Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-02-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:22
Zaaknummer
ZWB 181 - 2013
Inhoudsindicatie
Voor zover klaagster zich niet kon verenigen met de door verweerder namens zijn cliënt ingebrachte standpunten, lag het op haar weg deze in rechte te betwisten en haar standpunten met bewijs onderbouwd ter beoordeling aan de civiele rechter voor te leggen. Hierin is voor de tuchtrechter geen taak weggelegd.
Namens klaagster is verklaard dat zij op zich geen bezwaar had tegen de inhoud van de brieven en dat zij er geen nadeel van heeft ondervonden, aangezien zij alles heeft kunnen weerleggen, maar dat het haar ging om de houding van verweerder en door verweerder is voldoende aannemelijk gemaakt dat het belang van de cliënte van verweerder vorderde dat duidelijk werd dat bepaalde afspraken waren gemaakt. Overleggen van confraternele omstandigheden onder deze omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Klacht ongegrondInhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 3 februari 2014
in de zaak ZWB 181-2013
naar aanleiding van de klacht van:
A.
klaagster
gemachtigde:
B.
tegen:
C.
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 3 juni 2011 m et kenmerk K12-165, door de raad ontvangen op 4 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 december 2013 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken d.d. 3 juni 2013, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder trad op als advocaat van de wederpartij van klaagster in een civiel geschil tussen zijn cliënte en klaagster. Verweerder heeft namens zijn cliënte op 19 maart 2009 een conclusie van antwoord tevens van eis in reconventie genomen. De gemachtigde van klaagster heeft op 25 mei 2009 namens klaagster een conclusie van antwoord in reconventie genomen.
2.2 Op 13 maart 2009 heeft de advocaat van klaagster desgevraagd aan verweerder bericht geen toestemming te verlenen voor het inbrengen van confraternele correspondentie. Verweerder heeft vervolgens op 13 juli 2009 advies gevraagd aan de deken. De deken heeft bij brief d.d. 21 juli 2009 bericht de beslissing over het al dan niet inbrengen van de confraternele correspondentie te laten bij verweerder. Verweerder heeft vervolgens de confraternele correspondentie ingediend.
2.3 De gemachtigde van klaagster heeft zich bij brief d.d. 20 september 2012 beklaagd over het optreden van verweerder.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder systematisch feiten heeft ontkend, een verklaring van zijn cliënte heeft weersproken, leugenachtige beweringen heeft gedaan, suggesties en verdraaiingen heeft toegepast en aldus aan klaagster een schade van € 25.000 heeft toegebracht;
2. verweerder tweemaal valse bewijsstukken (aankoopbonnen) heeft overgelegd;
3. verweerder zonder toestemming van de advocaat van klaagster confraternele correspondentie heeft overgelegd;
4. verweerder bij schikkingsonderhandelingen klager en de rechter heeft misleid door te zeggen dat zijn cliënte een bedrag ad € 5.000 op een Antilliaanse bankrekening had.
4 VERWEER
4.1 Het eerste en tweede klachtonderdeel zien op feiten en omstandigheden van het civiele proces. Partijen mogen elkaars stellingen weerspreken, waarna het aan de rechter is voorbehouden om de door partijen ingenomen standpunten en de door hen overgelegde stukken te beoordelen. De tuchtrechter komt deze bevoegdheid niet toe.
4.2 Verweerder heeft zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij, maar wel na daartoe het advies van de deken te hebben ingewonnen, confraternele correspondentie in het geding gebracht, aangezien het belang van zijn cliënte het overleggen van de correspondentie bepaaldelijk vorderde.
4.3 Verweerder betwist klaagster te hebben misleid bij de schikkingsonderhandelingen op 10 december 2009. Het gevoel van misleiding is gebaseerd op uitlatingen van de cliënte van verweerder.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënte te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Een advocaat dient zich voorts te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn.
De raad zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.
5.2 De klachtonderdelen 1, 2 en 4 hebben betrekking op de door partijen ingenomen stellingen en standpunten gedurende de civiele procedure tussen klaagster en de cliënte van verweerder en schikkingsonderhandelingen. Door klaagster is onvoldoende gesubstantieerd en met concrete feiten onderbouwd dat verweerder informatie aan de rechter heeft verstrekt waarvan hij wist dan wel behoorde te weten dat deze onjuist was, noch dat hij de rechter dan wel cliënte heeft misleid. Het moge zo zijn dat klaagster zich niet kon verenigen met de door verweerder namens zijn cliënte ingenomen standpunten, maar dit betekent niet dat verweerder hierdoor de grens van hetgeen hem tegenover de wederpartij van zijn cliënte vrijstond heeft overschreden. Voor zover klaagster zich niet kon verenigen met de door verweerder namens zijn cliënte ingebrachte standpunten, lag het op haar weg deze in rechte te betwisten en haar standpunten met bewijs onderbouwd ter beoordeling aan de civiele rechter voor te leggen. Hierin is voor de tuchtrechter geen taak weggelegd.
5.3 Vast staat dat verweerder correspondentie met de voorgaande advocaat van klaagster in het geding heeft gebracht. De voorgaande advocaat van klaagster heeft zich hierover niet beklaagd. De gemachtigde van klaagster heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel ter zitting naar voren gebracht dat het klaagster gaat om de attitude van verweerder in een reeks van klachten. De gemachtigde van klaagster verklaarde desgevraagd dat klaagster op zich geen bezwaar had tegen de inhoud van de brieven en dat zij er geen nadeel van heeft ondervonden, aangezien zij alles hebben kunnen weerleggen. Verweerder heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat het belang van zijn cliënte vorderde dat duidelijk werd dat bepaalde afspraken waren gemaakt.
5.4 De raad is van oordeel dat op grond van al hetgeen onder 5.3 is overwogen, verweerder ter zake van de overlegging van de confraternele correspondentie geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Klachtonderdeel 3 zal daarom eveneens ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door : mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2014 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 februari 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door
- klaagster
- de deken van de orde van advocaten te Zeeland West-Brabant
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl