Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:303

Zaaknummer

OB 33 - 2014

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht wel laat en niet direct bij de juiste instantie ingediend, maar niet zodanig laat dat dit tot niet-ontvankelijkheid dient te leiden.

Inhoudsindicatie

Gedragingen van een advocaat-stagiaire kunnen de betreffende patroon tuchtrechtelijk niet worden aangerekend. Een advocaat-stagiaire is een beëdigd advocaat en in die hoedanigheid bevoegd de advocatenpraktijk zelfstandig uit te oefenen. Een beëdigd advocaat is tuchtrechtelijk te alle tijde zelf verantwoordelijk voor zijn of haar eigen handelen of nalaten. De omstandigheid dat die advocaat zich in een stageperiode bevindt doet daaraan niets af.

Inhoudsindicatie

Verzet gegrond, klacht ongegrond

Uitspraak

 

Beslissing van 1 december 2014

in de zaak OB 33-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 februari 2014 op de klacht van:

 

 

   

 

    klager

 

    tegen:

 

   

 

   verweerster

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 13 februari 2014 met kenmerk 48/13/189K , door de raad ontvangen op 14 februari 2014 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 26 februari 2014 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 3 maart 2014 is verzonden aan klager.

1.3      Bij brief van 11 maart 2014 door de raad ontvangen op 11 maart 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 oktober 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-                 de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                 het verzetschrift van klager d.d.11 maart 2014, met bijlagen;

-                 de brief van klager dd. 29 augustus 2014, met bijlagen. .

 

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

2.2      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

         verweerster heeft nagelaten om tijdig, te weten uiterlijk op 25 februari       2010, een beroepschrift tegen de vaststelling van een bestemmingsplan         in te     dienen.

 

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat;

         de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat klager pas na drie en een            half jaar over het optreden van verweerster heeft geklaagd.

 

4          BEOORDELING

4.1      Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat klager de volgende brieven heeft geschreven:

-                  brief dd. 7 december 2011 aan de Orde van Advocaten te Arnhem,                             welke brief niet is beantwoord;

-                  brief dd. 5 oktober 2012 aan de Nationale Ombudsman, met bijlagen;

-          brief dd. 4 december 2012 aan de adjunct-secretaris van de Orde van     Advocaten in het arrondissement Gelderland.

 

4.2      De Nationale Ombudsman heeft de brief van klager dd. 5 oktober 2012, met bijlagen doorgezonden aan het bureau van de Orde van Advocaten in het (voormalige) arrondissement ’s-Hertogenbosch, waarna het dossier bij brief dd. 22 november 2012 weer is doorgezonden aan het bureau van de Orde van Advocaten in het (voormalige) arrondissement Arnhem. Klager heeft vervolgens bij brief dd. 4 december 2012 aan het bureau van de Orde van Advocaten in het (voormalige) arrondissement Arnhem te kennen gegeven dat zijn klacht betrekking had op verweerster. De adjunct-secretaris van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland heeft bij brief dd. 27 februari 2013 de ontvangst op 21 februari 2013 van de brief dd. 4 december 2013 bevestigd. Op 24 oktober 2013 heeft klager zijn klacht opnieuw ingediend bij de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland. Omdat verweerster inmiddels als advocaat in het arrondissement Oost-Brabant stond ingeschreven is de klacht behandeld door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

4.3      Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht volgt dat klager zich al in 2011, zij het niet direct bij de juiste instantie, heeft willen beklagen over het optreden van verweerster, en dat hij in ieder geval in zijn brief dd. 4 december 2012 aan de adjunct-secretaris van de Orde van Advocaten in het (voormalige) arrondissement Arnhem heeft bericht een klacht in te willen dienen tegen verweerster. Voorts is gebleken dat verweerster naar aanleiding van het telefoongesprek met klager in maart 2010 de zaak heeft gemeld bij haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Verweerster was er derhalve van op de hoogte dat klager zich niet kon vinden in de gang van zaken.

 

4.4      De raad is, rekening houdende met bovenvoormelde omstandigheden, van oordeel dat klager zijn klacht weliswaar laat -en niet direct bij de juiste instantie- heeft ingediend, maar niet zodanig laat dat dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid. De raad zal daarom het verzet gegrond en klager ontvankelijk in zijn klacht verklaren.

 

4.5      De klacht heeft betrekking op het laten verstrijken van een beroepstermijn door mr. X. Klager stelt dat verweerster verantwoordelijk dient te worden gehouden voor de door mr. X gemaakte beroepsfout. De voorzitter van de raad heeft klager in haar beslissing dd. 26 februari 2014 terecht voorgehouden dat een advocaat tuchtrechtelijk enkel zijn eigen handelen of nalaten kan worden aangerekend. Gedragingen van het personeel van een advocaat kunnen een advocaat tuchtrechtelijk worden aangerekend. Ten aanzien van de gedragingen van een advocaat-stagiaire ligt dit anders. Een advocaat-stagiaire is een beëdigd advocaat en in die hoedanigheid bevoegd de advocatenpraktijk zelfstandig uit te oefenen. Een beëdigd advocaat is tuchtrechtelijk te allen tijde zelf verantwoordelijk voor zijn of haar eigen handelen of nalaten. De omstandigheid dat die advocaat zich in een stageperiode bevindt doet daaraan niets af. Gedragingen van een advocaat-stagiaire kunnen de betreffende patroon tuchtrechtelijk niet worden aangerekend.

 

4.6      Nu de klacht geen betrekking heeft op eigen gedragingen van verweerster kan de klacht niet tot gegrondverklaring leiden.

 

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet gegrond;

verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht;

verklaart de klacht ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W. H.N.C. van Beek, Th. Kremers, A.A. Freriks en R.G.A.M. Theunissen , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier , en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2014 .

 

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 december 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerster

 

en per email aan:

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-     klager

-     verweerster

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.        Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda  

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl