgenomen.
3.2 Klaagster beheerst de Nederlandse taal niet of nauwelijks in woord en geschrift.
3.3 Toen verweerder op het politiebureau kwam om klaagster te bezoeken heeft hij niet gecommuniceerd met haar. Evenmin heeft hij haar geadviseerd. Op het politiebureau bestaat de mogelijkheid gebruik te maken van de diensten van een telefonische tolk hetgeen verweerder niet heeft gedaan. Hij heeft volstaan met het afgeven van zijn visitekaartje met de boodschap dat haar nageslacht contact met hem op moest nemen.
3.4 Per e-mail d.d. 13 juni 2013 heeft verweerder om betaling van een voorschot verzocht zonder klaagster te berichten wat zijn uurtarief was en welke voorwaarden hij hanteerde.
3.5 Tijdens het telefoongesprek dat de dochter van klaagster op 13 juni 2013 met verweerder heeft gevoerd, heeft verweerder zijn hart gelucht over zijn hoge werkdruk. Toen de dochter reageerde dat zij daarvoor begrip heeft maar dat de termijn voor het instellen van verzet dreigde te verstrijken reageerde verweerder met de opmerking dat zij een meisje van 18 jaar is en dat hij haar brutaal en onbeschoft vond. Haar dochter voelde zich aangevallen tijdens het telefoongesprek.
3.6 Vrijwel direct nadat klaagster zich genoodzaakt zag over te stappen naar een andere advocaat heeft klaagster per mail bericht van verweerder ontvangen waaruit blijkt welk bedrag zij aan verweerder diende te betalen en binnen welke termijn zij moest betalen. Met tegenzin heeft verweerder vervolgens gehoor gegeven aan het verzoek zijn factuur schriftelijk met een urenspecificatie aan klaagster te doen toekomen.
3.7 Op het verzoek om een kopie van het verzetschrift per post aan klaagster toe te sturen heeft verweerder nooit gereageerd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft klaagster bezocht op het politiebureau en de kwestie met haar besproken. De zaak was duidelijk voor hem en hij heeft klaagster geadviseerd haar verklaring bij de politie af te leggen.
4.2 De strafbeschikking, die door de politie aan klaagster is uitgereikt, heeft hij op 6 juni 2013 van klaagster ontvangen en hij heeft met de vereiste spoed en voorrang op 13 juni 2013 verzet ingesteld.
4.3 De dochter van klaagster vond het kennelijk nodig hem telefonisch mee te delen dat hij zijn verantwoordelijkheid als advocaat moest nemen. Hij heeft haar uitgelegd hoe het werkt en dat zij en haar ouders zich geen zorgen hoeven te maken. Ook heeft hij meegedeeld dat haar moeder werd verdacht van een misdrijf. Zijn duidelijke taal werd kennelijk niet gewaardeerd.
4.4 Nadat hij op 15 juni 2013 bericht had ontvangen dat klaagster zich tot een andere advocaat had gewend is er met de nodige vertraging betaald.
5 BEOORDELING
Ten aanzien van klachtonderdeel a:
5.1 Vast staat dat verweerder klaagster heeft bezocht op 4 juni 2013 op het politiebureau. Dat verweerder in het geheel niet met klaagster heeft gecommuniceerd toen hij haar op het politiebureau bezocht en/of dat klaagster helemaal niets heeft begrepen van hetgeen verweerder haar heeft meegedeeld acht de raad niet aannemelijk omdat ter zitting is gebleken dat klaagster wel een beetje Nederlands verstaat. Hoewel verweerder er beter aan had gedaan gebruik te maken van een telefonische tolk tijdens zijn gesprek met klaagster acht de raad het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat hij op het politiebureau slechts in beperkte mate heeft gecommuniceerd met klaagster omdat het verweerder op het moment dat hij met klaagster sprak bekend was dat klaagster nog diezelfde dag zou worden heengezonden, hetgeen ook is gebeurd. Klachtonderdeel a is ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdelen b en e:
5.2 Voor het bezoeken van klaagster op het politiebureau heeft verweerder van overheidswege een vergoeding ontvangen. De aan klaagster verleende rechtsbijstand op betalende basis is daarom op 5 juni 2013 aangevangen. Nadat op 6 juni 2013 duidelijk was geworden dat de rechtsbijstandsverzekering van klaagster geen dekking bood voor de kosten van rechtsbijstand heeft verweerder per e-mail d.d. 13 juni 2013 klaagster bericht dat zij niet in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand en dat hij graag een voorschot zal ontvangen ad € 895,40 inclusief btw.
5.3 Nadat klaagster verweerder op 15 juni 2013 heeft laten weten dat zij zich tot een andere advocaat wendt, heeft verweerder klaagster per e-mail op 17 juni 2013 laten weten waaruit zijn werkzaamheden hebben bestaan en dat zijn werkzaamheden 2 uur en 8 minuten in beslag hebben genomen en heeft hij haar € 470,09 inclusief btw in rekening gebracht. Per e-mail d.d. 19 juni 2013 heeft verweerder vervolgens gespecificeerd opgegeven hoeveel tijd hij waaraan heeft besteed.
5.4 Hoewel het opgeven van een uurtarief bij de aanvang van de werkzaamheden in de advocatuur gebruikelijk is, is de raad van oordeel dat het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat verweerder dat in het onderhavige geval niet heeft gedaan. Verweerder heeft klaagster voldoende geïnformeerd en ook voldoende tijdig geïnformeerd over de financiële consequenties van de door haar verstrekte opdracht en hij heeft correct gehandeld door direct te reageren op vragen aangaande zijn declaratie. Mede omdat klaagster zich inmiddels tot een andere advocaat had gewend acht de raad ook de termijn waarbinnen verweerder klaagster heeft verzocht te betalen niet klachtwaardig. Klachtonderdeel b en e zijn ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel c:
5.5 Dat verweerder niet voldoende voortvarend is opgetreden heeft klaagster niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd en is de raad ook overigens niet gebleken.
5.6 Bij zijn e-mailbericht d.d. 13 juni 2013 heeft verweerder een afschrift van het door hem ingediende verzetschrift gevoegd en klaagster heeft in de correspondentie met de deken erkend dat het haar bekend was dat op 13 juni 2013 verzet is aangetekend. Aldus staat vast dat verweerder klaagster correct heeft geïnformeerd over het door hem aangetekende verzet.
5.7 Onduidelijkheid over het aangetekende verzet is uitsluitend ontstaan doordat de advocaat, die verweerder is opgevolgd, heeft geïnformeerd naar het door verweerder ingediende verzet en toen heeft vernomen dat het door verweerder ingediende verzetschrift niet was ontvangen. Blijkens de door verweerder overgelegde ontvangstbevestiging was de door de opvolgend advocaat verkregen informatie onjuist. Verweerder valt in dezen geen verwijt te maken. Klachtonderdeel c is ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel d:
5.8 Klaagster heeft ter onderbouwing van dit onderdeel van haar klacht aangevoerd dat verweerder tegen haar dochter heeft gezegd dat zij brutaal en onbeschoft is. Niet vast is komen te staan dat verweerder zich daadwerkelijk in deze of daarmee te vergelijken bewoordingen heeft geuit jegens de dochter. Daarom is het verwijt dat verweerder zich in onheuse bewoordingen heeft uitgelaten jegens de dochter van klaagster niet komen vast te staan. Ook klachtonderdeel d is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
Alle onderdelen van de klacht zijn ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter,
mrs. A.D.G. Bakker, R.J.A. Dil, I.P.A. van Heijst en K.F. Leenhouts, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 december 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten