Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:161

Zaaknummer

R.4421/14.7

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft niet voldaan aan één van de op hem als advocaat rustende elementaire verplichtingen door geen kantooropgave CCV te doen. Tevens heeft verweerder door enige tijd geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering te hebben afgesloten en door niet voldaan te hebben aan de Verordening op de Vakbekwaamheid niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Inhoudsindicatie

De Raad legt de maatregel op van voorwaardelijke schorsing, mede aangezien verweerder reeds eerder voor eenzelfde soort nalaten een maatregel opgelegd is en dit niet tot gevolg heeft gehad dat verweerder daarna voldaan heeft aan de op hem rustende verplichting om opgave te doen in het kader van de CCV.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 7 januari 2014 met kenmerk R 2014/08, door de raad ontvangen op 8 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de ambtshalve klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 april 2014 in aanwezigheid van de deken en de gemachtigde van verweerder, mr. R.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Bij brief van 4 juni 2013 van de zijde van de deken is verweerder verzocht om alsnog de kantooropgave in het kader van de Centrale Controle Verordeningen 2012 (CCV) te doen.

2.2 Bij brief van 13 augustus 2013 heeft de deken verweerder verzocht om uiterlijk 27 augustus 2013 de kantooropgave te verzorgen.

2.3 Bij brief van 6 september 2013 heeft de raad van toezicht verweerder erop gewezen dat hij wederom niet voldaan heeft aan de Verordening op de Vakbekwaamheid en dat het dossier werd overgedragen aan de deken.

2.4 Bij brief van 5 november 2013 heeft de deken verweerder erop gewezen dat hij geen kantooropgave heeft verzorgd in het kader van de CCV 2012 en dat verweerder ten aanzien van de individuele opgave over 2013 niet in het bezit was van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering en niet voldeed aan de opleidingsverplichtingen. De deken heeft verweerder verzocht om een reactie en meegedeeld dat hij een ambtshalve klacht zou indienen.

2.5 Bij brief van 8 november 2013 heeft verweerder de deken meegedeeld dat diens constateringen juist waren. Tevens heeft verweerder bewijs van het weer verzekerd zijn overgelegd, alsmede een certificaat betreffende het volgen van een patroonscursus en een overzicht van nog te volgen cursussen.

2.6 Bij brief van 30 mei 2013 heeft de deken verweerder meegedeeld dat de hoofdelijke omslag 2013, en het laatste kwartaal 2012, niet betaald is.

2.7 Bij e-mailbericht van 19 juni 2013 is verweerder door de deken gerappelleerd om de hoofdelijke omslag 2013 en het laatste kwartaal 2012 te voldoen.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 De deken verwijt verweerder dat hij ernstig tekortschiet in de verplichtingen, die het beroep van advocaat met zich meebrengen, door na te laten kantooropgave te doen in het kader van de CCV 2012, terwijl de CCV 2011 niet is ingevuld, alsmede dat verweerder niet verzekerd is geweest terzake van beroepsaansprakelijkheid en in 2012 niet de benodigde opleidingspunten heeft behaald.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder erkent dat hij niet voldaan heeft aan de op hem rustende verplichting om een kantooropgave in het kader van de CCV 2012 te doen, alsmede dat hij niet verzekerd is geweest tegen beroepsaansprakelijkheid en niet de benodigde opleidingspunten behaald heeft in 2012. Ten aanzien van de opleidingspunten wijst verweerder erop dat hij in 2013 getracht heeft zoveel mogelijk opleidingspunten te halen en dat hij een boek geschreven heeft, waarvoor punten aan hem dienen te worden toegekend. De beroepsaansprakelijkheidsverzekering is inmiddels geregeld.

 

5 BEOORDELING

5.1 Tot één van de elementaire verplichtingen van een advocaat behoort het jaarlijks invullen van de CCV, als kantoor, alsmede als individuele advocaat. Als door hem erkend staat vast dat verweerder, ondanks aanmaningen, geen kantooropgave CCV 2012 heeft gedaan. Dientengevolge heeft verweerder niet voldaan aan één van de op hem rustende elementaire verplichtingen.

5.2 Voorts heeft verweerder de Verordening op de Beroepsaansprakelijkheid geschonden door enige tijd geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering te hebben afgesloten. De advocaat die een dergelijke verplichte verzekering niet heeft afgesloten roept een situatie in het leven met voor rechtzoekenden ernstige risico’s. Het niet naleven van deze verordening wordt verweerder dan ook zwaar aangerekend.

5.3 Verder staat vast dat verweerder niet voldaan heeft aan verordening op de Vakbekwaamheid. Deze verordening ziet op de ontwikkeling van de kennis en kunde van de advocaat en bevordert tevens dat deze ook voor de buitenwereld op peil blijft. Het niet voldoen aan de eisen van bedoelde verordening is tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.4 Verweerder heeft derhalve niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de gegrond bevonden klacht, alsmede het feit dat verweerder reeds eerder voor eenzelfde soort nalaten een maatregel opgelegd is en dit niet tot gevolg heeft gehad dat verweerder daarna voldaan heeft aan de op hem rustende verplichting om opgave te doen in het kader van de CCV, zal de raad verweerder de maatregel opleggen van een schorsing in de praktijkuitoefening. De raad zal nog volstaan met een voorwaardelijke schorsing, zodat verweerder nog één maal in de gelegenheid wordt gesteld om te laten zien dat hij zich kan conformeren aan de elementaire verplichtingen, die aan het beroep van advocaat kleven en die noodzakelijk zijn voor het in stand houden van het vertrouwen in de advocatuur en ter bescherming van de cliënten.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand;

- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht oordelen op grond dat verweerder zich binnen de hierna te vermelden proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging;

- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2014.

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder;

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam;

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT, Breda.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl