Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-01-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:7
Zaaknummer
ZWB 387 - 2013
Inhoudsindicatie
Klaagster heeft geen belang bij klacht over de declaratie nu deze niet door haar is voldaan.
Inhoudsindicatie
Niet gebleken dat verweerder zich onvoldoende heeft ingespannen om de invrijheidstelling van klaagster te bewerkstelligen.
Inhoudsindicatie
Klacht ged. kennelijk niet ontvankelijk en ged. kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 16 januari 2014
in de zaak ZWB 387-2013
naar aanleiding van de klacht van:
A.
klager
tegen:
B.
verweerder
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant van 18 december 2013 met kenmerk K 13-052a , door de raad ontvangen op 23 december 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 Klaagster is bij verstekvonnis van de politierechter dd. 12 augustus 2008 veroordeeld tot 60 uren taakstraf, wegens het opzettelijk niet verstrekken van informatie aan haar uitkeringsverstrekker, terwijl deze informatie van belang was voor haar uitkering. Op 31 augustus 2008 is voormeld vonnis aan klaagster betekend. De appeltermijn verstreek op 15 september 2008. Klaagster heeft per e-mail aan de rechtbank hoger beroep ingesteld, maar het beroepschrift/de email heeft het Openbaar Ministerie niet bereikt.
1.2 Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat voormeld vonnis op 15 september 2008 onherroepelijk is geworden. De door klaagster niet verrichte werkstraf werd omgezet in vervangende hechtenis. Het Openbaar Ministerie is in maart 2012 overgegaan tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. De ouders van klaagster hebben zich toen tot het kantoor van verweerder gewend met het verzoek de invrijheidsstelling van klaagster te bewerkstelligen. De ouders van klaagster hebben aan het kantoor van verweerder een voorschot ad €1.487, - betaald.
1.3 Verweerder heeft vervolgens namens klaagster drie verzoeken tot invrijheidsstelling bij het Openbaar Ministerie ingediend. Verweerder heeft zich namens klaagster op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding door klaagster bij het instellen van het appel beroepen. De behandeling van (de ontvankelijkheid van) het appel stond in april 2012 op de rol van het gerechtshof. Toen de ouders van klaagster op 14 maart 2012 aan verweerder een e-mail overlegde waaruit bleek dat klaagster had bedoeld tijdig appel in te stellen, is klaagster onmiddellijk in vrijheid gesteld.
1.4 Het door klaagster ingestelde hoger beroep is door het gerechtshof alsnog in behandeling genomen. In de appelprocedure is klaagster door een kantoorgenoot van verweerder bijgestaan.
2. KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. aan klaagster werkzaamheden in rekening zijn gebracht, terwijl deze onder een in de hoger beroepsprocedure verleende toevoeging dienden te vallen;
2. verweerder niet direct naar de juiste informatie heeft gevraagd, waardoor klaagster onnodig lang in hechtenis is gehouden en waardoor verweerder onnodige kosten heeft gemaakt.
3. VERWEER
3.1 De door verweerder verrichte -ongebruikelijke- executiewerkzaamheden vielen niet onder de reikwijdte van een mogelijke toevoeging. Hiervoor kon geen zelfstandige toevoeging worden aangevraagd en er was op dat moment geen sprake van een bestaande toevoeging waaronder deze hadden kunnen vallen. Tussen het kantoor van verweerder en de ouders is afgesproken dat deze werkzaamheden betalend zouden worden verricht. Ter zake is een voorschotbedrag ad € 1.487,50 overeengekomen. De voorschotnota is aan de ouders van klaagster toegezonden en is door hen betaald.
3.2 Verweerder heeft al het mogelijke gedaan om de invrijheidstelling van klaagster te doen bewerkstelligen. Het was bij het Openbaar Ministerie niet bekend dat klaagster binnen de appeltermijn hoger beroep had ingesteld. De ouders van klaagster hebben pas op 14 maart 2012 een e-mailbericht aan verweerder overgelegd, waaruit bleek dat klaagster had bedoeld om hoger beroep in te stellen. Daarna is klaagster direct in vrijheid gesteld. Verweerder valt niets te verwijten.
4. BEOORDELING
4.1 Het eerste onderdeel van de klacht heeft betrekking op de door verweerder aan de ouders van klaagster toegezonden en door hen betaalde voorschotdeclaratie. Vast staat dat de ouders van klaagster de voorschotdeclaratie op 3 maart 2012 hebben voldaan. Nu niet is gebleken dat klaagster hierdoor in haar belang is getroffen, komt klaagster ter zake geen klachtrecht toe. H et klachtrecht is immers enkel in het leven geroepen voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is of kan worden. Hiervan is in deze geen sprake, op grond waarvan de voorzitter het eerste onderdeel van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk zal afwijzen.
4.2 Uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat verweerder bij herhaling middels gemotiveerde correspondentie heeft getracht de officier van justitie ervan te overtuigen dat er gegronde redenen waren om klaagster in vrijheid te stellen. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt voorts dat verweerder blijkens het e-mailbericht van de vader van klaagster dd. 14 maart 2012 pas op dat moment op de hoogte was van het door klaagster aan de rechtbank toegezonden e-mailbericht waarmee zij had bedoeld hoger beroep in te stellen. Verweerder heeft zich hiermee bij brief dd. 15 maart 2012 opnieuw tot het Openbaar Ministerie gewend, waarna klaagster in vrijheid is gesteld. Nu niet valt in te zien, welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder ter zake te maken valt, zal de voorzitter het tweede onderdeel van de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.
BESLISSING
De voorzitter:
wijst het eerste onderdeel van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af;
wijst het tweede onderdeel van de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 16 januari 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 20 januari 2014
per aangetekende en per gewone post verzonden aan:
- klaagster
per gewone post verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-
Brabant.
Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 3115, 4800 DC Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.